Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreid werk (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreid werk
Afbeelding van Verspreid werkToon afbeelding van titelpagina van Verspreid werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreid werk

(1986)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

Der Musen welkom

Stemme: O schoonste Persoonagie! &c.Ga naar voetnoot-
 
uraniaGa naar voetnoot-.
 
Gewapende Goddinne,Ga naar voetnoot1
 
Die uyt het breyn uws Vaders zijt gebooren,
 
Ghy laat, uyt waere MinneGa naar voetnoot3
 
En Liefd' tot ons, de heughelijcke ChoorenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
U Borgery, de Hem'len bly,Ga naar voetnoot5
 
D'Onuytdruck'lijcke saelen:Ga naar voetnoot6
 
En ghy alwaerde, komt goedich hier op aerdeGa naar voetnoot7
 
By ons daelen.
[pagina 137]
[p. 137]
 
Dees kruyderen en bloemen,
10[regelnummer]
De heylighheen bekent en noch verholen,Ga naar voetnoot10
 
Haer wel gheluckigh noemenGa naar voetnoot11
 
Door't voelen van de platten uwer solen:
 
Waer ghy die stelt, het gras-rijck veldt,
 
De bergen, beemden, bladen
15[regelnummer]
Vieren de treden van u grootachtbaerhedenGa naar voetnoot15
 
Vol genaden.Ga naar voetnoot16
 
 
 
De sterffelijcke lieden,
 
Als sy 't geruys van u vermaertheyt hooren,Ga naar voetnoot18
 
Sy wijcken met eerbiedenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
En neyghen haest met needrigh hart en oorenGa naar voetnoot20
 
Voor u te voet, in groot ootmoet,
 
Dijn Majesteyt ter eeren:
 
Dies by u knielen, de sinnen en de sielen;Ga naar voetnoot23
 
Om te leeren.
[pagina 138]
[p. 138]
25[regelnummer]
Vroe-Moeder vande reden,Ga naar voetnoot25
 
Ghy Dochter vande groote Godt der Goden,
 
Ghy stichtersse van steden,Ga naar voetnoot27
 
Ghy Koningin van wetten en geboden,
 
Voogdesse, die dees drymael drieGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
In u dienst hebt genomen,
 
Daelt af in vreden, en weest ons hier beneden
 
Wel gekomen.
 
pallas
 
O schoone Nimphe die met sangh, met spel, met dansen,Ga naar voetnoot33
 
Met treur en bly gerijm verdient de lauwere kransen:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Uw' stemmen mengingh en het lieffelijck geluytGa naar voetnoot35
 
Der snaeren wel ghevoeght lockt my ten Hemel uyt.
 
ô Wonderlijcke kracht! die niet alleen de sinnenGa naar voetnoot37
 
Der Menschen en beweeght: maer Goden en Goddinnen,
 
Die door u soetigheyt so hevigh sijn beroert,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Dat ghyse naer u wil opwaerts, of neder voert.Ga naar voetnoot40
 
Hoe groot is u geluck! de Hemel-lien verblyen
 
In 't wel vereenen van u wyse sotternyen.Ga naar voetnoot42
[pagina 139]
[p. 139]
 
Bly-gheestighe gheslacht, die jock en boertery,Ga naar voetnoot43
 
Naer tyts bequaemheyt schickt, en strenghe ernst daer byGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Met ingeleyt verstandt: d'opmerckende gemoedenGa naar voetnoot45
 
Die dwinghdy vaack tot lach, tot wond'ren en verwoedenGa naar voetnoot46
 
Over de snelheydt van u schickkelijck beleytGa naar voetnoot47
 
En 't wiss'len van gelaat tot gril of statigheyt.Ga naar voetnoot48
 
Voorwaar ick prys veel meer u recht-geleerde sotheyt,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Als letter-wyse kunst van schermen na de Godtheydt:Ga naar voetnoot50
 
Die blinde slaghen door de wolcken henen slaetGa naar voetnoot51
 
Na dingen die het breyn des Werelts niet verstaet.Ga naar voetnoot52
 
ô Dolingh, laas, ghemeen by alderhande talen,Ga naar voetnoot53
 
Hoe doet dy steden groot en heele landen dwalen?
55[regelnummer]
Alleen door misverstant van eygen wil en waan:Ga naar voetnoot55
 
Want elck halstarrigh blijft op sijn voornemen staan.Ga naar voetnoot56
 
Een yder pooght veel meer te wesen een bet-weter,
 
Dan hy sijn selven soeckt door deught te maken beter.
 
ô Menschelijck ghebreck! sy trachten kloeck in schijn,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En heyligh inde Mondt, en boos in 't hart te sijn.
[pagina 140]
[p. 140]
 
Mijdt dese dolligheydt, mijn eygen Negen Nichten:Ga naar voetnoot61
 
En voegt de matigheyt in u gekroonde dichten.Ga naar voetnoot62
 
Maeckt datse sticht'lijck sijn, en dat ghy, om 't cieraatGa naar voetnoot63
 
Der woorden op gepronckt, het pit niet buyten laat.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Begrijpt geen dingh soo groot dat ghy niet kunt om vaemen,Ga naar voetnoot65
 
Noch dat ghy seecker weet voor u niet te betaemen.Ga naar voetnoot66
 
Den sotten Ikarus sijn dwase streecken schouwt,Ga naar voetnoot67
 
Met Dedalus beraân de middel weghen houdt.Ga naar voetnoot68
 
De wulpse Phaëton sijns Vaders waghen stuurde:Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Maer 't reuckeloos bestaen hy met de doot besuurde.Ga naar voetnoot70
 
Dies stelt u lust een wet, beproeft eerst wat ghy kent,Ga naar voetnoot71
 
En ooght, als ghy begint, voorsichtigh op het endt.Ga naar voetnoot72
 
urania
 
Dees dingen hebben wy, Goddin, naer ons vermogenGa naar voetnoot73
 
En swackheyt onses aerts, gestadelijck gheplogen:Ga naar voetnoot74
[pagina 141]
[p. 141]
75[regelnummer]
Maar so de schaduw steets na 's Menschen lichaem schrijt,Ga naar voetnoot75
 
So volght d'onnoos'le deught de bitt're bitse nijt.Ga naar voetnoot76
 
Want siet de boosheyt selfs leyt toe op ons bederven:Ga naar voetnoot77
 
Het slimste dat hy kan, ick mocht die wijs wel derven,Ga naar voetnoot78
 
Dat d'aldersnootste Mensch den alder-vuylsten smaet,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Heel veyligh en gantsch vry en wel geoorloft staet,Ga naar voetnoot80
 
En spreken schamperlijck op ons u Susterlingen,Ga naar voetnoot81
 
Van saken, die wy noyt noch dachten noch begingen.
 
O Mannelijcke Maeght! Vorstinne vande kunst,Ga naar voetnoot83
 
Toont ons, in dese noodt, u hullep-rijcke gunst,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Hebt deernis met u bloedt: verhoort ons klachtigh smeken,Ga naar voetnoot85
 
En leert ons wijsselijck al sulcke woorden spreken,
 
Die so groot sijn van kracht, dat sy, in korten tijt,
 
Vermurewen het volck, dat heym'lijck ons benijt.Ga naar voetnoot88
 
Ach! doen met schande wy van Theben moesten breken,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Verlooren wy alleen niet onse lieve beken,Ga naar voetnoot90
 
Hippocreen, Agaenipp', Pegasus, hoef-slachs bron;Ga naar voetnoot91
 
Maar oock ons waerde Bergh, den groenen Helicon,Ga naar voetnoot92
[pagina 142]
[p. 142]
 
En swerven doen in 't wildt, tot dat wy sijn gekoomen,Ga naar voetnoot93
 
In 't overmachtigh-rijck en wijt vermaerde Roomen.Ga naar voetnoot94

Op de stadt Roomen.

95[regelnummer]
Die Roem des Aerden kloots: die Vorstelijcke stadt,Ga naar voetnoot95
 
Die, van sijn wasdom of, geen weergaa heeft gehadtGa naar voetnoot96
 
In bloeyentheyt en eer: danck hebb, de Ed'len kunsten,
 
Die daar wierden gevoet van wyser Princen gunsten:Ga naar voetnoot98
 
Want de geleerde lien, die maackten haar so groot,
100[regelnummer]
Dat haere naem noch trotst de krachten vande doodt.
 
De nydigheyt des tijts heeft wel de hooghe wallen;Ga naar voetnoot101
 
Maer haer naem-haftigheydt in 't minste niet doen vallen.Ga naar voetnoot102
 
't Oudt Roomen leydt in 't sandt, bewelt in puyn en stof:Ga naar voetnoot103
 
Niet isser ongeschendt! als haer vernaemde lof.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Och! 't was wel eer de schrick van volck'ren en van landen;
 
Dan nu ist maer een graf der schranderste verstanden.
 
Uytnementheyt des gheests, die goddelijcke vonck,
 
Die daar so treffelijck in alle wercken blonck,Ga naar voetnoot108
 
Is nu gantsch uyt ghedompt: wy sijn van daer verdreven,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
En hebben ballingh slants veldt vluchtigh moeten sweven,Ga naar voetnoot110
[pagina 143]
[p. 143]
 
Tot in het France rijck, in 't oude Koninghs Hof:Ga naar voetnoot111
 
Daer siet men noch van ons wat overblijfsels of.Ga naar voetnoot112
 
Maer, moedighe Goddin, voorstandtster vande vromen:Ga naar voetnoot113
 
Nu hebben wy ons rust in Amsterdam genomen,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Alwaer de lieden, eerst eenvoudigh en oprecht,Ga naar voetnoot115
 
Geen neeringh dreven, dan haer visserije slecht:Ga naar voetnoot116
 
En leefden wel vernoeght in arme strooje hutten,
 
Ter nauwer noot bequaem om Windt en weer te schuttenGa naar voetnoot118
 
Zy stonden in ghenae, en onghenae der Zee:
120[regelnummer]
Dan niet te min was daer een luwe goede ree,Ga naar voetnoot120
 
Waar door sy namen toe van Burgers en van Buren:
 
En hebben sich omheynt met eecken-houte muren,
 
Die, nauwelijcks gesteldt of nieuwelijcks geplandt,Ga naar voetnoot123
 
Gantsch wierden tot de grondt, vernielt en afghebrandt.
125[regelnummer]
Maer dit kloeck-hartigh volck, uyt haar vervallen assen,Ga naar voetnoot125
 
Sijn in een kleyne tijt tot grooter staet gewassen:Ga naar voetnoot126
 
En hebben voorts op nieuw eendrachtelijck van hout,
 
't Geschonden niet alleen, maer wyder noch ghebout.Ga naar voetnoot128
[pagina 144]
[p. 144]

Sonnet

 
Tot sulcken grootsheyt sal Amstelredam noch komen,
130[regelnummer]
Dat zij in treflijckheyt sal overwinnen Romen:Ga naar voetnoot130
 
In deftigheyt van Raedt, in Mannelijck Gewelt,Ga naar voetnoot131
 
In Oorelooghs Beleydt, en machtigheyt van Geldt.Ga naar voetnoot132
 
 
 
Haer uytgeblaese Faem sal snorren door de wolcken,Ga naar voetnoot133
 
En dreygen met ontsagh de wijdt gelegen Volcken,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
De Geel en Swarte Moor, de Turck, en Parsiaen,Ga naar voetnoot135
 
Die sal haer mogentheyt om hulpe smeecken aen:Ga naar voetnoot136
 
 
 
En Onder-handelingh met haer als Vrienden plegen,Ga naar voetnoot137
 
Met Wissel, oft met Waer, nae dat het komt gelegen,Ga naar voetnoot138
 
En doen ghelijckelijck afbreuck en weder standtGa naar voetnoot139
 
 
140[regelnummer]
Den Spanjaert, vyandt van ons waerdigh Vaderlandt,Ga naar voetnoot140
 
Al door 't bestieren van Godes voorsinnicheden,Ga naar voetnoot141
 
En 't heerelijck beleyt der Staten onser Steden.Ga naar voetnoot142
[tekstkritische noot]Gepubliceerd in Ned. Poëmata 1632, fol. G4r-H2r; 1638, fol. G4v-H2r; 1644, fol. C6r-C8v. Het openingslied van Urania bovendien in Groot Lied-Boeck 1622 (Gr. Ldb. I, blz. 175, en II, blz. 273), evenals het pseudo-sonnet ‘Tot sulken grootsheyt’ (Gr. Ldb. I, blz. 45, en II, blz. 191).
Opschrift romein en cursief; samenspraak romein (de namen Urania en Pallas klein kapitaal), eigennamen cursief; ‘Sonnet’: opschrift romein; tekst cursief met eigennamen romein.
Titel welkom Ldb. wellekom - 7 komt goedich hier op aerde Ldb. vs. 24 Die komt hier opter Aarden
voetnoot-
Stemme: zie Gr. Ldb. III, De melodieën van Bredero's liederen, door F.H. Matter, nr. 32.
voetnoot-
Urania: de muze van de sterrenkunde; de naam betekent ‘de Hemelse’.
voetnoot1
Gewapende Goddinne: nl. Pallas Athene, de godin van de wijsheid en de kunst, die in volle wapenrusting uit het hoofd van Zeus geboren was.
voetnoot3
laat: laat ... over aan (lijd. voorw. hierbij is Hem'len bly vs. 3). In Gr. Ldb. I, blz. 175, wordt laat opgevat als ‘verlaat’; de vzn. 4b, 5 en 6 vormen dan her lijd. voorwerp.
voetnoot4
de heughelijcke Chooren: de blijgestemde, zingende en dansende hemelbewoners (meew. voorw. bij laat).
voetnoot5
U Borgery: uw onderdanen (bijstelling bij Chooren).
voetnoot6
D'Onuytdruck'lijcke saelen: de onbeschrijflijk grootse ruimten (bijstelling bij Hem'len).
voetnoot7
alwaerde: voortreffelijke; hooggeëerde; goedich: vriendelijk gezind.
[tekstkritische noot]9 Dees Ldb. vs. 11 Dies - 10 heylighheen bekent Ldb. vs. 12 heylicheen, bekent - 17 sterffelijcke C streffelijcke - 20 haest Ldb. vs. 24 deft; needrigh C neerdrigh - 23 Dies Ldb. vs. 28 Dus
voetnoot10
De heylighheen bekent enz.: aan bloemenen veldnimfen bekend en toch in het verborgen bloeiend. We moeten hier denken aan laag tussen het gras bloeiende bloemen, die door Athene bij het lopen beroerd worden. Gr. Ldb. II, blz. 274-275, geeft op grond van de komma die in het Ldb. na heylicheen staat, de voorkeur aan een andere interpretatie.
voetnoot11
Haer: zich; wel: zeer.
voetnoot15
Vieren: begroeten; u grootachtbaerheden: uw goddelijkheid.
voetnoot16
Vol genaden: bijv. nabep. bij u grootachtbaerheden.
voetnoot18
Als sy 't geruys enz.: als zij uw roem horen verkondigen.
voetnoot19
Sy: hervatting van het onderwerp (vs. 17).
voetnoot20
neyghen (...) Voor u te voet: maken voor u een voetval; haest: snel.
voetnoot23
de sinnen en de sielen: verstand en gevoel (zie ook Gr. Ldb. II, blz. 275).
[tekstkritische noot]27 stichtersse van Ldb. vs. 33 Stichsters van de
voetnoot25
Vroe-Moeder: vroedvrouw; reden: rede, verstand.
voetnoot27
stichtersse: stichteres; hier met onbetoonde tweede lettergreep.
voetnoot29
dees drymael drie: deze negen, nl. de Muzen.
voetnoot33
Nimphe: eig. Muze.
voetnoot34
treur: nl. treurgerijm, droevige liederen (samentrekking van een samenstelling en een woordgroep komt bij Bredero meer voor, bijv. in Moortje: ‘ongewoon en ongebruyck der woorden’, in de ‘Rede aande latijnsche-geleerde’).
voetnoot35
wel ghevoeght: dat daar goed bij past (bijv. nabepaling bij geluyt).
voetnoot37
de sinnen: de gemoederen.
voetnoot39
soetigheyt: lieflijkheid.
voetnoot40
u: uw; opwaerts, of neder voert: blij of droevig stemt.
voetnoot42
In 't wel vereenen enz.: over de juiste vereniging van uw wijsheid en uw scherts.
voetnoot43
gheslacht: kinderen van één vader, nl. van Zeus en Mnemosyne; jock en boertery: scherts (tautologie).
voetnoot44
Naer tyts bequaemheyt: naar de omstandigheden van het ogenblik; schickt: bezorgt, verschaft.
voetnoot45
ingeleyt verstandt: aangeboren inzicht; de dubbele punt fungeert als een komma, om het einde van de bijv. bijzin bij de aanspreking (vs. 43) aan te geven; d'opmerckende gemoeden: de aandachtige gemoederen (lijd. vw. bij dwingh, vs. 46).
voetnoot46
wond'ren en verwoeden: hevige verwondering.
voetnoot47
de snelheyt van u schickkelijck beleyt: de snelle aanpassing van uw gedragingen.
voetnoot48
gelaat: uiterlijk, gedrag; gril: grilligheid, speelsheid (met samentrekking van -igheyt in de nevenschikking met statigheyt); statigheyt: stemmigheid, ingetogenheid.
voetnoot49
recht-geleerde: verstandige, intelligente.
voetnoot50
Als letter-wyse kunst: dan de boekengeleerdheid: schermen na de Godtheydt: godgeleerde disputen.
voetnoot51
Die blinde slaghen enz.: die in den blinde een slag slaat.
voetnoot52
Na: naar; het breyn des Werelts: het menselijk verstand.
voetnoot53
laas: helaas; ghemeen: gewoon, veel voorkomend.
voetnoot55
misverstant van: onbegrip, onwetendheid aangaande; waan: verkeerde gedachten (samentrekking van misverstand van is grammaticaal mogelijk, maar semantisch niet waarschijnlijk).
voetnoot56
voornemen: te voren ingenomen standpunt.
voetnoot59
ghebreck: tekortkoming; sy: nl. iedereen die in de vzn. 57 en 58 is bedoeld; kloeck: wijs, verstandig.
voetnoot61
Nichten: bloedverwanten; de Muzen waren halfzusters van Athene, omdat ook zij dochters van Zeus waren.
voetnoot62
matigheyt: gematigheid; gekroonde: bekroonde.
voetnoot63
sticht'lijck: verheffend; en dat ghy (...) laat: en laat; 't cieraat: de pracht.
voetnoot64
woorden op gepronckt: mooie, pralende woorden; het pit: de kern, de inhoud.
voetnoot65
Begrijpt geen dingh: vat geen zaken aan; om vaemen: omvatten.
voetnoot66
Noch dat ghy enz.: noch (dingen) waarvan gij zeker weet, dat ze u niet passen.
voetnoot67
Den sotten Ikarus enz.: schuw, vermijd de dwaze streken van de onverstandige Icarus. Icarus was de zoon van Dedalus, die met zijn vader gevangen gehouden werd in het labyrint in Kreta, dat de laatste zelf gebouwd had. Dedalus maakte van was en veren vleugels om met behulp daarvan te ontsnappen. Tegen de raad van zijn vader vloog Icarus te hoog. De zonnewarmte deed de was smelten, waardoor Icarus bij Samos in zee stortte.
voetnoot68
Met Dedalus beraân enz.: houd met Dedalus welberaden de middenweg.
voetnoot69
wulpse: vermetele, onbezonnen; Phaëton: zoon van de zonnegod, die voor één dag de zonnewagen mocht besturen. Hij kon de paarden niet in bedwang houden en Zeus moest een einde maken aan de dolle rit door hem met de bliksem te treffen.
voetnoot70
't reuckeloos bestaen: het roekeloze waagstuk.
voetnoot71
u lust: uw verlangens.
voetnoot72
ooght (...) voorsichtigh op het endt: houdt met vooruitziende blik de afloop in het oog.
voetnoot73
naer: naar de mate van.
voetnoot74
onses aerts: van onze natuur, onze aanleg; gheplogen: betracht (oud verleden deelw. van plegen.)
voetnoot75
so: zoals; na: achter.
voetnoot76
volght: volgt op, achtervolgt; onnoos'le: onschuldige (d'onnoos'le deught is lijd. voorw.); nijt: afgunst, haat (onderwerp).
voetnoot77
selfs: zelf; leyt toe: heeft het gemunt op; bederven: verderf.
voetnoot78
slimste: ergste; na kan leze men een puntkomma; wijs: gewoonte, zede; mocht derven: zou willen missen, kwijtraken.
voetnoot79
aldersnootste: allerslechtste, boosaardigste; smaet: schande.
voetnoot80
vry: onbevreesd; wel geoorloft: alsof het volkomen geoorloofd was, alsof hij niets misdreven had: staet: bestand is tegen (vgl. WNT XV, kolom 94).
voetnoot81
En spreken schamperlijck op: en dat zij (nl. zulke mensen) smadelijk spreken over; u Susterlingen: uw bloedverwanten (vgl. vs. 61).
voetnoot83
Mannelijcke: gezegd van Athene wegens haar wijsheid en moed.
voetnoot84
gunst: genegenheid.
voetnoot85
u bloedt: uw bloedverwanten; klachtigh: klagend.
voetnoot88
benijt: haat.
voetnoot89
Theben: Thebe, hoofdstad van het landschap Boeotië, hier figuurlijk (pars pro toto) voor Hellas, het klassieke Griekenland; breken: onwillig vertrekken.
voetnoot90
beken: eig. beke, beek. Lees hierna: namelijk.
voetnoot91
Hippocreen, Agaenipp': Hippokrene (d.i. Hengstebron), Aganippis: twee namen voor de door het paard Pegasus geslagen bron, waarvan het water dichterlijke inspiratie geeft; Pegasus, hoef-slachs bron: waarschijnlijk als een samenkoppeling te beschouwen: de door Pegasus' hoef geslagen bron.
voetnoot92
waerde: geliefde; Helicon: berg in Boeotië, gewijd aan Apollo en de Muzen, waar zich de genoemde bron bevond.
voetnoot93
En swerven doen: en zwierven toen (eig. sworven).
voetnoot94
overmachtigh-rijck: uiterst machtige en rijke.

voetnoot95
Die Roem des Aerden kloots: die trots van de aardbol. Hier begint een bijstelling bij Roomen (vs. 94), die doorloopt tot en met vs. 100.
voetnoot96
of: af.
voetnoot98
van wyser Princen gunsten: door de gunstbewijzen van wijze vorsten.
voetnoot101
nydigheyt: vijandigheid, vernielende kracht.
voetnoot102
haer: nl. van de stad; naem-haftigheydt: faam, beroemdheid.
voetnoot103
bewelt in: bedolven onder. Vgl. deze passage met Hoofts rijmbrief ‘Aen de Camer in liefd' bloeyende’, vs. 139-148 (ed. L.-St. I, blz. 8).
voetnoot104
Niet: niets; als haer vernaemde lof: dan haar alom bekende roem.
voetnoot108
treffelijck: prachtig, heerlijk; wercken: kunstwerken.
voetnoot109
uyt ghedompt: uitgedoofd.
voetnoot110
ballingh slants: als ballingen; veldt vluchtigh: voortvluchtig, vluchtend; sweven: zwerven, ronddolen.
voetnoot111
in 't oude Koninghs Hof: aan het hof van de oude (vroegere) koning, nl. Frans I (1515-1547), die het doordringen van de Renaissance in Frankrijk heeft bevorderd, o.m. door Italiaanse kunstenaars aan zijn hof te roepen.
voetnoot112
of: van (pleonastisch).
voetnoot113
voorstandtster: beschermster, verdedigster; vromen: rechtschapenen.
voetnoot114
ons rust (...) genomen: ons neergezet, gevestigd.
voetnoot115
oprecht: braaf, rechtschapen. Het in de volgende vzn. geschilderde beeld van de geschiedenis berust volgens Te Winkel op ‘de kroniek van Beka’ (Werken 1890, III, blz. 137 n.).
voetnoot116
Geen neeringh dreven: geen ander middel van bestaan hadden; haer visserije slecht: hun primitieve visvangst.
voetnoot118
bequaem: geschikt.
voetnoot120
Dan: maar.
voetnoot123
gesteldt: geplaatst; nieuwelijcks geplandt: nog maar kort in de grond gezet.
voetnoot125
uyt haar vervallen assen: uit zijn rampspoed (bijw. bepaling bij vs. 126). Het woord haar (d.i. hun) verwijst eigenlijk naar ‘eecken-houte muren’, maar Bredero betrekt het met een wending in de gedachte op de burgerij.
voetnoot126
Sijn: meervoudige persoonsvorm bij het collectivum volck.
voetnoot128
't Geschonden niet alleen enz.: wat verwoest was niet alleen herbouwd, maar ook nog uitgebreid. In de eerste vershelft is ghebout samengetrokken.
[tekstkritische noot]129 grootsheyt Ldb. grootheydt - 132 Oorelooghs Beleydt Ldb. Ooreloghs-beleyd; en machtigheyt Ldb. in Machtigheydt - 133 Haer uytgeblaese Faem Ldb. Dat haer geblase Faem - 135 Parsiaen Ldb. Persiaen - 138 dat het Ldb. dattet - 141 voorsinnicheden Ldb. voorsienicheden
voetnoot130
zij: dit vrl. voornaamw. verwijst niet naar de naam, maar naar de stad Amsterdam; treflijckheyt: aanzien, pracht.
voetnoot131
deftigheyt: waardigheid; Raedt: opvatting, inzicht; Gewelt: kracht, macht.
voetnoot132
Oorelooghs Beleydt: oorlogvoering.
voetnoot133
Haer uytgeblaese Faem: haar luid verkondigde roem; snorren: gonzen, zoemen.
voetnoot134
dreygen met ontsagh: ontzag afdwingen, imponeren.
voetnoot135
Geel: nl. Geele Moor: de lichtgetinte mensen uit Noord-Afrika (de buigings-e ontbreekt door elisie); zie ook WNT IX, kolom 1101-1102; Parsiaen: de Perzen.
voetnoot136
Die sal: elk van hen zal; haer mogentheyt enz.: de macht van de stad te hulp roepen.
voetnoot137
Onder-handelingh (...) plegen: handel drijven (?)
voetnoot138
Met Wissel, oft met Waer: tegen betaling of door ruiling; nae dat: al naar.
voetnoot139
ghelijckelijck: tegelijkertijd; (doen) weder standt: tegenstand bieden.
voetnoot140
waerdigh: voortreffelijke.
voetnoot141
Al door 't bestieren enz.: alles door de besturing van Gods voorzienigheid; voorsinnicheden is een afleiding van voorsinnig, door Bredero o.a. in het ‘Antwoort op den Brief van Iacob Barthout Feris soon’ gebruikt(vs. 52).
voetnoot142
't heerelijck beleyt: het bestuur zoals het landsheren past, uitmuntend, nobel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero

  • Nederduytsche poëmata

  • Nederduytsche Rijmen


auteurs

  • Garmt Stuiveling

  • B.C. Damsteegt


organisaties

  • Nederduytsche Academie

  • Eglentier