Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreid werk (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreid werk
Afbeelding van Verspreid werkToon afbeelding van titelpagina van Verspreid werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreid werk

(1986)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dochters liefdens liedt

Amoureus lied, door een meisje gezongen.

Beginregel: Al waer ick soo bemint als d'algoedighe Goon
Eerste publikatie: Venus Minne-gifjens, Inhoudende Veelderhande nieuwe Deuntjens, en Voysjens, oock andere Liedekens, door verscheyden Componisten ghemaect, en noyt voor desen in druck ghesien. Als oock de verantwoordinghe van het Meniste Susjen. (Gravure: Venus en Cupido) Tot Amsterdam. By Cornelis Willemsz. Blau-Laecken, Boeckvercooper woonende in S.Jansstraet in 't vergulde A.B.C., blz. 14r. - Blijkens het jaartal 1622 op de eerste gravure mag de verschijning van dit ongedateerde boekje op 1622 worden gesteld; zie Groot-Lied-boeck III, De melodieën van Bredero's liederen (...) door F.H. Matter (1979), blz. 279.
Omvang: 16 regels.
Versvorm: alexandrijnen.
Rijmschema: a a b b c c enz.
Melodie: zie F.H. Matter a.w., blz. 26, 29, 106-108.

Gezien de inhoud en de aanspreekvorm Ridder (vs. 2) zou dit lied een fragment kunnen zijn uit éen van Bredero's toneelspelen, een liefdesverklaring gesproken of gezongen door Elisabeth voor Rodderick, door Griane voor Florendus, ongeacht de vraag of die ridder op dat ogenblik in levenden lijve of alleen in haar verbeelding aanwezig was. De tekst komt echter in Bredero's toneelwerk niet voor, en moet daarom worden beschouwd als een zelfstandig gedicht dat in diezelfde sfeer en dus waarschijnlijk ook in diezelfde periode is ontstaan, d.w.z. 1611-1612.

[pagina 238]
[p. 238]

De thematiek van het lied: het superlativische van de liefde in vergelijking waarmee men alle aardse en zelfs hemelse dingen als waardeloos ervaart, is ook te vinden in lied CXXV uit het Groot Lied-boeck (I, blz. 415-417; II, blz. 392-393), maar daar geuit bij monde van de man. Men zie in dit verband ook het sonnet van P.C. Hooft: ‘Waer 't dat Juppijn ten hoof mij in sijn hemel baede’ (ed. Leendertz-Stoett I, blz. 95).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero

  • Nederduytsche poëmata

  • Nederduytsche Rijmen


auteurs

  • Garmt Stuiveling

  • B.C. Damsteegt


organisaties

  • Nederduytsche Academie

  • Eglentier