Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreid werk (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreid werk
Afbeelding van Verspreid werkToon afbeelding van titelpagina van Verspreid werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreid werk

(1986)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 122]
[p. 122]

Den Broeders In Liefde BloeyendeGa naar voetnoot- Anno 1615

 
Rhetorica die groet al d'oude Kaameristen,Ga naar voetnoot1
 
En wenscht u alles goets, op dat u niets ontbreect;
 
Sy klaacht over 'tghewelt, der onreed'lijcke twisten,Ga naar voetnoot3
 
Gelijck myn Penne hier door haer ingeven spreect.Ga naar voetnoot4
 
 
5[regelnummer]
Den Keyser, Prins, Facteur, wert hartelijck ghebedenGa naar voetnoot5
 
Om stil-stant van 't gheswets; op dat ick hier mijn RedenGa naar voetnoot6
 
Onbecommert en vrij, voor u mach brenghen voort,Ga naar voetnoot7
 
Oordeelt en kiest het best als ghy my hebt ghehoort.Ga naar voetnoot8
 
 
 
Waar is den Gulde-Eeuw, of Golden-Tijdt gevaren,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die op dees Camer bracht veel Mannen die hier waren
[pagina 123]
[p. 123]
 
Gheboren van 't Gheluck, tot Heerlijckheyts en glants.Ga naar voetnoot11
 
Tot Heerschappy vol macht, en volheyt des verstants.
 
Die met Wijsheyt en Kunst, 't Ghebiedt loff'lijck bestierde,Ga naar voetnoot13
 
En Staatwaardich den Staat, met haar persoon vercierde?Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Helaes! die is verby, den Tijdt die 't al vernielt,Ga naar voetnoot15
 
Met hulpe vande Doodt, hebbense gantsch ontzielt.Ga naar voetnoot16
 
Welckx vernuwen my doet in mijn Traanen swemmen,Ga naar voetnoot17
 
Hoe deerlijck klaacht mijn Lier met veel bedroefde stemmen?Ga naar voetnoot18
 
Maer laas! Wat ist? wat ist? ten helpt my doch gantsch niet,
20[regelnummer]
Dus moet ick nu door Raat, ontveynsen mijn verdriet.Ga naar voetnoot20
 
Dewijl ick u niet can met klachten weder krijghen,Ga naar voetnoot21
 
Soo moet ick noodich nu door vruchteloosheyt swijghen.Ga naar voetnoot22
 
Ach! Camer, Camer! Ach! als ick u nu bekijck
 
Hoe zeer zijt ghy Helas! u selven onghelijck.
25[regelnummer]
U bloeyende ghedaant, daar ick met plach te brallen,Ga naar voetnoot25
 
Is door twisten des tijts, becans en al vervallen.Ga naar voetnoot26
 
En 'tis te duchten dat die gantsch neerstorten sal,
 
Indien de Tweedracht wast, die u het wreet ghevalGa naar voetnoot28
[pagina 124]
[p. 124]
 
Dus schielijck overstuurt, door u onwaardicheyden,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Of door u misverstant en 'talte slecht beleyden.Ga naar voetnoot30
 
Voormaals naar out ghebruyck coosmen tot d'hooghste staatGa naar voetnoot31
 
Een gheleert, treff'lijck Man, of eener uyt den Raat,Ga naar voetnoot32
 
Die door ghewoont' en kunst, ghehouden wert Raadt-saalich,Ga naar voetnoot33
 
En Heerschten wijsselijck, ontsich'lijck en lief-taalich,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Doen vantmer Geesten veel, Schrijf-rijck end wel bespraacktGa naar voetnoot35
 
Int uytbeelden geswind, Aartich en ongemaackt.Ga naar voetnoot36
 
Van wiens seer hooghe Lof 't ghepeupel lang sal roemen,Ga naar voetnoot37
 
Of Fama na haar doodt met een eerbiedich noemenGa naar voetnoot38
 
En 't overblyfsel dat ga ick allensgens quytGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Door ongeluck, en doodt, doch die nydighe tydtGa naar voetnoot40
 
Die doodt mijn grootsche roem, mijn Mannen seer verstandich,Ga naar voetnoot41
 
Of door sotheyt en twist, maackt sy my die af-handich.
 
Ach arm mijn groot verlies baart in mijn groot verdriet.Ga naar voetnoot43
 
Dat uyt-muntende puyck en vind' ick hier nu niet.Ga naar voetnoot44
[pagina 125]
[p. 125]
45[regelnummer]
Besiet de Caarten self, en over-leest de NaamenGa naar voetnoot45
 
Van over twintich Jaar, ghy sult schrickend' u schaamenGa naar voetnoot46
 
Dat ghy nu met dit schuym sout comen hier ten pronck,Ga naar voetnoot47
 
Of in de Schou-plaats daar eerst niet dan Gout en blonck.Ga naar voetnoot48
 
Wanneer men nu verkiest siet men te samen rottenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Het stoffe van de Maats, een deel neus-wijse Sotten,Ga naar voetnoot50
 
Ja wiens gemeyne roep dan maacken eenen ManGa naar voetnoot51
 
Die na haar sinlijckheyt de Rollen gheven canGa naar voetnoot52
 
Hy door het lief gecoos, let niet eens op 't behooren,Ga naar voetnoot53
 
Soo gaern heeft die Man dat toeten in zijn ooren,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Want daar pluymstrijckery, goetdunckentheyt vermeert,Ga naar voetnoot55
 
Daar vonnist t'onverstant de dingen al verkeert,Ga naar voetnoot56
 
Sy maackt Coning, of Prins, die Boer te zyn behoorden,
 
Die best de stomme speelt, gheeft sy een sack vol woorden,Ga naar voetnoot58
 
De grootste Narrery die men yewers oyt von:Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Siet den verwaanden Geck, siet daer den holle Ton,Ga naar voetnoot60
[pagina 126]
[p. 126]
 
Een Lantaarn sonder Licht, een Prinsche van de Dooren,Ga naar voetnoot61
 
Hadden mijn volck te slecht tot een Heerscher gekooren,Ga naar voetnoot62
 
Dies zyn labbige tong (ha Campen!) heeft gheseytGa naar voetnoot63
 
Dus lang heeft op u Duym den Werrevel gedreyt,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Nu comt het na ons wensch, en na al ons begheeren,
 
Wy sullen nu een reys een ander Lietgen leeren,Ga naar voetnoot66
 
Welcks stijf en dwaas op-set Thersites heeft gestarckt:Ga naar voetnoot67
 
Vraagt ghy wien? de Dragers Heerschap van den Coorn-marcktGa naar voetnoot68
 
Syn grove botte tongh en hout niet op van scheldenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Van zijn voornaemste Knechts of alderbraefste Helden,
 
Hy met al sijn aenhangh sullen door trotsche spijt,Ga naar voetnoot71
 
De Camer eer yet lang soo ghyer niet voor sytGa naar voetnoot72
 
Veel helpen int verderf, of in eeuwighe schanden
 
De School des Kunstenaars, en Lust-hof der verstanden,Ga naar voetnoot74
[pagina 127]
[p. 127]
75[regelnummer]
De Suygh'lingen mijns borsts wijcken vast daegh'lijcx af,Ga naar voetnoot75
 
Int goede Coorens plaats hout ghy 't onnutte Kaf,
 
Een onbesnoeyden hoop in stee van goe Ghesellen,Ga naar voetnoot77
 
Die men met alle recht een neus-dwangh op sou stellen,Ga naar voetnoot78
 
En breydelen haar mont, met eenen Muyl-bant strengh,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Op dat haer fel ghebidt gheen schade meer en brengh.
 
Siet daar dat vuyle tuygh de Tanden t'samen duwen,
 
Wt vrees dat sy van spijt haar Galle souden spuwen,Ga naar voetnoot82
 
Om dat sy zyn gheraackt soo louter op haar seer,Ga naar voetnoot83
 
Mijn Vrunden soo't u smart, doet het hier na niet meer.
85[regelnummer]
Maar wat? ick bid vergeefs, het wert hoe langs hoe grover:Ga naar voetnoot85
 
Ay Hoofden siet (ick bids) dit Heyrtgen eensjes over,Ga naar voetnoot86
 
Als ghy nu maacken wilt een groot of dapper Gast,Ga naar voetnoot87
 
Wie dunckt u dat van dees dit recht te speelen past?Ga naar voetnoot88
 
Sal't schier niet zijn van noot dat men van dese dingenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Met bidden weder-roept de willighe Ballingen?Ga naar voetnoot90
 
Och jaat! voor seecker jaat, het is voor seecker best
 
Eer het ghemeene volck ons lastert op het lest,Ga naar voetnoot92
 
En eer men my begeckt, of u belacht bejouwet,Ga naar voetnoot93
 
En al u doen (alst is) voor Kinder-spel en houwet:Ga naar voetnoot94
[pagina 128]
[p. 128]
95[regelnummer]
Want brenght men hier wat schoons, yet vermaarts of wat goets
 
Het wert schendich verlampt van dees waan-wyse bloets:Ga naar voetnoot96
 
Dit wraack-goet, dit uytschodt, dees onwetende BuffelsGa naar voetnoot97
 
Stichten dees muytery, eer om dit licht ghepuffelsGa naar voetnoot98
 
Mijn oude eer vergaat, en wendet sich in schant,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Soo comt my nu te hulp met u Kunst-rijck verstant.
 
Ghy Heeren van dit volck wilt met bescheyden redenGa naar voetnoot101
 
Verdelghen dese twist, op dat Liefd' bloeyt in vreden.Ga naar voetnoot102
 
Ist niet wel last'rens waart, dat ghy u veynst te synGa naar voetnoot103
 
Het gheen ghy niet en bent, of verbeeld inden schijn,
105[regelnummer]
Ghy die den Tytel hebt, of naam van Reden-rijcker,Ga naar voetnoot105
 
Wie sach oyt glans of schijn? syn wesen ongelijckerGa naar voetnoot106
 
Noemt nu Reden-arm u, of Haaters seer twist-mildt,Ga naar voetnoot107
 
Want ghy zijt heel verkeert, als teycken van u Schildt.Ga naar voetnoot108
 
Bedenckt dat met belul ghy roem-waardighe Mannen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
En wilt met Liefden u wed'rom te samen spannen,Ga naar voetnoot110
[pagina 129]
[p. 129]
 
Soo sal ick Kunst-Goddin Rhetorica LofbaarGa naar voetnoot111
 
Besprengen u vernuft met mijn spring-ader claar,Ga naar voetnoot112
 
Hoewel 't spytich verdriet ick dus lang heb gheleden,Ga naar voetnoot113
 
En my deed' steulpen uyt een stroom van moey'lijcheden,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Ick heb tegen mijn Aart gesproocken fel en strafGa naar voetnoot115
 
Om u door dit ontsich te leyden van 't quaat af,Ga naar voetnoot116
 
En Deuchd' sal (hoop ick) voort u haar selven aan-prysen,Ga naar voetnoot117
 
Of u Meesters sullen 't u met Reden onderwysen.Ga naar voetnoot118
 
Beleefde Menschen die mijn Reden recht verstaat,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Het ontarn'de wilt vereenen metter daat.Ga naar voetnoot120
 
Benaarsticht over al de kunst met goet opmercken,Ga naar voetnoot121
 
En strijden nu om Eer, in Eerweerdighe wercken.Ga naar voetnoot122
 
Ghy sult oock weet ick wel hier nemen nu in't goet,Ga naar voetnoot123
 
Het onrustich vermaan dat u mijn leerlingh doet.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Die met onschuld dat schier van hem had afgeslagen,Ga naar voetnoot125
 
Maer synde onderrecht, soeckt hy nu te behaghen:Ga naar voetnoot126
[pagina 130]
[p. 130]
 
Den verstandellen of ten minsten luttel lien,Ga naar voetnoot127
 
Voor wichtigher (seyt hy) laat hy zijn meerder zien.Ga naar voetnoot128
 
Doch ick selfs had nu meer te segghen voorghenomen,
130[regelnummer]
Maer denck u eer yet langh onsichtbaar by te komen.Ga naar voetnoot130
 
Dan Campen, Lambert, Hooft, en Samuel sal 'tgheschil,Ga naar voetnoot131
 
Wel slechten met voorsicht, soo ick dat hebben wil.Ga naar voetnoot132
 
Vaart wel mijn oude Maats die noch in Liefde bloeyen,
 
Ick haat u haateren, die in 'tkrackeelen groeyen.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Haar verstand'loos gherel, en mach my doen gheen scha,Ga naar voetnoot135
 
Ick ben te gherust ghetroost, ick vrager gants niet na.Ga naar voetnoot136
 
Onghetwijffelt ghy sult dit op een ander houwen,Ga naar voetnoot137
 
En die dit heeft ghemaeckt in gheen manier vertrouwen.Ga naar voetnoot138
 
Doch of ghy 'tschoon al riedt, wie dat dit eerstmael schreef,
140[regelnummer]
Ghy sultet weten niet soo langh als ick hier leef.
 
 
 
Hier met bid ick verloff ghy Heeren wijd vernaamt,Ga naar voetnoot141
 
Vermits my wederom te keeren nu betaamt
 
By mijn Meestersse, die u Antwoort sal verbeyden:Ga naar voetnoot143
 
Blijft vriendelyck gegroet, den tijt gebiet te scheyden.

voetnoot-
Den Broeders: aan de dierbare medeleden. In de titel en in vs. 1-4 is de dichter zelf aan het woord.
[tekstkritische noot]Gepubliceerd in Ned. Rijmen 1620, fol. A3r-A4v; Ned. Poëmata 1632, fol. A3r-A4v; 1638, fol A3r-A4v; 1644, fol. A3r-A4v.
Titel in romein en cursief; de vzn. 1-4 in romein, groot corps; de vzn. 5-140 in fractuur met enkele woorden romein; de vzn. 141-144 als 1-4.
voetnoot1
Rhetorica: zinnebeeldige vrouwenfiguur, die als belichaming van welsprekendheid en dichtkunst de beschermgeest van de Kamer is en als zodanig van vs. 5 af haar vermanende toespraak houdt. In de vzn. 1-4 stelt de dichter de figuur van Rhetorica aan de lezers voor; bij de voordracht waren deze verzen overbodig.
voetnoot3
'tghewelt: de onstuimigheid, de heftigheid; onreed'lijcke: redeloze, onzinnige.
voetnoot4
myn Penne: nl. die van Bredero; door haer ingeven: op haar instigatie, door de Rhetorica-zelf geïnspireerd.
voetnoot5
Keyser: beschermheer, meestal een gefortuneerde persoon van hoge afkomst, geïnteresseerd in de letteren en bereid geld beschikbaar te stellen o.a. voor de prijzen van een dichtwedstrijd; wie in 1615 te Amsterdam deze plaats bekleedde, is niet bekend; Prins: leider, voorzitter; Facteur: degene die tot taak had bij de wedstrijden voor het referein of het spel te zorgen. Het genoemde drietal vormde het gezaghebbende bestuurscollege; wert: wordt.
voetnoot6
stil-stant: het stil worden, het eindigen; 't gheswets: het gepraat, het rumoer.
voetnoot7
mach brenghen voort: zal kunnen uitspreken.
voetnoot8
het best: het beste.
voetnoot9
den Gulde-Eeuw, of Golden-Tijdt: in verscheidene mythologieën begint de geschiedenis met een paradijselijke periode van zedelijke volmaaktheid en onbedreigde voorspoed. Zo bij Ovidius: ‘Aurea prima sata est aetas’, de gouden eeuw ontstond het eerste (Metamorphosen Bk. I, vs. 89). Deze opvatting is ontstaan uit het besef dat de tijd alles verandert en te gronde richt, en dat ouderdom verval betekent.
[tekstkritische noot]11 Heerlijckheyts D E Heerlijckheyt - 19 Wat ist? wat ist? D E Wat ist? - 24 Helas C D E Helaas - 26 't twisten volgens C D E; A 'twisten
voetnoot11
Gheboren van 't Gheluck enz.: door het lot voorbeschikt tot een hoge positie en tot roem.
voetnoot13
't Ghebiedt: hun gebied, dus de rederijkerskamer.
voetnoot14
Staatwaardich: een hoge positie waardig; haar: hun.
voetnoot15
't al: alles.
voetnoot16
hebbense: hebben hen; de meerv. persoonsvorm is verklaarbaar, doordat Bredero de Tijdt en de Doodt samen als onderwerp denkt.
voetnoot17
Welckx vernuwen: het herdenken hiervan.
voetnoot18
deerlijck: bedroefd, meelijwekkend; met: tezamen met, evenals.
voetnoot20
door Raat: door overleg, door redenering.
voetnoot21
u: nl. de in vs. 10 genoemde Mannen.
voetnoot22
noodich: noodwendig; door vruchteloosheyt: wegens het vruchteloze van mijn klachten.
voetnoot25
bloeyende: mede door het afwijkende lettertype is dit woord een duidelijke toespeling op de zinspreuk van de Kamer, en als zodanig een rederijkerseigenaardigheid; daar ick met plach te brallen: waarop ik gewoon was te pochen, trots te zijn.
voetnoot26
becans en al: bijna geheel.
voetnoot28
wast: toeneemt; gheval: noodlot.
[tekstkritische noot]38 na D E naer
voetnoot29
Dus schielijck: zo plotseling; overstuurt: berokkent, laat ondervinden; u onwaardicheyden: uw onwaardigheid
voetnoot30
misverstant. wanbegrip; alte: zeer; beleyden: bestuur, beleid.
voetnoot31
staat: positie, functie.
voetnoot32
treff'lijck: voornaam, aanzienlijk.
voetnoot33
ghewoont': gedragingen; kunst: bekwaamheid; ghehouden wert Raadt-saalich: beschouwd werd als een verstandig man, een man met goede inzichten.
voetnoot34
Heerschten: het onderwerp hierbij is enkelvoud (Die, vs. 34); ontsich'lijck: geëerbiedigd, ontzag afdwingend; lief-taalich: beminnelijk, ook met betrekking tot het spreken.
voetnoot35
vantmer: vond men er; Geesten: talenten, dichters.
voetnoot36
uytbeelden: toneel spelen; geswind enz.: schrander, bekwaam en ongedwongen.
voetnoot37
wiens: wier; 't ghepeupel: het gewone volk (niet minachtend).
voetnoot38
Fama: de godin van de roem; haar: hun; noemen: naamsvermelding.
voetnoot39
't overblyfsel: de nog levenden.
voetnoot40
die nydighe tydt: de vernielende tijd.
voetnoot41
seer verstandich: bijv. bep. bij Mannen.
voetnoot43
baart in mijn: veroorzaakt in mij.
voetnoot44
Dat uyt-muntende puyck: zulke voortreffelijke mannen.
[tekstkritische noot]56 vonnist A C 't vonnist D E 't vonnis
voetnoot45
de Caarten: de ledenlijsten.
voetnoot46
over: vóor; schrickend': de ongewone omzetting van de vijfde jambe is bij dit woord bijzonder expressief; dit wordt versterkt door de viervoudige sch-alliteratie (vs. 46-48).
voetnoot47
schuym: uitvaagsel (in tegenstelling tot puyck, vs. 44).
voetnoot48
Schou-plaats: de openbare toneelzaal, in tegenstelling tot hier (vs. 47), de besloten bijeenkomst van de leden, waarin Rhetorica geacht wordt het woord te voeren.
voetnoot49
verkiest: een verkiezing houdt.
voetnoot50
stoffe: het minst belangrijke gedeelte; een deel: een aantal.
voetnoot51
wiens gemeyne roep: die met hun gemeenschappelijk geschreeuw; maacken een Man: een persoon benoemen.
voetnoot52
na haar sinlijckheyt: naar hun zin; gheven: toewijzen. Na dit vers leze men een punt.
voetnoot53
door het lief gecoos: door de vleierij; niet eens: helemaal niet; 't behooren: wat passend is.
voetnoot54
toeten: influisteringen, vleitaal.
voetnoot55
daar: waar; goetdunckentheyt vermeert: de eigenwaan doet groeien.
voetnoot56
vonnist: beoordeelt; al: totaal.
voetnoot58
best de stomme speelt: maar het best figurant kan zijn.
voetnoot59
Narrery: dwaasheid; yewers: ergens.
voetnoot60
den holle Ton: de hersenloze vent.
[tekstkritische noot]73 Veel C D E Heel
voetnoot61
Dooren: dwazen, gekken.
voetnoot62
Hadden: had; meervoudige persoonsvorm bij het collectivum volck; te slecht: heel dom, onnozel (bijv. bep. bij volck of bijw. bep. bij hadden gekooren).
voetnoot63
Dies: daarom; labbige: praatzieke, kletsende; (ha Campen!): de aanspreking, die het gesprokene in de vzn. 64-66 inleidt. Cornelis Jacobsz. van Campen (geb. 1564), een neef van Roemer Visscher, had jarenlang een leidende functie in de Eglentier.
voetnoot64
Dus lang heeft enz.: u hebt het zolang voor het zeggen gehad (een wervel is een draaiend houtje waarmee een deur afgesloten kan worden).
voetnoot66
een reys: eens.
voetnoot67
Welcks stijf en dwaas op-set: wiens koppige en dwaze plan; het vs. is een bijv. bijz. met als antecedent de spreker van de woorden van vs. 64-66, dat is dus de Heerscher van vs. 62; het is echter ook mogelijk, dat Welcks een drukfout is voor Welck; Thersites: een van de Grieken voor Troje, een laffe, demagogisch optredend snoever (Ilias II, vs. 212). Thersites is onderw. van de zin; wie Bredero met de naam bedoelde, is niet bekend; gestarckt: gestijfd, ondersteund.
voetnoot68
wien: wie dat is; de Dragers Heerschap enz.: in Werken 1890 (III, blz. 85) tekent Te Winkel hierbij aan: ‘het hoofd van het korendragers gilde, waarvan de leden naar den gekruisten draagband ook spottend “kruysheeren” genoemd werden (zie Symen vs. 435). Denkt men daarbij aan het Bourgondische kruis en aan de “ridders van de Ordre van den Huyze van Borgongiën”, dan zou men door den naam zelf de gissing van Dr. Jonckbloet bevestigd kunnen zien, dat de ridder Theodoor Rodenburgh bedoeld wordt.’ De typering in vs. 69 is op hém echter weinig toepasselijk.
voetnoot69
schelden (van): uitvaren tegen.
voetnoot71
door trotsche spijt: door hooghartige afgunst.
voetnoot72
eer yet lang: binnenkort; soo ghyer niet voor syt: indien gij het niet voorkomt.
voetnoot74
De School enz.: bijstellingen bij het woord Camer (vs. 72). Na dit vs. denke men een punt i.p.v. de komma.
[tekstkritische noot]93 begeckt D E begeck
voetnoot75
De Suygh'lingen mijns borsts: degenen die door mij, Rhetorica, zelf zijn opgevoed; wijcken vast daegh'lijcx af: trekken zich reeds iedere dag meer en meer terug.
voetnoot77
onbesnoeyden hoop: onbehouwen troep.
voetnoot78
Die: dit betr. vnw. verwijst naar hoop (vs. 77); een neus-dwangh op sou stellen: de pen op de neus zou moeten zetten.
voetnoot79
strengh: stevige (bijv. bep. bij Muyl-bant).
voetnoot82
spijt: woede, verbittering.
voetnoot83
louter: krachtig; op haar seer: op hun wonde plek.
voetnoot85
wert: wordt.
voetnoot86
Hoofden: bestuurders; ick bids: ik vraag (u) erom; siet (...) dit Heyrtgen eensjes over: kijk eens kritisch naar die lui.
voetnoot87
Gast: personage in een toneelstuk.
voetnoot88
Wie: aan wie (meew. voorw. bij past); van dees: van de hier bedoelden; recht: rechtens, krachtens zijn kwaliteiten.
voetnoot89
schier: bijna, haast; van noot: nodig, noodzakelijk; van dese dingen: om dit alles.
voetnoot90
weder-roept: terugroept, vraagt terug te keren; de willighe Ballingen: degenen die vrijwillig de Kamer hebben verlaten.
voetnoot92
het ghemeene volck: de gewone mensen, de niet-leden, de toeschouwers; lastert: schande van ons spreekt.
voetnoot93
my begeckt: de spot met mij (Rhetorica) drijft; bejouwet: uitjouwt.
voetnoot94
alst is: zoals het inderdaad is, terecht; en: niets dan, slechts.
voetnoot96
wert schendich verlampt: wordt schandelijk verminkt (van verlammen); bloets: onnozele kerels.
voetnoot97
wraack-goet: uitschot. Met dit vs. begint een nieuwe zin.
voetnoot98
muytery: verzet, opstandigheid; hierna leze men een puntkomma; om dit licht ghepuffels: door dit onbetrouwbare lichtzinnige gepeupel.
voetnoot99
wendet sich in: verandert, verkeert in.
voetnoot101
Heeren: meerderen, heersers; bescheyden reden: verstandige argumenten.
voetnoot102
Verdelghen: delgen, tenietdoen.
voetnoot103
Ist niet wel last'rens waart: moet het geen schande heten; dat ghy u veynst: dat gij veinst. Hiermee is of verbeeld inden schijn (vs. 104) nevenschikkend verbonden; de vertaling luidt dus: dat gij veinst of de indruk wekt te zijn hetgeen gij niet zijt.
voetnoot105
Reden-rijcker: iemand die rijk is aan rede, verstand; woordspeling of volksetymologische interpretatie van het met het lat. rhetorica samenhangende woord rhetorijcker.
voetnoot106
glans of schijn: een fraai, stralend uiterlijk, buitenkant; sijn wesen ongelijcker: minder gelijkend op zijn innerlijk; het vraagteken, dat zoals gebruikelijk was, middenin de retorische vraag staat, leze men aan het eind van dit vers.
voetnoot107
Reden-arm: tegenstelling van Reden-rijck (vs. 105); Haaters seer twist-mildt: zeer twistzieke haters.
voetnoot108
ghy zijt heel verkeert enz.: gij zijt als bewijs van uw blazoen (dus als bewijs dat zij dat met recht voeren) volkomen in het tegendeel omgeslagen. In het blazoen stond immers een gekruisigde Christus met de spreuk In Liefde bloeyende. Bovendien zijn ze redenarm in plaats van redenrijk.
voetnoot109
belul: inzicht, benul.
voetnoot110
u wed'rom te samen spannen: u weer aaneensluiten.
[tekstkritische noot]114 steulpen C D E stulpen
voetnoot111
Lofbaar: loffelijke, prijzenswaardige; achtergeplaatse bijv. bep. bij Kunst-Goddin Rhetorica.
voetnoot112
Besprengen: besprenkelen; met mijn spring-ader claar: met water uit mijn heldere bron; toespeling op de hengstebron in het Helicongebergte, de bron van de dichterlijke bezieling bij de verblijfplaats van de Muzen.
voetnoot113
Hoewel 't spytich verdriet enz.: hoewel ik zo lang dit betreurenswaardig verdriet heb ondergaan.
voetnoot114
En my deed' steulpen uyt: en dit mij deed uitstorten ('t spytich verdriet fungeert nu als onderwerp); moey'lijcheden: geprikkelde, ontstemde woorden.
voetnoot115
fel en straf: heftig en streng.
voetnoot116
door dit ontsich: door het ontzag hiervoor.
voetnoot117
Deuchd': goede kwaliteit; voort: verder.
voetnoot118
met Reden: op een verstandige manier.
voetnoot119
Beleefde Menschen: mannen met ervaring, ondervinding; recht: op de juiste wijze.
voetnoot120
Het ontarn'de wilt vereenen: verbindt wat losgetornd, losgescheurd is (omschreven gebiedende wijs).
voetnoot121
Benaarsticht: behartig ijverig; opmercken: opmerkzaamheid, aandacht.
voetnoot122
strijden: strijdt; deze infinitief (of meervoudsvorm?) doet hier dienst als gebiedende wijs, waarschijnlijk ter wille van het metrum.
voetnoot123
nemen nu in't goet: nu ten goede duiden, niet kwalijk nemen.
voetnoot124
onrustich: van ongerustheid vervuld: mijn leerlingh: hier valt Rhetorica uit haar rol door te vermelden dat haar tekst door een van haar discipelen is opgesteld.
voetnoot125
Die met onschuld enz.: die dit bijna, zich verontschuldigend, had afgewezen.
voetnoot126
onderrecht: ingelicht, op de hoogte gebracht.
[tekstkritische noot]135 doen in alle drukken doch - 136 te gherust D E gherust
voetnoot127
Den verstandellen: de verstandige mannen.
voetnoot128
Voor wichtigher enz.: voor belangrijker zaken, zegt hij, moeten zijn meerderen zorgen.
voetnoot130
onsichtbaar: niet meer als toneelpersonage maar als inspirerende gezindheid; by te komen: te bezoeken.
voetnoot131
Dan: maar; Campen: zie vs. 63; Lambert: de gefortuneerde Lambert Lambertsz., die later geld heeft gestoken in de schouwburg van de Academie (zie Memoriaal, blz. 234); Samuel: de arts en toneelschrijver Samuel Coster, in 1617 oprichter van de Nederduytsche Academie, als begaafd lid van De Eglentier krachtig in verzet tegen het optreden van de onbegaafden.
voetnoot132
met voorsicht: met vooruitziende blik, met overleg; soo: zoals.
voetnoot134
groeyen: zich verlustigen.
voetnoot135
Haar verstand'loos gherel: hun onverstandig gezwets.
voetnoot136
Ick ben te gherust ghetroost: ik ben daar zeer gerust op.
voetnoot137
op een ander houwen: aan iemand anders toeschrijven.
voetnoot138
En die: en (het) aan hem die; in gheen manier vertrouwen: op geen enkele wijze toekennen, toeschrijven.
voetnoot141
bid ick verloff: neem ik afscheid; Heeren wijd vernaamt: wijd vermaarde heren.
voetnoot143
Mijn Meestersse: mijn meesteres. Hier kan niet meer Rhetorica-zelf aan het woord zijn, immers zij is de meesteres. Het is dus de voordrager en met hem de anoniem gebleven dichter die afscheid neemt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero

  • Nederduytsche poëmata

  • Nederduytsche Rijmen


auteurs

  • Garmt Stuiveling

  • B.C. Damsteegt


organisaties

  • Nederduytsche Academie

  • Eglentier


Over dit hoofdstuk/artikel

organisaties

  • over Eglentier