Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 183]
[p. 183]

44 Liedeken

I: 478

C'estoit une Fillie de noble coeur.



illustratie
Melodie naar Druyven-tros 1602, p. 106.
Bij Bredero ook bruikbaar voor:
a Ghy Maeghden en Jongelingen (I: 626);
b Sondagh, Sondagh lest-leden (I: 126).


 



illustratie

[pagina 184]
[p. 184]

Weinig melodieën, illustreren zo duidelijk als deze het bestaan van een Europese Gemeenschap, met inbegrip van de politieke verwikkelingen daaraan verbonden, want tenminste twee der aangesloten landen lijken de melodie tot hun particuliere erfgoed te rekenen: Duitsland en Frankrijk.

De oudste bron van het door Bredero aangehaalde lied dateert van 1557; de eerste strofe luidt in modern Frans en misschien ook anderszins gewijzigdGa naar voetnoot1:

 
Une jeune fillette
 
De noble coeur
 
Plaisante et joliette
 
De grand valeur
 
Contre son gré
 
On l'a rendue nonnette
 
Cela point ne lui haite
 
Dont vit en grand douleur.

Het vervolg beschrijft de treurige afloop: het meisje verkiest de dood boven het uitzichtloze kloosterleven waartoe men haar gedwongen heeft. Het lied werd op slag populair (als het dat al niet was) want al in 1559 wordt het als ‘la Nonnette’ aangehaald voor een Frans contrafact gedateerd 1558Ga naar voetnoot2. Als ‘(Allemande) la Nonnette’ zou de melodie verder bekend worden - dus niet als ‘Alemande honeste’ zoals de hier afgedrukte versie heet. Minstens tot in de 18de eeuw blijft ze in Frankrijk in omloop en wordt dan ook in elk rechtgeaard Frans commentaar als nationaal bezit beschouwd.

Toch zijn de Duitse papieren iets beter. Niet alleen is de allemande van oorsprong een ‘deutscher Tanz’, ook komen liederen die geacht kunnen worden bij de melodie te behoren voor het eerst in Duitsland voor en wel reeds vanaf 1534. Uit dat jaar dateert de oudste vermelding van het lied ‘Ich gieng ains mals spacieren’ (Wackernagel, Bibliographie, nr. 324), waarvan verschillende latere veriess en geestelijke contrafacten bekend zijn (vgl. o.a. Erk-Böhme, III nr. 1446 en 1999). Naar model van dit lied schreef Ludwig Helmbold in Erfurt omstreeks 1563 het beroemd geworden en tot op heden in het lutherse gezangboek gehandhaafde

[pagina 185]
[p. 185]

‘Von Gott will ich nicht lassen’ (Wackernagel, Kirchenlied, IV nr. 903vv; Erk-Böhme, III nr. 2000; Böhme, nr. 642). De bijbehorende melodie die ongeveer in dezelfde tijd of iets later aan het licht komt, is dezelfde als de onze (Zahn, III nr. 5264b). Een tweede, haast even beroemd geworden kerklied op dezelfde melodie is Paul Ebers ‘Helft mir Gotts Güte preisen’, uit 1571 (Wackernagel, Kirchenlied, IV nr. 7).

Langs twee wegen bereikte de melodie ons land, één komend uit (over) Duitsland en één uit (over) Frankrijk. In Nieu Geusen Lb. 1581, f. 32r en 98r wordt twee maal een wijsaanduiding ‘Ick ginck een mael spaceren’ gebruikt voor een lied van onze vorm; in Aemst. Amoreus Lb. 1589, p. 57, voor een lied van bijna onze vorm; verder nog bij Clock 1625, I nr. 100, 177 en 288. Verder is van dit lied, zeer waarschijnlijk een vertaling van het Duitse ‘Ich ging einmal ...’, niets bekend. De toegangsweg uit Frankrijk is zoals gewoonlijk belangrijker. Alle overige bronnen verwijzen direct naar een Franse melodie, hetzij ‘Allemande Nonnette’ of ‘Une jeune fillette’, hetzij één van de vele latere contrafacten zoals ‘Ma belle si ton âme’, ‘Bienheureus' est une âme’ en ‘Dedans quatre chambrettes’. De oudste Nederlandse bron is een luitbewerking van 1568Ga naar voetnoot1, verder vinden we de melodie, als wijsaanduiding of in natura, in Adriaenssen 1584, f. 88r (voor luit); hs. Thysius (na 1590), f. 380r en 509r (ed. Land, nrs. 124 en 314; beide voor luit); hs. Susanne van Soldt 1599 (ed. 1961), nr. 3 (voor klavier); Veelderhande Liedekens 1599, f. 314v; Nieuwen verb. Lust-hof 1607, I p. 28; Prieel 1609, p. 260 (mel.); Vallet 1615 (ed. 1970), p. 96 (voor luit); Pieuse Alouette 1619, p. 316 (met twee versies van de melodie); Camphuysen 1624, p. 111 (mel.); Valerius 1626, p. 180 (mel.); Stalpert 1631, p. 308 (mel.); Stalpert 1635, p. 437 en 663 (beide met mel.) en 1033; enkele latere bronnen. In Engeland is de melodie bekend geweest als ‘The Queen's Alman’, aldus o.a. in Fitzwilliam Virginal Book (begin 17e e.; ed. 1899), II p. 217, een klavier-bewerking door William Byrd. En tenslotte Italië waar de melodie, kennelijk analoog aan de oudste Franse tekst, behoorde bij het lied ‘Madre non mi far monica’Ga naar voetnoot2.

[pagina 186]
[p. 186]

Er is nog een tweede melodie, bekend als ‘Une nimphe jolie’, die op de onze lijkt als de ene druppel water op de andere, maar waarvan ik niet volledig overtuigd ben dat ze ook op dezelfde bron teruggaat. Ze wordt aangehaald in Nieuwen verb. Lust-hof 1607, I p. 89, en bij Stalpert 1635, p. 355 (muz.), 1069 en 1185. Zoals hij eerder deed (vgl. hiervóór p. 63) ontleende Stalpert de melodie letterlijk aan Planson 1595, f. 11v, en juist diens vierstemmige zetting doet mij twijfelen aan een gemeenschappelijke oorsprong.

Twee liederen van Bredero, waarvan de bedoelde melodie onvindbaar bleef, heb ik met deze melodie nr. 44 in verband gebracht. Van ‘O waerde soete Lieveken’, wijsaanduiding voor ‘Ghy Maeghden en Jongelingen’, weten we niet meer dan deze een vermelding. Het tweede lied, ‘Sondagh, Sondagh lest-leden’, draagt als wijs: ‘Als 'tbegint’ (vgl. hiervóór nr. 3), maar in welke betekenis dit hier moet worden opgevat, durf ik niet zeggen. In Bredero's Geestigh Liedt-boecxken van 1621, p. 178, wordt ‘Sondagh, Sondagh’ genoemd als wijs voor ‘O hoofdeloose sinnen’ dat niet in het Groot Lied-boeck werd opgenomen. Ook in Haerl. Somer-bloempjes 1651, p. 16, komt het als wijsaanduiding voor, maar we weten niet of dit een late echo van Bredero is, of van een lied naar model waarvan Bredero dit lied schreef met behoud van de eerste regel.

 

Lit.: Van Duyse, II nrs. 438 en 463.

voetnoot1
Afgedrukt in: Henry Poulaille, La fleur des chansons d'amour du XVIe siecle. Paris 1943, Eds. B. Grasset, p. 176-178, naar: Recueil de plusieurs chansons divisé en trois parties. Lyon 1557, B. Rigaud & J. Saugrain, en een latere bron. Ik heb hiervan geen originelen kunnen raadplegen, de eerstgenoemde bron wordt algemeen als de oudste beschouwd. Het lied moet intussen niet worden verward met een ander bekend lied dat begint: ‘Il estoit une fillette Qui vouloit scavoir le jeu damours’; vgl. H. Poulaille, o.c., p. 302vv, en Brown, Music, p. 227 nr. 171.
voetnoot2
Curtis, p. XXVI. Hier ook talrijke latere bronnen, hoofdzakelijk luit- en klavierbewerkingen, uit alle windstreken bijeengebracht.
voetnoot1
Lvcvlentvm theatrvm mvsicvm. Leuven 1568, P. Phalesius (RISM Recueils 1568),23 f. 88. Aan het ex. van het Haags Gemeentemuseum ontbreken de ff. 85-90, zodat ik hier afga op de vermelding bij Curtis, t.a.p.
voetnoot2
Aldus Curtis, t.a.p., op andermans gezag. Of het hier werkelijk om dezelfde melodie gaat, is echter uit de door Curtis geciteerde variaties ‘sopra lamonicha’ van Frescobaldi nauwelijks op te maken (vgl. Girolamo Frescobaldi, Orgel- und Klavierwerke. Gesamtausgabe hrsg. von Pierre Pidoux. III: Das erste Buch der Toccaten, Partiten usw. 1637. Kassel-Basel enz. 1961, Barenreiter, p. 55vv.). Wèl merkwaardig is dat het lied in Stalpert 1635, p. 437, de H. Monica betreft. Te laat om hier nog te kunnen worden benut verscheen een artikel dat vooral de Italiaanse bronnen inventariseert: John Wendland, ‘Madre non mi far monaca’: the biography of a Renaissance folksong. - Acta musicologica 48 nr. 2 (1976) p. 185-204.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken