Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rodd'rick ende Alphonsus (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rodd'rick ende Alphonsus
Afbeelding van Rodd'rick ende AlphonsusToon afbeelding van titelpagina van Rodd'rick ende Alphonsus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.31 MB)

Scans (10.52 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

C. Kruyskamp

Garmt Stuiveling



Genre

drama

Subgenre

tragikomedie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rodd'rick ende Alphonsus

(1968)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 69]
[p. 69]

[Tekst]



illustratie

[pagina 71]
[p. 71]

[Opdracht]

Ga naar margenoot+Den Edelen, Erentfesten, Hoogh-geleerden, VVelvvysen, seer VoorsienighenGa naar voetnoot* Heere: mijnen Heere D. Huyghe de Groot, eerste Raadt en Pensionaris der Stadt Rotterdam.

 

Myn Heere,

1Onsen ghelaurierden Poët, en vvel vvaardigen Drossart van Muyden, PieterGa naar voetnoot1 2 Cornelisz. Hooft, seydt yevvers in zijn Princelijck en lieflijck Spel vanGa naar voetnoot2 3 Granida aldus:

 
Hoe wel een Edel hert van uytghenomen sinnen,
5[regelnummer]
All' Edel herten vroom en deughdsaam moet beminnen:
 
Soo heeft nochtans natuur ghehecht aan ons ghemoet,
 
Een treck die verre d'een voor d'ander kiesen doet.

8En dat mijns achtens meest door diender yet Goddelijcx in s'menschen 9 ingevvanten is, dat de verkiesinghe veroorsaackt, beneffens dat soo baart 10 ghelijckheydt van sinnen en zeden een onderlinghe vruntschap, het vvelcke 11 ick inde ondervindeliickheydt bespeure: VVant het schiint of de geliick-Ga naar voetnoot1112ghesinde zielen gemengschap en gemeynschap hebben gehadt, al eer sy haarGa naar voetnoot12 13 inde aartsche herbergen begaven, en dat sy daar over, vvanneer sy den anderenGa naar voetnoot13 14 hier ter VVerelt in dese vervalb're lichamen gemoeten, de hemelscheGa naar voetnoot14 15 kennisse en ommegang met nieuvve vruntschap vveder soecken te ver-

[pagina 72]
[p. 72]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

16nuvven. Hoe svvaarliick; maar hoe heughliick ist, eender te treffen onderGa naar voetnoot16 17 so veel duysenden, daar vvy eenige geliickheyt des gemoets inne vinden? 18 Voorvvaar onder de salicheden der tydeliicke dingen, en is voor het sterffe-19liicke geslacht een vvarachtigh en ghetrouvv vrunt de minste niet. Datter 20 yet krachtighs in ons verborghen is, 'tvvelck sekere voor, en meer genegent-Ga naar voetnoot2021heyt tot d'een of d'ander in ons vverckt; heb ick selfs (indient my gheoorloft 22 is te segghen) in miin selven ende anderen bemerct: VVant eer ick den roem-23ruchtigen Griecschen ende Latiinschen Leer-meester Daniel Heyns, en 24 Ga naar margenoot+den vermaarden en vvarachtigen Gheschicht-schryver Peter Schryver, 25 myne vrunden, oyt sagh, of kon, heb ick haar gemint en ghelieft; en syGa naar voetnoot25 26 lieden hebben my vvel gevvilt, eer ick oyt voor haar verscheen, door'tGa naar voetnoot26 27 heymeliick verstandt der sprakeloose geesten: daar ick my niet vervvaande-Ga naar voetnoot2728liick in verhovaardighe; maar daar ick my innerliick dapper in verblyde, 29 vermits hare beleefde zielen my vvat deels in haar gunste gunnen; vanGa naar voetnoot29 30 vvelcke eervvaardighmakinghe ick oock herteliick bedanck den zeer 31 geleerde ende grootgheestige Rutgertsius, Raats-Heer des Konincks vanGa naar voetnoot31 32 Svveden, ende voornameliick u miin Heere! die om u hooghe vvetenschap 33 ende van Godt begaafde vviisheydt te recht den naam van Huygo de Groote 34 voert. O cieraat der Nederlanders! O Kroon-dragher der vvel-spreecken-35heydt! Die om u sesthien Iaaren vvierdt mede genomen tot een pronck inGa naar voetnoot35 36 Vranckriick, van de voortreffeliickste Ghesanten der Machtighe Heeren 37 Staten; alvvaar ghy u woordt doende voor dien Grooten Koningh Hendrick 38 so hoogh-vliegent en so vvel, dat de Vorsteliicke mont riep, Siet daar het 39 wonder van Hollant! O vvaarachtige spreuck! En vvaardigh van so Heldt-40achtigen Prins ghesproken te vvorden. O Groote Man! Hoe goedt en hoe

[pagina 73]
[p. 73]

41 gunstigh vvas my 'tgheluck doe 'tmy troonde tot u lijff'lijcke tegenvvoor-Ga naar voetnoot4142digheyt, doen u vvyse mont mijn borst stroockte met lieffelijcke endeGa naar voetnoot42 43 hoogh-vervvonder-vvaardige vvoorden? So haast en sagh ick niet het 44 blickeren en blakeren van u heldere glase vensteren van u Gheest, of ick 45 bekende met eerbiedigheydt de grootheydt en vvaardigheydt van u edele 46 Ziel, die uyt Godt geboren is, om te overtreffen alle Volcken ende Tongen, 47 van vviens gheleertheydt haar ontsetten en verbasen met erkenningh deGa naar voetnoot47 48 verstandighste van onse eeuvve. O gheluckigh, over-luckigh Rotterdam, 49 die met sulcken blinckenden Dyamant meught brommen: Maar noch ghe-Ga naar voetnoot4950luckigher zijnse die u daghelijcks gheselschap moghen ghenieten; ja die in u 51 dienst haar leven moghen endighen. Teghen miin danck (vvaarde Heere!) 52 moet ick miin penne bedvvinghen, ende de stomme spelen, uyt vreese van 53 de nydighe; en oock soo ben ick meer als vvel verseeckert dat ghy niet en 54 ziit gedient met lof, of lief-koseryen: Daaromme soo bid ick u endelingGa naar voetnoot54 55 Ga naar margenoot+dat ghy miin groote vrymoedigheydt, en dit miin VVedu-pennincxken int 56 goede nemen vvilt; dat is, (het Treur-spel van Rodderick en Alphonsus) so 57 verre my dit na vvensch mach geschien, soo sal ick my grooteliicks aan 58 'tgheluck verbonden achten, en u miin Heere een eeuvvighe danckbaarheytGa naar voetnoot58 59 schuldigh blyven, het vvelck ick vertrouvv dat my van u deughdeliicke 60 beleeftheyt niet en sal ghevveygert vvorden, verhopende dat ghy met miin 61 feylen vriendeliick leven, ende den Duytschen altemets vvat toegheven sult,Ga naar voetnoot61 62 op dit geloof sal ick den dagh over miin spel laten gaan, denckende dattetGa naar voetnoot62 63 onder u geleyde vry en veyligh vvandelen en vvesen sal. Hier mede vvil 64 ick V.E. bevelen inde ghenadighe bescherminghe vanden onsterffeliicken 65 Godt, die vvil V.E. verleenen 'tgheen V.E. tot Salicheyt mach strecken, 66 gheliick V.E. van herten vvenscht

 

Vvven onderdanighen Dienaar ende Vrundt,

 

G.A. Bredero.

[tekstkritische noot]Opschrift: D. Huyghe de Groot A cursief, zo ook de andere eigennamen, het gedicht, de woorden van Hendrik IV en de ondertekening
margenoot+
A 2 ro
voetnoot*
Opschrift: seer Voorsienighen Heere: gewone titel voor magistraatspersonen; de D. voor Huyghe zal wel Doctor betekenen.
voetnoot1
ghelaurierden: gelauwerde; hier blijkbaar in oneig. zin: roemrijke.
voetnoot2
yewers in zijn ... Granida: nl. IV, 1 (Ged., ed. Leendertz 2, 185-186; ed. Stoett 2, 190).
voetnoot11
ondervindeliickheydt: ervaring.
voetnoot12
gemengschap en gemeynschap hebben gehadt: vermengd en verenigd geweest zijn. Deze, zo niet Platonische, dan toch platoniserende gedachte heeft Bredero kunnen vinden in Hoofts Granida, vs. 1262-'64:
 
... Soo datse (de liefde), naer men vijndt,
 
Geen nieuwe vrientschap, maer vrientschaps vernieuwing schijnt:
 
Recht oft die sielen met elckander onderlingen
 
Gepaert hadden geweest, al eer sij lijf ontfingen.
voetnoot13
daar over: om die reden.
voetnoot14
vervalb're: vergankelijke.
[tekstkritische noot]18 Voorvvaar, A Voorvvaat - 21 selfs, A felfs
voetnoot16
eender: iemand.
voetnoot20
yet krachtighs: een actief beginsel; voor te verbinden met genegentheyt en dus zoveel als: voorliefde.
margenoot+
A 2 vo
voetnoot25
kon: kende.
voetnoot26
hebben my wel gewilt: zijn mij welgezind geweest.
voetnoot27
't heymeliick verstandt: de geheime verstandhouding.
voetnoot29
wat deels: enige aandeel; eerwaardighmakinghe: eerbewijs, onderscheiding.
voetnoot31
Rutgertsius: Jan Rutgers, geb. te Dordrecht in 1589, een verdienstelijk filoloog, zwager van Dan. Heinsius; sinds 1614 volgde hij een politieke loopbaan, in dienst van Gustaaf Adolf van Zweden, eerst als staatsraad, later als gezant bij de Staten-Generaal (zie Biographie Universelle, dl. 39 en Allg. Deutsche Biogr. 30, 42-44; de Ndl. biografische wdb. vermelden hem niet).
voetnoot35
om u sesthien Iaren: in 1598 reisde De Groot met het gezantschap van Justinus van Nassau en Oldenbarnevelt naar Frankrijk; hij was toen pas 15 jaar (zie C. Brandt, Hist. v.h. Leven v.H. de Groot 10-11).
voetnoot41
troonde: voerde.
voetnoot42
stroockte: streelde.
voetnoot47
haar: zich.
voetnoot49
brommen: pralen.
voetnoot54
liefkoseryen: vleitaal.
margenoot+
A 3 ro
voetnoot58
aan 'tgheluck verbonden: jegens de Fortuin verplicht.
voetnoot61
den Duytschen: het Nederlands (dat ik schrijf).
voetnoot62
den dagh ... laten gaan: mijn stuk openbaar maken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero


auteurs

  • C. Kruyskamp