Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 330]
[p. 330]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

XCV Bruylofts-Dicht
Ter eeren Daniel Vorstens Ende Cornelia Michiels

 
T'is Musen u bekendt, datmen sich niet kan ghevenGa naar voetnoot1
 
Tot Dicht of Rymery, ten sy men vvort ghedreven
 
Van eenigh God of Geest, die's menschen hart en breynGa naar voetnoot3
 
Optrecken van de snoo en aardsche dinghen kleyn,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Tot hooger stoffen groots: Want anders is't verkeertheyt,Ga naar voetnoot5
 
Hoe vvel gevvoont en lust, met hulpe van geleertheyt,Ga naar voetnoot6
 
Somtyts verrichten yet dat helder staet en bromt,Ga naar voetnoot7
 
Soo ist de beste kunst die van den Hemel komt.Ga naar voetnoot8
 
Daarom, roep ick u aan, ô Dochters alle Negen!Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die tot u vvoonplaats hebt den dubbel-top gekregen,Ga naar voetnoot10
 
Bevveeght Apollo selfs, dat hy bestiert myn handt,Ga naar voetnoot11
 
En reynicht myn vernuft van't lompe onverstantGa naar voetnoot12
 
Op dat ic mach met kracht, en klaarheyt, schoon beschryven,
 
De dinghen die ick vvensch in heugenis te blyven
15[regelnummer]
Van eeuw tot eeuwicheyt. Want ick en kan niet soecken,
 
De ouwde zielen uyt de aal versturven boecken,Ga naar voetnoot16
[pagina 331]
[p. 331]
 
Als de geleerde doen, dus komt my leeck te baat,Ga naar voetnoot17
 
Die toch niet liever schrijft dan dat hy selfs verstaat.Ga naar voetnoot18
 
Genade, ach wat kracht slaet in myn svvacke ooghen!
20[regelnummer]
Ick kan de blinckentheyt des Godtheyts niet ghedoogen;Ga naar voetnoot20
 
Ick sie wat flonckerings van verre, ach het lichtGa naar voetnoot21
 
Dat valt te schichtich op myn sterffelijck gesicht!Ga naar voetnoot22
 
De onverwachte slach des donders, en het blicken,Ga naar voetnoot23
 
Verbasen my gheheel. Wat mach den suffert schricken,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Daar hy de hoochste vvensch der bester nu geniet:Ga naar voetnoot25
 
Dat's dat hy't heylich Choor der Hemel Vorsten siet,Ga naar voetnoot26
 
Die uyt haer selfs beweegt tot goedtheyt en tot deuchden,Ga naar voetnoot27
 
Nu sacken nedervvaerts om hondert duysent vreuchden
 
En vrolijckheden bly te menglen inde Wijn,
30[regelnummer]
Die op de Bruyloft-Feest nu moet genutticht zyn.
 
Ick ben Iupijn, siet op! Mijn schencker komt u schinckenGa naar voetnoot31
 
De soete Nectar, die de Goden sober drincken.Ga naar voetnoot32
 
Dan nu ick selver kom, dat ick doch selden doe,Ga naar voetnoot33
 
So brengh ick u al t'saem de Bruyts gesontheyt toe.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En u Heer-Bruydegom geluck, en vvel te varenGa naar voetnoot35
 
Tot in den ouderdom van u ghevvenschte Iaren,
 
Dit is de Bruyloofts-Gaaf die ick u meen te doen:Ga naar voetnoot37
 
Nu moet ick my om hoogh vve'er naer den Hemel spoen,
 
Ick treck onsichtbaar heen: Mijn Dochter! lief komt nader;Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
En vuldt de plaatse van u eyghen Heer, en Vader.
 
Zalige Ionge-Lien, die niet met vvel-lust blindtGa naar voetnoot41
 
Maer die met Eer en Deucht u Echt met GOD begint.
[pagina 332]
[p. 332]
 
Ick sal u van dees tijdt tot in u stramme grijsheyt
 
Begiften met een gift van onbesproken vvijsheyt,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Onthout dit tot een les, lieft God in u gemoedt,Ga naar voetnoot45
 
En doet u naasten als ghy vvilt datmen u doet,
 
En schuvvt de eerste saak daar on-min mocht uyt rijsen,Ga naar voetnoot47
 
En vvilt malcanderen ionst en vrientschap steets bewijsen;
 
So suldy sien u lust, en alle dingh na vvensch,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
De Zegen van u Godt, en liefde by den mensch.
 
Maer of het Avontuur u qualijc quam te slagen,Ga naar voetnoot51
 
Ic sal de tegenspoet u leeren lijdtsaem dragen:
 
Neemt met ghelijck-gemoedt u Heyl en ongeluc,Ga naar voetnoot53
 
En maticht met bescheyt u blydschap en u druck,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Want alles heeft zyn tydt, en wilt g'u daer na schicken,
 
So sult ghy niet te seer bedroeven noch verquickenGa naar voetnoot56
 
In 't tyttelyc geval, dat doch niet vast en staat,Ga naar voetnoot57
 
Maar dat sich beurts-gewijs bequaam verschuyven laat.Ga naar voetnoot58
 
En soect ghy gantsch getroost in u voorval te wesen?Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
So mooght ghy Senecam zyn brave brieven lesen;Ga naar voetnoot60
 
Daar vindy in van als, so wel van leyt als lust,Ga naar voetnoot61
 
Hy wijst met Reden aan der zielen soetste rust.Ga naar voetnoot62
 
Ick heb voor eerst volseyt, en datter mach gebreken.Ga naar voetnoot63
 
Sal ic u door de Tijdt met wijsheyt inne spreken.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Brandende Bruydegom, vvie waant ghy dat ghy siet,Ga naar voetnoot65
 
Ic ben de Bruylofts-Godt, wel kendy Hymen niet?
 
Dat geeft my al te vreemt: En siedy niet het blakenGa naar voetnoot67
[pagina 333]
[p. 333]
 
Van myne fackel heet? en siedy niet de dakenGa naar voetnoot68
 
Met heugelycke vlam, van glans en gloor vervult,
70[regelnummer]
Hoe stady dus en dut? het is u menscheyts schult,Ga naar voetnoot70
 
Want vleesch noch bloed, noch breyn dat wy niet selfs doen rypen,Ga naar voetnoot71
 
En kan de Godheyt noch zyn vvesen niet begrypen,Ga naar voetnoot72
 
Siet! van myn klaarheyt nu de kamer blinct en blaackt.
 
Waar ick hier niet Vrou Bruyt de vreucht waer niet volmaect,
75[regelnummer]
Ic sal u dese nacht, en al de nachten schencken
 
So veel soetheyts en lusts, als ghy niet kunt bedencken,
 
Dus gae ic na u bedt, waer ic u sal doen spre'enGa naar voetnoot77
 
Lieflijcke Eenicheyt van Lichaem en van Le'en,Ga naar voetnoot78
 
Van onbegryplijc goedt, van anders-ziel te suygen,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Waar van ghy morgen best sult kunnen af getuygen.Ga naar voetnoot80
 
Ic gae, want ginder komt de schoone Venus bly
 
Met haere lieve soon Cupido aan haar zy.Ga naar voetnoot82
 
Lodd'rende Ionge-lien, die met verliefde sinnenGa naar voetnoot83
 
Bemantelt en bemopt u heymelijcke minne,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Staat op eerbiedelijc, en haalt met heusheyt inGa naar voetnoot85
 
De Hemelsche Venus, de moeder vande min,Ga naar voetnoot86
 
Die met haar groote schulp komt door het Ye swieren,Ga naar voetnoot87
 
Om met haar aansien groots de Stacy te vercieren.Ga naar voetnoot88
 
Hoe is de leught dus kouwt, (dat kan ic niet verstaan)Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Dat sy myn te gemoet niet feestelijc en gaan?Ga naar voetnoot90
 
Maar koele Bruydegom! die t'ansjens scheen te brandenGa naar voetnoot91
[pagina 334]
[p. 334]
 
Van ongemeene lust, als ghy soo water-tanden.Ga naar voetnoot92
 
Hoe sydy nu soo traach, nu ghy myn hoocheyt siet,
 
Dat ghy myn niet meer eers noch wellekooms en biet?
95[regelnummer]
Daar ick u heb de Brvyt de lieve Brvyt gegeven;Ga naar voetnoot95
 
En koom u leeren hoe dat ghy met haar sult levenGa naar voetnoot96
 
In alle vriend'lijcheyt, en soetheyt onbesmet,
 
Op't onbesoedelt en gewenschte Bruylofts-bedt.
 
Ay slaat u oogen op, en siet de suyvre kycken,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Siet wat een zedicheyt laat sy op't voorhooft blijcken,
 
Met wat een staticheyt, u waarde sit en pronct,Ga naar voetnoot101
 
En immers is heur borst wel levendich ontfonct.Ga naar voetnoot102
 
O Go'on! wat is't een smart van binnen jonst te dragen,
 
En daar't de schaamt verbiet de noot eens uyt te clagen,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ic hebbet selfs versocht. Strijt vromelijc Vrou-Brvyt,Ga naar voetnoot105
 
O Brvydegom! daar snapt een hartlijc suchjen uyt:Ga naar voetnoot106
 
Ghy hebt geen ongelijc. Vrou-Brvyt nu eens gedroncken,Ga naar voetnoot107
 
Want den benauden is de Wijn nodich geschoncken.Ga naar voetnoot108
 
Die trec heb ic versiert, want brengdyt eensjes om,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Soo mooghdy vry en bly besien u Brvydegom,
 
Die lang ter sluyp vvel sach u zyelincxse loncken,Ga naar voetnoot111
 
So brandend' als myn Smits vierige goude voncken.Ga naar voetnoot112
 
Wel aan, ic gaan voorheen. Maar Daniel peurt vvat aan,Ga naar voetnoot113
 
En bidt Cornelia, myn daadlijc na te gaan,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Want ic vrees, seyd' ic hier de minnelijcke saken,Ga naar voetnoot115
 
Ic sou misschien de Ieught belust of nydich maken,Ga naar voetnoot116
[pagina 335]
[p. 335]
 
Van uvven Echten-stant. Wilt ghy my ionst aan doen,Ga naar voetnoot117
 
Soo geeft uyt Venus naam u Na-gebuur een soen.Ga naar voetnoot118
 
Vaart vvel. Nu is't myn beurt. Ghy brave iongelingen,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Siet myn niet aan voor kints, ic doe geen kintsche dingen,Ga naar voetnoot120
 
Al schijnt dit uyterlijc een kinderlijc gevveer,Ga naar voetnoot121
 
Ic vel hier me de Goon, en stoute Reusen neer,Ga naar voetnoot122
 
De Helden hooch gemoet, de Ridderlijcke borsten,Ga naar voetnoot123
 
Dat vveet den Bruydegom, myn slave Daniel Vorsten,
125[regelnummer]
Die ic heb met een Pyl in't hart gheraect vvel juyst,Ga naar voetnoot125
 
Ic tem, ic breec, ic dvvingh, vvat my komt voor de vuyst.
 
Maar hier koom ic met vreucht my by u neder voegen,
 
Om nu met blyde lust u zieltjens te vernoegen.
 
Ay vriendelijc geslacht! O Venus borgery!Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Myn Nichjes, en myn Neefs van myn Vrou-moeders sy,Ga naar voetnoot130
 
Weest vrolijc en verheught, vvil kussen, stroocken, streelenGa naar voetnoot131
 
En Minne-deuntjens, en lieflijcke Liedjens queelen.
 
Bruydegom en Vrou-Bruyt ghy lieden vvert vervvachtGa naar voetnoot133
 
Selfs vande Bruylofts-Goon, van my, en vande nacht.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Gespeeltjens vvilt doch stracx de Bruyt te bedde leggen.Ga naar voetnoot135
 
Nu Dichter ryst, ic gae: Segt kort dat ghy vvilt seggen.Ga naar voetnoot136
 
Gesegende Tvvee-Een, ic ben so opgenomen,Ga naar voetnoot137
 
Door 't schricken, dat ic niet kan tot vvel-spreken komen,
 
De Goden hebben u, dunct my, genoech geseyt,
140[regelnummer]
Nu schorter anders niet als myn genegentheyt.Ga naar voetnoot140
 
Vaart vvel, vaart Eeuvvig vvel, met al datmen can vvenschen
 
Dat zalich is en nut voor alle goede Menschen,
[pagina 336]
[p. 336]
 
Dat Kornelia van u mach vverden voort gebracht,Ga naar voetnoot143
 
Een soo deughdsaem en groot een heerlijc braef Geslacht
145[regelnummer]
Dat ghy daar mede meught braveren alle Vrouvven,Ga naar voetnoot145
 
Wanneer als sy u doen haer kostelijc tuygh aenschouwen:Ga naar voetnoot146
 
Gelijck de Dochter van de Roomsche Schypio deet.Ga naar voetnoot147
 
Niet hooger voor dees tydt ic u te gunnen vveet;Ga naar voetnoot148
 
Dan dat ghy met een sleep van Vorsten en van HeerenGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Hier op het marrect-veldt mooght comen aan brageeren,Ga naar voetnoot150
 
Met ionge Vorsten hoogh, en godlijck van gemoet,
 
Die niet verbastren, noch veraarden van haar bloet,Ga naar voetnoot152
 
Maar die met Vorsten cunst haar vveten te generenGa naar voetnoot153
 
Haar selfs, en't landt te nut, en GOD en u ter eeren.Ga naar voetnoot154
[tekstkritische noot]XCV
In 1622 blz. 19-25. Geheel in romein; in vs. 1 grote sierletter T; een aantal woorden cursief in de vzn. 11, 26, 31, enz. en klein kapitaal in de vzn. 34, 35, 41, enz. De bruiloft van Daniel Vorstens en Cornelia Michielsd. vond plaats op 16 april 1618; het gedicht en het liedeken zijn ook bewaard gebleven in een aparte gelegenheidsuitgave (unicum KB 's-Gravenhage). In dit gedicht dat geheel het karakter heeft van een tafelspel, zijn de sprekende personen achtereenvolgens: de dichter (vs. 1-24a), Jupiter (vs. 24b-40), Pallas Athene (vs. 41-64), Hymen (65-88), Venus (vs. 89-119a), Cupido (vs. 119b-136a) en de dichter (vs. 136b-154).
30 moet in 1622: moeten - 63 volseyt in 1622: volscheyt - 92 ongemeene in 1622: ongemeende - 99 siet de suyvre in 1622: siet (de suyvre) - 101 u waarde sit in 1622: (u waarde) siet - 119 Vaart wel. in 1622 geen punt.
voetnoot1
sich... gheven Tot: zich wijden aan.
voetnoot3
Van: door.
voetnoot4
snoo: lage.
voetnoot5
groots: verheven; is't verkeertheyt: loopt het op een mislukking uit. Na dit vs. denke men een punt.
voetnoot6
gevvoont: gewenning, oefening; lust: aandrift.
voetnoot7
verrichten: tot stand brengen; staet en bromt: te pronken staat.
voetnoot8
Soo: toch.
voetnoot9
Dochters alle Negen: negen Muzen.
voetnoot10
den dubbel-top: de Parnassus.
voetnoot11
Bevveeght: haal... over, breng... ertoe; Apollo: in de griekse mythologie de god van de kunsten; selfs: zelve.
voetnoot12
onverstant: onbegrip.
voetnoot16
De ouwde zielen: de wijsheid van de auteurs der Oudheid; aal versturven: geheel tot het verleden behorende.
voetnoot17
te baat: te hulp.
voetnoot18
niet: niets; dan dat: dan wat.
voetnoot20
ghedoogen: verdragen.
voetnoot21
wat flonckerings: iets stralends; op dit ogenblik komt Jupiter op.
voetnoot22
schichtich: plotseling.
voetnoot23
blicken: bliksemen.
voetnoot24
Verbasen: overweldigen; Wat mach enz.: hier begint Jupiter te spreken; den suffert: nl. de ontstelde dichter; schricken: doen schrikken.
voetnoot25
Daar: terwijl; der bester: van de besten.
voetnoot26
Choor: gezelschap.
voetnoot27
uyt haer selfs: uit zichzelf; beweegt: bewogen.
voetnoot31
Iupijn: de oppergod in de romeinse mythologie, Jupiter; Mijn schencker: Ganymedes, die blijkbaar in het gevolg van Jupiter is meegekomen.
voetnoot32
Nectar: godendrank; sober: met matigheid.
voetnoot33
Dan: maar; dat ick doch: wat ik maar.
voetnoot34
brengh... toe: breng een dronk uit op.
voetnoot35
vvel te varen: voorspoed.
voetnoot37
meen te doen: wil schenken.
voetnoot39
komt: kom, gebiedende wijs.
voetnoot41
Zalige: gelukkige, of godvruchtige. Hier begint Pallas Athene te spreken.
voetnoot44
onbesproken: onberispelijke.
voetnoot45
lieft: bemin.
voetnoot47
schuvvt de eerste saak daar: pas op dat er nooit iets gebeurt waar.
voetnoot49
lust: verlangen, vreugde.
voetnoot51
of: indien; Avontuur: lot, fortuin; u qualijc... slagen: slecht voor u uitviel.
voetnoot53
ghelijck-gemoedt: gelijkmoedigheid.
voetnoot54
bescheyt: inzicht, oordeel des onderscheids.
voetnoot56
verquicken: blij zijn.
voetnoot57
't tyttelyc geval: het tijdelijke, aardse lot.
voetnoot58
bequaam: gemakkelijk.
voetnoot59
getroost: gelaten, berustend; u voorval: dat wat u overkomt.
voetnoot60
Senecam: de latijnse literator en wijsgeer Lucius Annaeus Seneca (5 v. Chr. - 65 n. Chr.), aanhanger van de stoïsche filosofie; brave: edele, deugdzame.
voetnoot61
van als: van alles, over allerlei onderwerpen.
voetnoot62
met Reden: met redelijke argumenten.
voetnoot63
heb voor eerst volseyt: ben voorlopig uitgesproken.
voetnoot64
door den Tijdt: in verloop van tijd.
voetnoot65
Brandende enz.: bij deze emfatische aanroep begint Hymen te spreken, in de griekse mythologie de god van het huwelijk; waant: denkt.
voetnoot67
geeft my: komt mij voor; En: negatie.
voetnoot68
de daken: aanduiding van het huis, hier waarschijnlijk zelfs van het binnenhuis, de zaal.
voetnoot70
Hoe stady dus en dut: wat sta je daar te suffen; u menscheyts: van het feit dat u mens bent.
voetnoot71
doen rypen: tot volle wasdom brengen.
voetnoot72
zyn wesen: Diens wezen.
voetnoot77
spre'en: spreiden, gereed maken.
voetnoot78
Lieflijcke Eenicheyt: van liefde vervulde eenwording.
voetnoot79
onbegryplijc: ondoorgrondelijk; anders-ziel: elkanders ziel.
voetnoot80
af: van, over; af is eig. overbodig na het voorgaande van.
voetnoot82
Cupido: in de romeinse mythologie de godheid van de liefde, meestal beschouwd als de zoon van Venus.
voetnoot83
Lodd'rende: vriendelijk, verliefd kijkende.
voetnoot84
bemopt: bedekt, verbloemt.
voetnoot85
heusheyt: hoffelijkheid, eerbied.
voetnoot86
Venus: in de romeinse mythologie de godin van de liefde.
voetnoot87
schulp: schelp; Venus werd geacht uit het schuim van de zee te zijn geboren.
voetnoot88
groots: verheven; Stacy: plechtigheid.
voetnoot89
Hoe is enz.: hier begint Venus te spreken; verstaan: begrijpen.
voetnoot90
myn: mij.
voetnoot91
t'ansjens: zo juist.
voetnoot92
als: toen.
voetnoot95
Daar ick u: terwijl ík het toch ben die u.
voetnoot96
sult: behoort te.
voetnoot99
de suyvre: de kuise bruid.
voetnoot101
u waarde: uw dierbare, uw geliefde; sit en pronckt: te pronken zit, nl. onder de bruidskroon.
voetnoot102
immers: toch.
voetnoot104
En daar 't: terwijl.
voetnoot105
Ick hebbet selfs versocht: ik heb dat zelf ervaren; vromelijc: moedig.
voetnoot106
een hartlijc suchjen: een uit het hart komend zuchtje.
voetnoot107
Ghy: nl.de bruid.
voetnoot108
den benauden: voor wie zich benard, beklemd gevoelt; is... nodich: is het nodig dat.
voetnoot109
trec: list, kunstgreep; versiert: verzonnen; brengdyt eensjes om: als ge de beker eens laat rondgaan.
voetnoot111
ter sluyp: tersluiks.
voetnoot112
mijn Smits: van Vulcanus, de god van het vuur, de echtgenoot van Venus.
voetnoot113
voorheen: voor u uit; peurt vvat aan: schiet wat op.
voetnoot114
bidt: verzoek.
voetnoot115
minnelijcke: de liefde betreffende.
voetnoot116
nydich: jaloers.
voetnoot117
Van: op, vanwege; ionst: gunst.
voetnoot118
u Na-gebuur: wie naast u zit.
voetnoot119
Nu is 't myn beurt: hier begint Cupido te spreken; vgl. vs. 82.
voetnoot120
kints: alsof ik een kind ben.
voetnoot121
uyterlijc: om te zien; geweer: wapen, de boog.
voetnoot122
hier me: hiermee; stoute: overmoedige.
voetnoot123
hooch gemoet: edel van inborst; borsten: mannen.
voetnoot125
vvel juyst: heel precies.
voetnoot129
Venus Borgery: diegenen die onder de heerschappij van Venus staan.
voetnoot130
Myn Nichjes, en myn Neefs: mijn bloedverwanten.
voetnoot131
stroocken: liefkozen.
voetnoot133
vvert: wordt.
voetnoot134
Selfs: zelve; behoort bij Goon.
voetnoot135
Gespeeltjens: bruidsmeisjes; stracx: onmiddellijk.
voetnoot136
dat: wat.
voetnoot137
Gesegende enz.: van hier af spreekt opnieuw de dichter; opgenomen: opgetogen, buiten mijzelf.
voetnoot140
schorter: ontbreekt er.
voetnoot143
van u: door u; mach: moge.
voetnoot145
braveren: naar de kroon steken.
voetnoot146
kostelijc tuygh: kostbare sieraden.
voetnoot147
Roomsche: romeinse; Schypio: Scipio's dochter Cornelia was de moeder van de Gracchen.
voetnoot148
Niet hooger: niets verheveners.
voetnoot149
sleep: stoet.
voetnoot150
brageeren: pronken.
voetnoot152
haar bloet: hun afkomst, hun afstamming; dus: die hun afkomst eer aandoen.
voetnoot153
met Vorsten cunst: in vorstelijke stijl; haar... generen: zich gedragen.
voetnoot154
Haar selfs: zich zelf.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken