Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 444]
[p. 444]

CLXIV Geestigh Liedt

I: 524-526

Vroom lied van inkeer, berouw en stervensbereidheid.

Beginregel: Wat dat de wereld is,

Vindplaatsen: Groot Lied-Boeck 1622 III: 6; Liedt-boeck 1644: 44-45; Liedt-boeck 1677: 49; Kalff 1890: 510-512; Knuttel 1929: 314; Van Rijnbach 1944: 281-282.

Omvang: 60 verzen, tien strofen van 6 regels.

Versvorm: overwegend jambisch metrum met drie heffingen; omzettingen in de vzn. 25, 26, 29, 31 en 46.

Rijmschema: a a b c c b.

Melodie: Matter 1979, blz. 204-207.

 

Varianten: Lied-boeck 1644: geen.

 

8 Het geen zoo kunstich was Als Goddelijck geschreven: De tweede strofe is gebouwd op de tegenstelling tussen wat de dichter heeft gelézen en wat hij heeft beléefd. Het is niet zeker dat ook de termen kunstich en Goddelijck bedoeld zijn als een tegenstelling, dus de aardse, bijv. klassieke poëzie tegenover de bijbel. In elk geval domineert de ándere: de lectuur is hoogstens leerzaam, de eigen ervaring is dwingend. In hoeverre deze ervaringen en de gevolgen daarvan inderdaad ‘eigen’ zijn, dus in hoeverre dit lied dat zo autobiografisch aandoet, het ook werkelijk is, valt niet te beslissen. Zoals bij de amoureuze liederen een sterke traditie meespeelt, zo is bij de stichtelijke liederen, naar men mag aannemen, het christelijke en vooral het protestantse zondebesef voortdurend van invloed geweest. Maar dit algemene zondebesef had bij velen uiteraard een sterke persoonlijke signatuur. In elk geval kan men aan de inhoud geen argument ontlenen om dit lied te dateren. Op grond van de stijl, die in z'n direkte eenvoud aan het volkslied verwant is, zou men kunnen denken aan de periode omstreeks 1615.

13 Nu heb ick 't al versocht: Ook als men dit lied niet een autobiografische schuldbelijdenis acht, lijkt het toch verantwoord het tot de latere fase van Bredero's dichterschap te rekenen.

41 De quellingh van mijn Geest: mijn gekwelde geest; hendiadys.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken