Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stommen ridder (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stommen ridder
Afbeelding van Stommen ridderToon afbeelding van titelpagina van Stommen ridder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Editeur

C. Kruyskamp



Genre

drama

Subgenre

tragikomedie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stommen ridder

(1973)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

Ga naar margenoot+'t Eerste vvtkomen

palmerijn zich stom veynsende
 
Ghelijck een Vogel is tot vlieghen uytverkoren,Ga naar voetnoot1
 
Soo schijnt den armen mensch tot ongheluck geboren,
 
Dat heb ick wel versocht, en dat ick nu versoeck,Ga naar voetnoot3
 
Dat lees ick alle daagh in mijnder herten Boeck.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ick mijmer waer ick gaa, want in dit eensaem levenGa naar voetnoot5
 
Soo moet ick mijn, helaes! nu taal en antwoort gheven.Ga naar voetnoot6
 
O lust te seer ghesocht door 't vluchtich soet behaghen!
 
Soo ben ick leyder nu ach in een eeuwich klaghen.Ga naar voetnoot8
 
O lust te seer ghesocht met reuckeloos ghemoet!Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Sulcx dattet my deur 't aertsch van 't Hemels twijff'len doet.Ga naar voetnoot10
 
Onsal'ghe Jonghelingh, de midd'len zijn vervloghen,
 
Waer door te rechten ick souw weder komen moghen.Ga naar voetnoot12
 
Wat is de oorsaeck doch? ick selfs? o neen, de Valck.Ga naar voetnoot13
 
De Valck? O neen. De vrouw'? De vrouw'. De Hoere schalck,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
De Toveres vervloeckt, verdoemt, en hoogh verswooren,Ga naar voetnoot15
 
Waar door ick heb mijn selfs en alles goets verloren.
[pagina 62]
[p. 62]
 
Nachtmery! groote kol, weermaeckster, boose gheest,Ga naar voetnoot17
 
Die my in lichaems schijn soo langh zijt by gheweest,Ga naar voetnoot18
 
Nu sydy voor den droes, of by zijn qua ghesellen
20[regelnummer]
Die met u willich gaan in d'afgront vander Hellen.Ga naar voetnoot20
 
Ick ben te laet ontwaackt, eer ick mijn doolingh wist,
 
Was ick de rechte wech, den Heere baan, ghemist,
 
Waer door dat ick ontbeer de alderbeste menschen,Ga naar voetnoot23
 
En al het ghene dat een groote ziel kan wenschen.
25[regelnummer]
O Vogel die mijn quam van d'aldersnootste hant,Ga naar voetnoot25
 
Ghy sult de boete doen aen dese harde wandt!Ga naar voetnoot26
 
Had ick dat Vercken oock soo by haar langhe beenen,Ga naar voetnoot27
 
Ick klonck haer lichte kop tot morsel aande steenen.Ga naar voetnoot28
 
Daer leyt mijn tijdt verdrijf, mijn kostelijcke lust!Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Mijn hart is dol en droef, mijn ziele die zoeckt rust.
 
Ga naar margenoot+'k Heb al de nacht ghezocht, ghekreten en gheronnen:Ga naar voetnoot31
 
Mijn dorst ick laven ga daer ginder ander bronnen.Ga naar voetnoot32
 
Ach! zoo een koele drop is lieflijcker voor mijn,
 
Als d'armste Bedelaar de muskadel mach zijn.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Hier is de schaduw grootst. Om best de ramp te schouwen,Ga naar voetnoot35
 
Zal ick my van het volck en van de spraack onthouwen.Ga naar voetnoot36
Hy gaet leggen slapen.
[pagina 63]
[p. 63]
tvvee turcksche iagerinnetjes
 
Het Zonnitje steeckt zijn hoofjen op,Ga naar voetnoot37
 
En bestraalt der Berghen top
 
Met zijn lichjens: Wat ghezichjes,
40[regelnummer]
Wat verschietjes vert en flaeuw,Ga naar voetnoot40
 
Dommelter tusschen 't graeuw en blaeuw.Ga naar voetnoot41
 
't Vochtighe boomtje blinckt verciert.
 
't Vrolijck Vinckje tiereliert
 
Op zijn tackjes, wilt en mackjes,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En weer strackjes op een aar,Ga naar voetnoot45
 
Hippeltet met zijn wederpaar.
 
d'Hemelen werden meer begroet
 
Van die Diertjes kleyn en zoet,
 
Als van menschen die maer wenschen
50[regelnummer]
Na het aerts en 't helsche goet,Ga naar voetnoot50
 
Datmen hier toch al laten moet.
 
Hemeltjes wijs en wel gheleert,Ga naar voetnoot52
 
Meer met reden ghestoffeert,
 
Als de lieden, die 't ghebiedenGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Van een Werelt noch verdriet:
 
Zy hebben u vernoeghen niet.Ga naar voetnoot56
 
't Herdertje met zijn woelich Vee,Ga naar voetnoot57
 
Schrolt op't volckje vande Stee,Ga naar voetnoot58
[pagina 64]
[p. 64]
 
Daar zijn Knaapjes, van zijn Schaapjes,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
In zijn slaapjes zacht en stil,
 
Willich vol doen haars Heeren wil.
 
Menscheltjes, Godt gheeft elck zijn deel,Ga naar voetnoot62
 
Ga naar margenoot+Maar elck doet zijn best om veel
 
Te vergaren; dan 't bewarenGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Voor de Jaren is een kunst.
 
Danckt de Gooden van haar gunst.
 
Gheen dingetjes zijn zoo slecht zoo teerGa naar voetnoot67
 
Of zy gheven ons een leer:Ga naar voetnoot68
 
Wilt maar mercken op de werckenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Van de Goden wonderbaar,
 
Niet en vindy sonder haar.Ga naar voetnoot71
 
O redelijcke Beesjes dwaas,Ga naar voetnoot72
 
Het onvernuftich Vee, helaas!Ga naar voetnoot73
 
Is veel nyver, en veel styver,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
In den yver tot Gods lof,
 
Als de mensch van 't beste stof.
aartsche diana
 
Wel waarde lieve Nicht, u stichtich lieff'lijck zinghen
 
Dat treckt mijn harte tot veel leerelijcke dinghen,Ga naar voetnoot78
 
Die ick wel eer voor kints onwaardich heb gheacht,Ga naar voetnoot79
[pagina 65]
[p. 65]
80[regelnummer]
Die voel ick zijn verzien met Goddelijcke kracht,Ga naar voetnoot80
 
En heymelijckheyt verweent van eyghen heylicheyden,Ga naar voetnoot81
 
Die ons van trap tot trap ten hooghen Hemel leyden,
 
Wie't maar aandachtich na met wijsen yver speurt,Ga naar voetnoot83
 
En het bekroosen hooft maar vander aarden beurt,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Aanschout de blonde Son, de Maan met al haar starren,Ga naar voetnoot85
 
Ghy zult in 't wonderwerck als grondeloos verwarren,
 
Hoe beurtswijs elcker dinghs op tijdt en mate went,Ga naar voetnoot87
 
En ommeloopt het padt van zijn besteecken ent.Ga naar voetnoot88
 
De dinghen zijn zoo hooch, onmogh'lijck te noemenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Met menschelijcke mont: aanschout de schoone Bloemen,
 
Voor-beelden vanden mensch, hoe lustich datse staan,
 
Hoe onseecker, hoe kort zy weer ter aarden gaan.Ga naar voetnoot92
 
Een yverighe ziel in ernst opghehevenGa naar voetnoot93
 
Ga naar margenoot+Sal naa dit rechtsnoer hem tot alle deughd' begheven,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Want na dien dat de tijdt ons ontschiet zoo ghezwintGa naar voetnoot95
 
Niet anders als een roock, of als de vlugghe wint,
 
Soo ist ons aldernutst te konnen sterven leeren,
 
Eer wy van daar wy zijn ghekomen wederkeeren.
 
O sterff'lijck gheslacht! als ghy dees dinghen ziet,
100[regelnummer]
Merckt doch u kortheyt aan, u tijdt is min als niet.Ga naar voetnoot100
[pagina 66]
[p. 66]
aardighe
 
VVie boven al zijn Godt bemindt,Ga naar voetnoot101
 
Zijn Godt in alle dinghen vindt;
 
Wie yet meer wil verkiesen,
 
Sal Godt in al verliesen.
 
 
105[regelnummer]
Wie wijs'lijck doen wil woecker-winst,Ga naar voetnoot105
 
Die mint Godt meest, zijn zelven minst.
 
Die hem tot God kan neyghen,
 
Die maackt van Godt zijn eyghen.Ga naar voetnoot108
 
 
 
Min ick een mensch, dat seecker is,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Dat hy my mint is t'onghewis;
 
Dus wil ick Godt mijn leven,
 
Mijn ziel en alles gheven.
 
 
 
Want God is trouw, die trouw oock hout,
 
Maar die hem op den mensch betrouwt,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Vertrouwt hem oock den looghen,
 
En is vervloeckt bedroghen.
 
 
 
Hy is wel dol, wel zot, wel blindt,
 
Die yet meer als zijn Godt bemindt;
 
Het zijn verlooren menschen,
120[regelnummer]
Die oock yet anders wenschen.Ga naar voetnoot120
 
 
 
Ga naar margenoot+Want alles watmen zichtbaar ziet,
 
Dat is een zichtb're groote niet,Ga naar voetnoot122
 
Daer niet is op te bouwen,
 
Maar Godt is te vertrouwen.
[pagina 67]
[p. 67]
aartsche diana
125[regelnummer]
Dat Lietjen heeft wat in,Ga naar voetnoot125
 
Ick let meer op de zin
 
Als op de schoone woorden,
 
Die 'k toch met lust aanhoorden.
 
't Is met een zeeghbaarheytGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Ghezonghen en ghezeyt,
 
De stijl is uytghelesen,
 
En 't hoort oock zoo te wezen.
 
Ofter wel yemandt leeft,Ga naar voetnoot133
 
Die Gode zoo lief heeft?
135[regelnummer]
Veel kunnen 't moytjes zegghen,
 
Die't lelijck laten legghen.Ga naar voetnoot136
 
Ofmen 't al fraytjes praat,
 
Datmen zijn zelven haat,
 
En Godt heeft uytverkoren,
140[regelnummer]
Noch is het al verlorenGa naar voetnoot140
 
Soo daar de liefd' ontbreeckt.Ga naar voetnoot141
 
Ofmen al deghelijck spreeckt
 
Van Goddelijcke zaecken,
 
Dat kan niet beter maecken.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
De tongh is somtijdts goet,
 
En boos is het ghemoet;
 
De deucht is best te mercken
 
Aan deuchdelijcke wercken.
 
Veel dinghen hebben schijn
150[regelnummer]
Van 't gheen zy niet en zijn.
 
Die 't aldermeeste weten,
 
Haar aldermeest verghetenGa naar voetnoot152
[pagina 68]
[p. 68]
 
Ga naar margenoot+Aan 't een of't ander dingh.
 
De mensch' is zonderlinghGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
Vaack anders als hy uytert,Ga naar voetnoot155
 
Na dat hy rust of ruytert.Ga naar voetnoot156
 
Den eenen die zit stil,
 
En zondicht met zijn wil,
 
En d'ander is ghelaten,
160[regelnummer]
Al schijnt hy mal te praaten,
 
Zoo is hy in zijn gheest
 
Noch voor het quaat bevreest.
 
Dan 't zijn de hooghste zinnen,Ga naar voetnoot163
 
Die God zoo konnen minnen,
165[regelnummer]
Maar ick heb zulcke lien
 
Mijn leven niet ghezien.
 
Hoe heylich datse spreecken,
 
Zy hebben haer ghebreecken,
 
En ick heb oock de mijn,
170[regelnummer]
Godt weet hoe ickse vijn.Ga naar voetnoot170
 
'k Wou ickse mocht verwenschen,
 
't Ghebreck is inde menschen.Ga naar voetnoot172
 
Den een zoeckt eer en staat,
 
Al waart met groot verraat,
175[regelnummer]
Van Landen en van Lieden:
 
Een ander wilt ghebieden,Ga naar voetnoot176
 
Al kosten't goet en bloedt,
 
Het heerschen is te zoet.
 
Het vet wilt altijdt boven,
180[regelnummer]
In Kercken en in Hoven:
 
Niemant zit garen lest,Ga naar voetnoot181
 
Dus ellick doet sijn best,
[pagina 69]
[p. 69]
 
Om die gheen te bekladden,
 
Dieser niet garen hadden.Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
En zoo ist over al,
 
Dat is zoo't blyven zal.
 
Ga naar margenoot+Dan die hem wil begheven,
 
Tot een wel zalich leven,
 
Die doet na Gods Ghebodt,
190[regelnummer]
En gaat uyt hem in Godt,Ga naar voetnoot190
 
En legghe af zijn zonden.
 
Dat werdt zoo swaar bevonden,
 
Men scheyter nauw'lijckx af,Ga naar voetnoot193
 
Int naare doncker graf.
195[regelnummer]
Zy gaan de mensch verzellen,
 
Tot inde mondt der Hellen.
 
Soo ist oock met de deught,
 
Want wie hem van zijn jeught,Ga naar voetnoot198
 
En van zijn kintse bienen,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
De zelve went te dienen,
 
In vreughden en in rouw,
 
Die zijn zy zoo ghetrouw,Ga naar voetnoot202
 
Dat zy om doodt noch sterven,
 
Hem niet en willen derven.Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Sy bringhen door de doon,Ga naar voetnoot205
 
Tot boven voor den throon
 
Der Hemelen verheven,
 
Daar zy vol blyschap sweven.Ga naar voetnoot208
[pagina 70]
[p. 70]
aardighe
 
Salige zieltjes die zoo verblijdtGa naar voetnoot209
210[regelnummer]
Voor de Goden werdt ghedronghen,Ga naar voetnoot210
 
Alwaar Gods lof ghebenedijt,
 
Vande Sangertjes werdt ghezonghen,
 
Daar ghy't Godd'lijck aanschijn ziet,
 
En zijn ghezelschap steedts gheniet,
215[regelnummer]
En alles goets gheschiet.
 
 
 
Heylighe Gheesjes der goede Goon,
 
Ga naar margenoot+Komt mijn zieltje oock zoo trecken,
 
Maackt de deught mijn zoo ghewoon
 
Dat mijn zinnetjes daer na strecken.
220[regelnummer]
Komt af, komt af, ay lieve daalt,
 
Eer mijn hartje zich versmaalt,Ga naar voetnoot221
 
En na wat anders taalt.
 
 
 
Goedige Goden, wat is den mensch
 
Haast verkeerlijck en lichtvaardich!Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Ghelijck een lichte wint of wenschGa naar voetnoot225
 
Is hy nietich en quaat aardich,Ga naar voetnoot226
 
Want het groote goede goet,
 
Dat ghy hem ghestadich doet,
 
Dat stoot hy met de voet.Ga naar voetnoot229
[pagina 71]
[p. 71]
aartsche diana
230[regelnummer]
Waarlijck Nicht, ick ben verwonnen,
 
Och ghy hebt zoo wel begonnen,
 
Ick wensch u steets zoo voort te gaan
 
Dat ghy eeuwich mooght bestaan.Ga naar voetnoot233
 
 
 
Maar de menschen die best kallen,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Sietmen zomtijts eerst vervallen.Ga naar voetnoot235
 
Hoemen leeft, in wat ghestalt,
 
Een yeder ziet dat hy niet valt.
 
 
 
Voor de Werelt goet te schynen,
 
Doet hy licht die't hem wil pynen,Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Maar 't vergaat, ten heeft gheen duur,
 
Elck is gheneyght na zijn natuur.Ga naar voetnoot241
 
 
 
Die de rampen en de slaghen
 
Des avontuurs kan duldich draghen,Ga naar voetnoot243
 
En even neemt zijn Lief als leyt,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Ga naar margenoot+Doet proef van zijn ghestadicheyt.
 
 
 
Ick hebber selver een gheweten,Ga naar voetnoot246
 
Die gheluckich hem mocht heten,
 
Door de deughden van zijn ziel,
 
Die int lest noch lelijck viel.Ga naar voetnoot249
[pagina 72]
[p. 72]
aardighe
250[regelnummer]
En hoor ick niet de hooren?
 
Komt, gaan wy door het kooren.
aartsche diana
 
Hoe rasen de wayd-lien.Ga naar voetnoot252
 
Zy hebben 't wilt ghezien.
 
 
 
De netten zijn ghehanghen,
255[regelnummer]
Bequaam om wel te vanghen.
 
De honden zijn ontdaan,Ga naar voetnoot256
 
Komt laat ons derwaarts gaan.
twee jaghers
 
Men kon gheen beter wech noch middel oock ghebruycken,Ga naar voetnoot258
 
De bracken nauw van lucht met snoffelen en ruyckenGa naar voetnoot259
260[regelnummer]
Die deden met ghekef ons 't eerste wilt-braat op.Ga naar voetnoot260
 
Voort sprongher met een vlucht daar yewers uyt een grop,Ga naar voetnoot261
 
Een heele hoope goets van knynen en van Hazen,
 
De winden stracx ghelost, en daar op ging het blazen,Ga naar voetnoot263
 
't Gheraas en het krioel, van't jancken en 't ghebas.
265[regelnummer]
Daar liep de Hart, de Hindt, de Bors, de Beer, de Das,Ga naar voetnoot265
 
De Bock, de Geyt, de Vos, de Luypaart en de Leeuwen;
 
Wat was daar een ghejach, van gillen en van schreeuwen,Ga naar voetnoot267
[pagina 73]
[p. 73]
 
Van vloecken, van ghebaar, van hu, hu, loop, loop, loop!Ga naar voetnoot268
 
Iget daar kregher een zulcken neep uytten hoopGa naar voetnoot269
270[regelnummer]
Die ghewis was. O bloedt, noch als de Karel baarde,Ga naar voetnoot270
 
Een party vielder doot, twee raacktender ter aarden,
 
Get daar was zulcken spul, die sloech, die stack, die smeet,
 
Die gongh, die sprongh, die drongh, die hongh, die riep, die kreet,
 
Zoo zeer ick weet niet hoe. Het wilt was zoo verleghen,Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Wij hebben zulcken vanghst ons leven niet ghekreghen.
manshooft
 
Dat's waar Broershart, dat's waar, zy ginghender me voort,Ga naar voetnoot276
 
s'Ontweydent na den eysch ghelijck als dat behoort.Ga naar voetnoot277
 
Het jaghen is een lust, vert boven alle dinghen,Ga naar voetnoot278
 
Daar komt den Adel aan met zinghen en met springhen.Ga naar voetnoot279
alderecht, hereman, manshooft, amereusje en al den hoop
280[regelnummer]
Al ben ick, schoon Liefje, niet machtich rijck,
 
Ick ben ten minsten als mijns ghelijck.Ga naar voetnoot281
 
Wat gheef ick om 't goet? Wat gheef ick om 't goet?
 
De beste Rijckdommen legghen int ghemoet.
 
Ick laat den gierigaart na schatten sien,
285[regelnummer]
Ga naar margenoot+En den staat-zuchtighen na het ghebien,Ga naar voetnoot285
 
Ick gheer, o mijn schoon, ick gheer, o mijn schoon,Ga naar voetnoot286
[pagina 74]
[p. 74]
 
Gheen Konincx scepter noch Keyzers kroon.
 
Want de rust en opperste wellust leytGa naar voetnoot288
 
In een onbekommerde vernoeghelijckheyt,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
En niet in het ghelt, en niet in het ghelt
 
Dat staagh zijn meester met zorghen quelt.
 
Daarom Prinsesje zoo acht ick aldermeest
 
De gaven van u doorluchtighen gheest,
 
En u hoogh vernuft, en u groot vernuft,
295[regelnummer]
Dat alle de werelt braveert en puft.Ga naar voetnoot280-295Ga naar voetnoot295
edelen
 
Wel of dees droncken bloedt niet eens en zal ontwaacken?Ga naar voetnoot296
 
'k Moet hem op mijn manier eens aardich wacker maacken.
 
Blaas op fraytjes, zo! houwt.
amoureusje
 
An ist! gants is dat mis?Ga naar voetnoot298
Hier vechten sy, eenighe vallen.
amoureusje
 
Ick zegh werentich dat 't een dollen duyvel is,
300[regelnummer]
Het is my hier te hiet, ick wil mijn vrouw gaan halen.Ga naar voetnoot300
[pagina 75]
[p. 75]
hereman
 
Ghy zult dien Eelmans doot met u leven betalen.Ga naar voetnoot301
 
Becingelt en bezet dien straatschender int ront.Ga naar voetnoot302
amoureusje
 
Och Princes komt doch stracx! Ay lieve komt terstont,Ga naar voetnoot303
 
Of al de Edellien die worden doot gheslaghen.
alderecht
5[regelnummer]
U beenen zullen u van deze plaats niet draghen.Ga naar voetnoot305
amoureusje
 
Och komt Me-vrouw, 't is tijdt.
Sy te paart met Ardemiere, en Staat-dochters volghen.Ga naar voetnoot-
aartsche diana
 
Maar ist zoo, als ghy zeght?Ga naar voetnoot306
 
Nu Ridders houwt toch stil, waar toe al dit ghevecht?
hereman
 
Aanziet Ed'le Princes hoe dat dees wreede moorder
 
U volck heeft vernielt.
[pagina 76]
[p. 76]
aartsche diana
 
Hout op en vecht niet voorder,
310[regelnummer]
Op peene vanden hals ghebiedt ick u weest stil,Ga naar voetnoot310
 
Want ick de waarom van dit vechten weten wil.Ga naar voetnoot311
Hy knielt en biedt haar den appel van zijn swaart stommeling.Ga naar voetnoot-
 
Maar schoone Jongheling, volmaackt in als gheschapen,Ga naar voetnoot312
 
'k Verseecker u u lijf, en danck u voor dit wapen.Ga naar voetnoot313
 
Ick weet niet vriendt, of ghy zijt Ridder ofte niet.
315[regelnummer]
Ghy zijt dan wat ghy zijt, na dat ghy mijn aanbiedtGa naar voetnoot315
 
U leven en u dienst, zoo zal ick u bewaren,Ga naar voetnoot316
 
't Zy teghen wien 't oock is: daarom wilt mijn verklaren
 
Wie dat u teghen danck ghewelt deed of besprongh.Ga naar voetnoot318
 
Ach jammer arme man! hy is beroert van tong;Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
De Goon doen u te kort, want zeecker, kondy spreken,Ga naar voetnoot320
 
Ga naar margenoot+Ghy zout ter werelt voor een wonderwerck uytsteecken
 
In schoonheyt, en in kracht, en in weerbare daan:Ga naar voetnoot322
 
Dan niet te min, ghy moet wel in haar gunste staan,Ga naar voetnoot323
 
Nadien dat ghy alleen dees menicht' hebt bevochten,
325[regelnummer]
Die u ghelijckerhant ter doodt te brenghen zochten.Ga naar voetnoot325
 
Komt hier eens Alderecht, zeght my waarom en hoe,
 
De zaacken wonderlijck toch zijn ghekomen toe.Ga naar voetnoot327
alderecht
 
Ghenadighe Princes, zoo wy al zinghend quamen
[pagina 77]
[p. 77]
 
Ontrent dese fonteyn, alwaar dat wy vernamenGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
Een slaperighen man, den eersten die hem zachGa naar voetnoot330
 
Die gaf hem om den deun een styve starcke slach,Ga naar voetnoot331
 
Den vreemdeling rijst op, vertoornt van dat groeten,
 
Hy slaet hem dat den kop quam rollen voor zijn voeten,
 
Doen schooten wy hem toe om wreecken dese moort.
aartsche diana
335[regelnummer]
Zeecker den stommen heeft ghedaan als hy behoort,
 
Om dat zijn Edelheyt zoo wel weet te kastyen
 
De zotheyt vande zots, zoo zal ick hem bevryen.Ga naar voetnoot337
 
Ick maack hem Edelman van mijn huys en van my,
 
Ick ra niemant zoo stout die hem misdoet, ten zyGa naar voetnoot339
340[regelnummer]
Dat hy myn gunst en't hooft gelijckelijck wil derven.
 
De dooden draaght van hier tot hy haar naaste erven.Ga naar voetnoot341
 
Ontslaat mijn groote tent daar achter in het groen,Ga naar voetnoot342
 
Want ick ben daar van zin een onbyten te doen.Ga naar voetnoot343
 
Komt hier, o schoonste man die 'k immer zach met ooghen,
345[regelnummer]
Neemt daar u swaart, 't is u.
Hy vvil haar voeten kussen.
 
'k Zalt nimmermeer ghedooghen:
 
Blijft altoos dicht by my op dat u niet misschiet.Ga naar voetnoot346
zeege-heer
 
Mijn God, hoe wel ghelijckt de Princes mijn Margriet.Ga naar voetnoot347
[pagina 78]
[p. 78]
aartsche diana
 
Wel hoe mijn vriendt, wel hoe, ghy meught u wel vertrouwen,
 
Wie u maar raackt zal ick in stucken stracx doen houwen.
aardighe
350[regelnummer]
Het eten is ghereet, komt gaan wy, lieve Nicht,
 
Noyt quam mijn schoonder man mijn leven int ghezicht.
Binnen.
amoureusje, Manshooft
 
Hoe vaarje Manshooft, krijghje oock gien hongher?Ga naar voetnoot352
manshooft
 
Neen of ja, Amoureusje, ick seltje segghen, ick wrongherGa naar voetnoot353
 
Vlusjes een hachjen in, goelickjes van dardalf pongt,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
En voort vong ick een Jonckers vles, die zetten ick aan mijn mongtGa naar voetnoot355
 
En ick haaldender een tooch uyt die niet swack was.
amoureusje
 
Komt gaan wy naar de tent, 'k wou 'k me al by de back was,Ga naar voetnoot357
 
'k Heb zulcken Varckens dorst als de droes, is dat niet fraeyGa naar voetnoot358
 
Manshooft? het eten smaackt nerghens beter als inde waey.Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Seecker de Princes heur Nicht is een moy meysjen,
 
Ga naar margenoot+Datset noch schuldich was, farrilahay, ick wouse wel een reysjen.Ga naar voetnoot361
[pagina 79]
[p. 79]
 
Wat het de smallen adel kromme spronghen inde kop.Ga naar voetnoot362
 
Nou Manshooft, muts of, zoo, fraaytjes, nou ghelijck op.Ga naar voetnoot363
 
Hoe staat dit goore goed, nou mackelijcke vaar, gaat voort wat,Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Datsje veur Mangshooft, de lest een voet int gat.Ga naar voetnoot365
 
I gut krijgh ick een Venezoen yewers in een hoeck of horren,Ga naar voetnoot366
 
'k Wil een schelm wezen zoo ick hem niet na zijn gat torren,Ga naar voetnoot367
 
En haal hem zijn inghewant van binnen uyt zijn lijf,
 
Ten minsten zoo klaar ick wel een beetje van een pondt vier of vijf.Ga naar voetnoot369
aartsche diana en Aardighe, en de Keyser met het Hof komt uyt.
370[regelnummer]
Waarlijck, waarde Nicht, mijn dunckt dat deze stommeGa naar voetnoot370
 
Een brave Ridder is, ter Werelt komen brommen,Ga naar voetnoot371
 
Tot een verwonderingh van d'aldergrootste lien,
 
Die ster-ooghend' gheen endt aan al zijn deuchden zien.Ga naar voetnoot373
aardighe
 
Van lichaem schoonheyts stal is hy zoo uytghenomen,Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Als nimmer Man die oyt van Moeder is ghekomen.
aartsche diana
 
Natuere heeft met kunst zijn edel beeldt ghemaeckt.
[pagina 80]
[p. 80]
aardighe
 
Die schortingh isser laas! dat hy niet is bespraackt.Ga naar voetnoot377
aartsche diana
 
Zeer zelden dat de Goon een schepsel zoo bestortenGa naar voetnoot378
 
Met heerlijckheyt en glants, oft daar zal yets aen schorten.Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
't Zy voegh'lijckheyt of kracht, of dapperheyt van moet,Ga naar voetnoot380
 
Of aardicheyt des geests, of boerscheyt grof van bloedt.Ga naar voetnoot381
aardighe
 
Wel Nichte, waar ist Wilt? de Wayliens en de Honden?
aartsche diana
 
Ick hebse al voor heen ten hovewaarts ghezonden
 
Aan mijn Heer Vader heen, de welcke dat ick acht,
385[regelnummer]
Dat my met zijn ghezin met groot verlanghen wacht,Ga naar voetnoot385
 
Wt vrees oft op de jacht yet quaats mijn mocht ontmoeten.
Keyzer uyt.
 
Daar is zijn Majesteyt, dat wy zijn hoocheyt groeten.
keyzer
 
Och dochter, wellekom! mijn hart borst mijn van anghst,Ga naar voetnoot388
 
Doch nu ist weer ontset; hoe gaettet met de vanghst?Ga naar voetnoot389
[pagina 81]
[p. 81]
aartsche diana
390[regelnummer]
Gheluckich zoo ghewenst, meer als ick kon bedencken.
 
't Ghelieft zijn Majesteyt de selve mijn te schencken?
keyzer
 
Z'is u vereert mijn kint, al waert noch vry wat meer.
aartsche diana
 
Och! dat verghelde u des Hemels Opper-heer.
 
Brenght mijn de stomme helt, ghy Ridders en ghy Graven
395[regelnummer]
Ziet Heer, dit is mijn vanghst, en uwe milde gaven.
keyzer
 
Noyt docht ick, dochter, dat ghy waande dese stom.Ga naar voetnoot396
aartsche diana
 
Het is wel waar dat hy van uwe edeldom
 
Zes Ridders heeft ghedoot, dat ghy hem zult vergheven,Ga naar voetnoot398
 
Want ziet, zy stonden hem moordadelijck na 't leven.
keyzer
400[regelnummer]
Maar hoe zal ick mijn doch ontschulden met bescheyt,Ga naar voetnoot400
 
By haar lie vrienden, die'k al ree heb toegheseytGa naar voetnoot401
 
Te straffen met de doot, door stillingh' van haar schreeuwen?Ga naar voetnoot402
[pagina 82]
[p. 82]
 
Ga naar margenoot+Ick heb hem al ghedoemt te sterven door mijn Leeuwen.
aartsche diana
 
Zijn Majesteyt dunckt mijn gaat al te spoedich voort
405[regelnummer]
Met zijn rechts vordering, eer hy de onschult hoort,Ga naar voetnoot405
 
Maar indien dat hy sterft, zoo staat mijn eer te vreezen,Ga naar voetnoot406
 
Dat het zal aan haar kroon een groote schant-vleck wezen,Ga naar voetnoot407
 
Want ick de Ridder heb verseeckert van zijn lijf.Ga naar voetnoot408
 
Wie zal hem dan voortaan vertrouwen aan een wijf!Ga naar voetnoot409
keyzer
410[regelnummer]
Neen dochter, niemants eer en lijt noch scha noch schanden,
 
Zoo hy belofte breeckt van yemants hooghers handen:Ga naar voetnoot411
 
Het stont niet in zijn macht, mijn kint, bedenckt eens nu,
 
Wiens woort behoort hier in te ghelden, 't mijns oft u?Ga naar voetnoot413
aartsche diana
 
Ick heb soo wel u woordt als d'ander Edellieden.Ga naar voetnoot414
keyzer
415[regelnummer]
Als ick hem aan u schonck was hy uyt mijn gebieden,Ga naar voetnoot415
 
Want ick had hem vereert en vast'lijck toe ghezecht
 
Aan een Princesse die men noemt het heylich recht,
[pagina 83]
[p. 83]
 
Die meerder aansiens heeft als al de Potentaten
 
Des wereldts, hoe beroemt, hoe hooch en groot van staten.
420[regelnummer]
In diens ghebiedt is hy, van dien sal hy ontfaanGa naar voetnoot420
 
De straffe vande moort dien hy hier heeft begaan.
 
Tsa vat den Moorder aan, en brenght hem in ghenadeGa naar voetnoot422
 
Der Leeuwen, op dat sy een weynich haar versaden.Ga naar voetnoot423
Sy grypen hem, en nemen svvaart en mantel.
aartsche diana
 
Ach Vader! Vader lief, betemt u streng ghemoet!
425[regelnummer]
Wat zijt ghy doch verkuyst, laas! met een handt vol bloedt?Ga naar voetnoot425
keyzer
 
Vaart voort met het gherecht, men sal hem leeren moorden!Ga naar voetnoot426
aartsche diana
 
De stomme kan hem niet vertalen noch verwoorden.Ga naar voetnoot427
keyzer
 
Gaet ghyder voort mee deur.
aartsche diana
 
Hoe straf sijt ghy van aart!
 
Laat hem ten minsten dan zijn mantel en sijn swaart,
[pagina 84]
[p. 84]
430[regelnummer]
Want soo de Goden hem om zyne misdaat haten,
 
Zoo sal hem dat gheweer in gheener wyse baten.Ga naar voetnoot431
keyzer
 
Maar ist dat hem zijn God daar kennelijck bevrijt,Ga naar voetnoot432
 
Zoo scheld ick hem zijn schult van harten garen quyt.
 
Ga naar margenoot+Ick zal by Machomet Gods wille niet weer streven.
435[regelnummer]
Doet des Princessen zin.
aartsche diana
 
Vaart wel mijn lief, mijn leven!
keyzer
 
Leyt den misdadige, eer't volck hier om hem schreyt,
 
En brenght my dan de mie hoe hy't of heeft gheleydt.Ga naar voetnoot437
Soudaan binnen, zy lien met hem den trappen af na beneen.
aartsche diana
 
Wat mach den dollen mensch den loop der aartsche dinghenGa naar voetnoot438
 
Betrouwen, daar hy ziet zoo veel veranderinghen
440[regelnummer]
Van tyttelijck gheval: die gist'ren weeld'rich zatGa naar voetnoot440
 
Als Koning op het wiel van 't wispelturich radt,Ga naar voetnoot441
 
Wert in een ommezien in't onderste ghesmeten,
 
En van 't verachte volck veracht en gants vergheten.Ga naar voetnoot443
[pagina 85]
[p. 85]
 
O drayend' avontuur! die gist'ren lach in't slijck,
445[regelnummer]
Zit morghen inde troon van 't Keyzerlijcke rijck.
 
Het schielijck vlug gheval aanziet noch staat noch waarden,Ga naar voetnoot446
 
En 't werpt de kansen voor de kinderen der aarden.
 
Aartsche Dyana, flus heeft u 't geluck vereertGa naar voetnoot448
 
De schoonste Edelman, laas! die ghy nu ontbeert!
450[regelnummer]
Ach heden werdt zijn vlees vermorsselt vande tanden!
 
Dat tansjes deed met lust de grootste vrouwe branden,Ga naar voetnoot451
 
Die vlusjens int ghevecht was alder Ridders schrick,
 
Och die wert nu vermaalt in eenen ooghenblick.
 
Dat tansjes was mijn vreucht, en al mijn welbehaghen,
455[regelnummer]
Och dat is heden nu de oorzaack van mijn klaghen.
 
D'oorzaack die my nu tans aanbracht een blijdtschap groot,
 
Is nu de oorzaack, laas, van zijn onrype doot.Ga naar voetnoot457
 
De oorzaack die mijn doet mijn waartste lief verkiezen,
 
Is d'oorzaack die mijn doet mijn waartste lief verliezen.
460[regelnummer]
Nu ick mach binnen gaan en storten een ghebedt,
 
Misschien hoe d'goede God den Edeling ontzet.Ga naar voetnoot461
Binnen.
chooren
 
Wie dat zoo dol als onbedachtGa naar voetnoot462
 
Zijn lusten wil najaghen,
 
Die werdt int lest als onverwacht
465[regelnummer]
Van Godes hant gheslaghen,
 
Wt alle weelden onbewaant,Ga naar voetnoot466
[pagina 86]
[p. 86]
 
Waar door de mensch vaak werdt vermaant,
 
Dat hy met goet opmercken,
 
Moet matighen zijn wercken.
470[regelnummer]
Het is een zalighende deught
 
Van Goddelijcke krachten,
 
Datmen van in zijn jonghe jeught
 
Zent opwaarts zyn ghedachten,
 
Na den volmaackten hooghen throon,Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
Daar alle dinghen zyn zoo schoon,
 
Van binnen en van buyten,
 
Als wy niet kunnen uyten.
 
Ghy moet, o sterffelycke lien,
 
Aan't aartsch u niet vergapen,
480[regelnummer]
Maar zelfs de groote Schepper zien,Ga naar voetnoot480
 
In 't gheen hy heeft gheschapen,
 
Zoo en vindy ter Werelt niet,Ga naar voetnoot482
 
Daar ghy gheen Godheyt in en ziet,
 
Zoo zalt u al bevallen,
485[regelnummer]
Want Godt ist al in allen.
 
Maar menich spreekt wel met de mont
 
Van Godvruchtighe zaecken,
 
Die hem niet eensjes aen de gront
 
Der zielen zelfs en raacken.
490[regelnummer]
Maar die bedrieghelycke gheest,
 
Bedriecht zyn zelven aldermeest;
 
Hoe heylich datse schynen,
 
De Heer die kan de zynen.Ga naar voetnoot493
 
De vromen komt wel tot een val,
495[regelnummer]
En diet noch houden staande,
 
Ga naar margenoot+Die weet niet of hy vallen zal,
 
De duyvel is nagaande.Ga naar voetnoot497
[pagina 87]
[p. 87]
 
Een yeghelijck die heeft zijn strijt,
 
Wy kunnen in een kleene tijdt
500[regelnummer]
Zoo menichmaal verkeeren,
 
Ghelijck wy dagelijcks leeren.
 
Maar die hem reuckeloos vergheet,Ga naar voetnoot502
 
In eenen slaap der zonden,
 
Die zent God een schynent leet,Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Dat na werdt lief bevonden.Ga naar voetnoot505
 
Het schranckel wanckel avontuur,Ga naar voetnoot506
 
Dat went zijn raden alle uur,Ga naar voetnoot507
 
God laat, om best, de vromenGa naar voetnoot508
 
Veel ramps en drucks opkomen.Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Maar den ghetroosten hoopt op Godt,
 
Hem kan gheen quaat doen zuffen,Ga naar voetnoot511
 
Daar is gheen so rampsalich lot
 
Dat hy niet kan verbluffen,Ga naar voetnoot513
 
't Ghemoet is onbeweeght en vast,
515[regelnummer]
Het draaght zijn Lief ghelijck zijn last,
 
Het ziet altijdt een open,Ga naar voetnoot516
 
Om 't beste te verhopen.
margenoot+
A (i)ro
[tekstkritische noot]Opschriften in romein, tekst geheel in fractuur - 1 Ghelijck G grote sierletter over drie regels; h kapitaal - 6 Taal E tel - 7 uitroepteken in pl. van / - 10 van in E, G aen - 11 komma na Jonghelingh volgens G - 13 o neen in A oneen - 14 komma na schalck volgens G.
voetnoot1
uytverkoren: van nature bestemd.
voetnoot3
versocht: ondervonden.
voetnoot4
mijnder herten Boeck: bijbelse beeldspraak*.
voetnoot5
ick mijmer waer ick gaa: ik loop te suffen.
voetnoot6
taal en antwoort gheven: te woord staan, spreken met.
voetnoot8
leyder: helaas (in de 17de en 18de eeuw nog zeer gewoon); klaghen: beklaaglijke toestand.
voetnoot9
reuckeloos: roekeloos.
voetnoot10
sulx dattet enz.: zo zeer dat de bekommering om de aardse dingen mij onzeker maakt ten aanzien van het hogere (mijn hogere bestemming?).
voetnoot12
te rechten: op de rechte weg; terecht.
voetnoot13
doch: toch, dan.
voetnoot14
De vrouw. De Hoere schalck, De toveres: de dame die hem de valk geschonken heeft. Zie voor haar betekenis in het stuk de Inleiding, bl. 22.
voetnoot15
hoogh verswooren: met hoge eden vervloekt.
[tekstkritische noot]19 voor den droes E-G by den droes - 22 Was ick de rechte wech B-G Ick was de(n) rechte(n) wech. Komma's ingevoegd - 26 uitroepteken i.p.v. / - 28 morsel G mors'len - 29 komma ingevoegd volgens G, uitroepteken i.p.v. / - 30 dol G vol - 31 ghekreten A ghrkreten - 32 laven ga volgens B en volg.; in A: gaa te laan - 36 ontbr. in B-D; E, G: Ick wil my wat van 't volck enz. - toneelaanwijzing Hy gaet leggen slapen volgens G
voetnoot17
Nachtmery: nachtmerrie, in de zin van boze geest; kol: tovenares; weermaeckster: heks die een slechte invloed heeft op het weer.*
voetnoot18
in lichaems schijn: onder lichamelijke gedaante, als een mens; zijt by gheweest: hebt vergezeld.
voetnoot20
met u willich: eensgezind met u, of: u gewillig volgend?
voetnoot23
de alderbeste menschen: nl. mijn hoge gezelschap.
voetnoot25
mijn quam: mij toekwam, in mijn bezit kwam.
voetnoot26
de boete doen: daarvoor boeten.
voetnoot27
dat Vercken: nl. de vrouw die hem de vogel heeft gegeven.
voetnoot28
klonck: sloeg; lichte: wufte.
voetnoot29
kostelijcke: kostbare, t.w. die mij duur te staan is gekomen.
margenoot+
A (i)vo
voetnoot31
gheronnen: gedraafd.
voetnoot32
ander: aan de.
voetnoot34
muskadel: zoete witte wijn.
voetnoot35
de ramp te schouwen: mij aan onheil te onttrekken.
voetnoot36
van het volck: van de omgang met mensen.
[tekstkritische noot]opschr. boven 37 in E en G: Aertsche Diana en Aerdighe. G voegt toe: Aerdighe singht-37 Het Zonnitje met grotere initiaal H B-E 't Sonnetje - 38 bestraalt B-G beslaet - 39 ghezichjes A ghezichtes - 41 blaeuw G 't blaeuw - 42 boomtje volgens E; in A: boomje - 43 Vinckje volgens E en G; in A: Vinckque - 46 Hippeltet E Hippelt - 47 achter begroet / weggelaten - 48 die B-E de - 54-55 achter ghebieden en Werelt / weggelaten volgens G
voetnoot37
Het Zonnitje enz.: ook opgenomen in het Aendachtigh Liedt-Boeck, nr. XXVIII. Hier begint het tweede toneel van het eerste bedrijf.
voetnoot40
vert: geapocopeerde vorm bij verde (WNT XVIII, kolom 1887), een secundaire positief bij de comparatief verder.
voetnoot41
dommelter: is er wazig zichtbaar.
voetnoot44
wilt en mackjes: nu eens wild en dan weer mak.
voetnoot45
strackjes: direct hierna; een aar: t.w. een andere boom.
voetnoot50
Na: naar, om.
voetnoot52
Hemeltjes: krekels.
voetnoot54
met reden ghestoffeert: met rede, redelijk inzicht, begaafd.
voetnoot56
vernoeghen: vergenoegdheid, tevredenheid.
voetnoot57
woelich: de lezing wollich van het Liedt-boeck lijkt aannemelijker.
voetnoot58
Schrolt op: schimpt op, spreekt minachtend over.
[tekstkritische noot]62 komma achter Menscheltjes ingevoegd - 64; in pl. van / achter vergaren; / achter bewaren weggelaten - 65. achter kunst in pl. van / - 67 zoo teer B-G en teer - 68: in pl. van / - 69 / achter wercken weggelaten - 73 Het onvernuftich E, G 't Onvernuftich - 77 stichtich B-G stichtlijck
voetnoot59
zijn Knaapjes, van zijn Schaapjes: misschien de schaapjes die als zijn dienaars zijn (de gewone bet. van knaap in die tijd).
voetnoot62
Menscheltjes: kleine mensjes, mensen die zo gering zijt tegenover God, en in uw kleine begeerten.
margenoot+
A 2 ro
voetnoot64
dan 't bewaren Voor de jaren: maar ze te behoeden voor de inwerking van de tijd.
voetnoot67
slecht: simpel.
voetnoot68
leer: les.
voetnoot69
mercken: acht slaan, letten.
voetnoot71
Niet ... sonder haar: niets dat zonder hun toedoen geschiedt.
voetnoot72
redelijcke Beesjes dwaas: wezens die met rede begaafd zijn en zich toch zo dwaas gedragen.
voetnoot73
onvernuftich: zonder verstand.
voetnoot74
nyver, voor nijverder: ijveriger; styver: gestadiger, standvastiger.
voetnoot78
leerelijcke: lering bevattend.
voetnoot79
kints: kinderlijk, kinderachtig.
[tekstkritische noot]80 komma volgens G - 81 heymelyckheyt E, G heymelijck - 84 komma achter beurt in pl. van punt - 89 onmogh'lijck E, G onmoghelijck - 90: volgens G in pl. van / - 96 een roock B-G roock - 99 sterff'lijck E, G sterffelijck; uitroepteken volgens G
voetnoot80
verzien: voorzien.
voetnoot81
heymelijckheyt: verborgenheid, verborgen kracht; verweent; luisterrijk gemaakt.
voetnoot83
na: te verbinden met speurt.
voetnoot84
bekroosen: besmeurd (door het aardse stof).
voetnoot85
de blonde Son: de zon wier stralen als lichte lokken zijn (naar de traditionele voorstelling van de zon als een rond gezicht waarvan de stralen als vlammen uitgaan).
voetnoot87
elcker dinghs: de asyntactische genitief misschien onder invloed van het voorafgaande beurts-
went: wendt, wentelt; vgl. 507.
voetnoot88
besteecken ent: van tevoren bepaalde baan.
voetnoot89
hooch: boven ons verstand.
voetnoot92
hoe kort: in hoe korte tijd, hoe spoedig.
voetnoot93
yverighe: vervuld van godsdienstijver, vroom; opgheheven: op het bovenaardse gericht.
margenoot+
A 2 vo
voetnoot94
hem ... begheven tot: zich toeleggen op, zich wijden aan.
voetnoot95
de tijdt: zowel de tijd als verloop zelf, als: het tijdelijke, aardse.
voetnoot100
u tijdt: uw levenstijd, uw aardse leven.
[tekstkritische noot]101 VVie met grotere initiaal VV - 104 in al B-G en mensch - 104 komma volgens G - 106 slotpunt in pl. van / - 109 komma achter mensch volgens G - 110 is t'onghewis G 't is onghewis - 114 den mensch, E, G een mensch - 118 interpunctie volgens G
voetnoot101
Wie boven al enz.: dit lied (vs. 101-124) komt ook voor in het Aendachtigh Liedtboek, als nr. XXVII.
voetnoot105
doen: te verbinden met winst, behalen.
voetnoot108
maackt van God zijn eyghen: kan leven in echte gemeenschap met God.
voetnoot109
dat seecker is: dan is dat zeker.
voetnoot114
hem: zich.
voetnoot120
oock: nog.
margenoot+
A 3 ro
voetnoot122
niet: niets.
[tekstkritische noot]129-42-46-49 interpunctie volgens G - 142 deghelijck G deeghlijck - 149 A schijn / - 152 aldermeest B-G alder-eerst
voetnoot125
heeft wat in: bevat veel waardevols.
voetnoot129
zeeghbaarheyt: zedigheid.
voetnoot133
Ofter ... leeft: zou er leven.
voetnoot136
Die't lelijck enz.: die schromelijk tekortschieten als het er op aankomt.
voetnoot140
Noch: nochtans, toch; al: helemaal.
voetnoot141
Soo: indien.
voetnoot144
niet: niets.
voetnoot152
Haar: zich.
[tekstkritische noot]159 En d'ander E, G Een ander - 164 konnen E, G moghen - 165-66-75-76-80 interpunctie volgens G
margenoot+
A 3 vo
voetnoot154
zonderlingh: bepaaldelijk, vooral.
voetnoot155
uytert: in uitingen te kennen geeft, zich toont.
voetnoot156
ruytert: woelt, in ongedurige beweging is.
voetnoot163
Dan: maar; hooghste zinnen: verhevenste geesten.
voetnoot170
hoe ickse vijn: hoezeer ik ze bij mij zelf vind, er mij van bewust ben.
voetnoot172
verwenschen: verdrijven door mijn wens.
voetnoot176
wilt: wil (met paragogische of enclytische t).
voetnoot181
lest: laatst, op de laatste, achterste plaats.
[tekstkritische noot]191 zonden. A zonden / - 192-96-201-06 interpunctie volgens G
voetnoot184
Dieser: die ze er, nl. op de plaats die zij bekleden.
margenoot+
A 4 ro
voetnoot190
gaat uyt hem: trede uit zich zelf, vergete zijn ik.
voetnoot193
scheyter: scheidt er, nl. van de zonden (vs.191).
voetnoot198
hem: zich.
voetnoot199
van zijn kintse bienen: van kindsbeen af.
voetnoot202
Die: aan die; slaat terug op wie in vs. 198; zij: deugden; slaat terug op deught in vs 197.
voetnoot204
derven: in de steek laten.
voetnoot205
bringhen: brengen hem; de doon: de doden; het mv. kan door rijmdwang verklaard worden; misschien is gedacht aan de ervaringen, de strijd en bitterheid die de dood vergezellen.
voetnoot208
zy: de deugden, voorgesteld als engelen, engelbewaarders.
[tekstkritische noot]209 grotere initiaal S; interpunctie volgens G - 219 Dat B-G Want - 221 hartje B-G herte; versmaalt in latere drukken vermaalt - 223-24 interpunctie volgens G - 226 quaat in A qaaat
voetnoot209
Salige zieltjes enz.: dit lied vindt men ook in het Aendachtigh Liedt-Boeck, als nr. XXXV.
voetnoot210
ghedronghen: door weerstanden heen gedragen.
margenoot+
A 4 vo
voetnoot221
zich versmaalt: zich verengt, niet meer openstaat voor uw aantrekking.
voetnoot224
Haast verkeerlijck: spoedig veranderend, wankelbaar, onstandvastig.
voetnoot225
wensch: het woord staat hier wat vreemd in verbinding met wint; als het inderdaad bedoeld is, zal het moeten worden opgevat als: bevlieging.
voetnoot226
nietich: nietswaardig; quaat aardich: geneigd tot het boze.
voetnoot229
stoot hy met de voet: verstoot, verwerpt hij.
[tekstkritische noot]230-36 interpunctie volgens G - 237 Een yeder ziet B-G Y(e)der sie - 239 die 't hem E, G die hem - 240 komma na vergaat toegevoegd - 241 Elck is gheneyght B-G elck een neycht - 242 slaghen A slaghen / - 243 Des avontuurs B-G 's Avontuurs - 244 En even B-G Even - 245 proef van zijn ghestadicheyt B-G proeve (G proef) van zyn stadigheyt - 246 Ick hebber B-G 'k Hebber
voetnoot233
eeuwich ... bestaan: het eeuwige leven deelachtig worden.
voetnoot234
kallen: praten.
voetnoot235
vervallen: ten val komen.
voetnoot239
die't hem wil pynen: die er moeite voor wil doen.
voetnoot241
Elck is enz.: ieder volgt zijn natuurlijke neiging.
voetnoot243
Des avontuurs: van de fortuin, het noodlot.
voetnoot244
even neemt: gelijkelijk aanvaardt.
margenoot+
B (i)ro
voetnoot246
gheweten: gekend.
voetnoot249
viel: ten val kwam.
[tekstkritische noot]250 E, G Sacht, en hoor ick daer geen hooren? - 251 Komt E, G Ja, komt - 253 Zy hebben E, G 'k Acht sy hebben - 256 honden A-C handen - Twee Jaghers. In E is deze aanwijzing vervangen door: Amoreusje en Manshooft. Deze treden blijkbaar op als jachtdienaars, drijvers. Amoureusje begint te spreken. - na 257 in G de toneelaanwijzing: Beyde binnen - 259 en ontbr. in B en D; E, G: en met; C: niet en - 262 goets B-G tuych (tuyg(h)) - 265 de Hart G-D het Hart - 266; volgens G
voetnoot252
Hoe rasen enz.: wat gaan de jagers tekeer.
voetnoot256
ontdaan: ontkoppeld, losgelaten.
voetnoot258
Men kon enz.: hier begint het derde toneel van het eerste bedrijf.
voetnoot259
nauw van lucht: met scherpe reuk.
voetnoot260
deden ... op: ontdekten, wezen aan; wilt-braet: wild; vgl. vs. 634.
voetnoot261
met een vlucht: in een troep; grop: greppel.
voetnoot263
winden: hazewinden; stracx ghelost: (werden) direct losgelaten; blazen: nl. van de jachthorens.
voetnoot265
Bors beer (ursus); Beer: mannelijk zwijn.
voetnoot267
ghejach: druk gedoe, lawaai; vgl. gejoechjach in WNT IV, kolom 1923.
[tekstkritische noot]268 hu, hu volgens G; in A hu, hu, huw; B-E hebben tweemaal hu en tweemaal loop; uitroepteken toegevoegd - 270 als volgens E-G; in A al - 281 ghelijck. A ghelijck / - 286 schoon, ick A schoon. Ick; komma's toegevoegd
voetnoot268
ghebaar: het baren, het misbaar maken.
voetnoot269
Iget: bij God; een ... uytten hoop: een uit de troep (van drijvers); neep: knauw.
voetnoot270
ghewis: niet mis; de Karel: de kerel; baarde: tekeerging.
voetnoot274
verleghen: in het nauw gedreven.
voetnoot276
gingender me voort: togen flink aan het werk.
voetnoot277
s'Ontweydent: ze ontdeden het (wild) van de ingewanden.
voetnoot278
vert: ver; vgl. de aant. bij vs. 40.
voetnoot279
den Adel: het adellijk gezelschap van jagers.
voetnoot281
als: blijkbaar op te vatten als: zoveel waard als.
margenoot+
B (i)vo
voetnoot285
staat-zuchtighen: hij die streeft naar grote staat, naar een hoge positie; het ghebien: de macht.
voetnoot286
gheer: begeer.
[tekstkritische noot]288 leyt A leyt / - 292 Prinsesje E, G Princesse; aldermeest E, G meest - 194 G En u hooghe vernuft, En u hooghe vernuft - 296 vraagteken volgens G. In E en G worden de regels 296, 297 en 298 eerste helft door Woutheer gezegd - 297 punt volgens G. In de eerste druk staat hierbij als persoonsaanwijzing ‘Aer.’, in de tweede en volgende ‘Alder[echt]’ - 298 uitroepteken toegevoegd; vraagteken volgens G - 299 en 300 worden in D gesproken door Alderecht - 299 dat 't een volgens C-G; in A, B: dat, dat het zulcken
voetnoot288
wellust: geluk, vreugde.
voetnoot289
vernoeghelijckheyt: genoegzaamheid, tevredenheid.
voetnoot280-295
Al ben ick enz.: dit lied vindt men ook in het Boertigh Liedt-Boeck, nr. LXXXIX. Het wordt hier gezongen door het jagersgezelschap (vgl. vs. 328). Hier begint het vierde toneel van het eerste bedrijf.
voetnoot295
puft: trotseert, tart.
voetnoot296
dees droncken bloedt: nl. Palmerijn, die zij aanzien voor een dronkaard die zijn roes ligt uit te slapen.
voetnoot298
houwt: houdt op; An ist: daar is het spul gaande.
voetnoot300
hiet: heet, heftig; mijn vrouw: mijn meesteres.
[tekstkritische noot]301 slotpunt voor / - In A wordt deze regel gezegd door Moersgoelick, in B en D door Amoreusje, in E en G door Hereman. - 302 wordt in A-C gezegd door Manshooft - 303 uitroepteken volgens G - 303 en 304 worden in B-D gezegd door Moersgoelick - 306 komma volgens G - toneelaanwijzing na 306a in E en G: Aertsche Diana, Aerdighe en Staet-Dochters - 307 Ridders E, G Ridder
voetnoot301
dien Eelmans doot: de Turkse edelman die door Palmerijn in het voorgaande gevecht gedood is.
voetnoot302
bezet: omringt.
voetnoot303
stracx: direct.
voetnoot305
U beenen enz.: tot Palmerijn gezegd.
voetnoot-
Ardemiere: d.i. Aardighe; de hier gebruikte naam komt uit de Palmerijn.
voetnoot306
Maar ist zoo: Hier begint het vijfde toneel van het eerste bedrijf.
[tekstkritische noot]310 weest E, G staet - 313 'k Verseecker u u lijf E 'k Versekere u lijf; slotpunt voor / - 315-16-17-19-20 interpunctie volgens G - 321 wonderwerck E werck - 322 interpunctie volgens G - 326 Alderecht in romein
voetnoot310
Op peene van den hals: op straffe des doods.
voetnoot311
de waarom: de oorzaak.
voetnoot-
Hy: Palmerijn; stommeling: zonder te spreken.
voetnoot312
in als: in alles, in alle opzichten.
voetnoot313
'k Verseecker u u lijf: ik garandeer u lijfsbehoud.
voetnoot315
Ghy ... zijt: wie ge ook zijt; na dat: aangezien.
voetnoot316
bewaren: behoeden, in mijn hoede nemen.
voetnoot318
teghen danck: tegen uw wil.
voetnoot319
beroert van tong: geslagen met belemmering van spraak.
voetnoot320
kondy: zoudt gij kunnen.
margenoot+
B 2 ro
voetnoot322
weerbare daan: daden van weerbaarheid, militair gedrag.
voetnoot323
haar: hun, nl. van de goden.
voetnoot325
ghelijckerhant: gezamenlijk.
voetnoot327
zijn ghekomen toe: gebeurd zijn.
[tekstkritische noot]338 van my volgens B en volgg.; in A: van mijn - 340-44-45-47 interpunctie volgens G
voetnoot329
fonteyn: springbron; vernamen: zagen.
voetnoot330
slaperighen: in slaaptoestand verkerende.
voetnoot331
om den deun: voor de grap.
voetnoot337
bevryen: beschermen, in mijn hoede nemen.
voetnoot339
Ick ra enz.: ik raad u aan, dat niemand zo stout zij hem iets te misdoen, als hij niet...
voetnoot341
erven: verwanten.
voetnoot342
Ontslaat: vouw uit (en richt op).
voetnoot343
onbyten: lichte maaltijd.
voetnoot346
u niet misschiet: u niets hachelijks overkomt.
voetnoot347
Margriet: in de roman heet Palmerijns beminde Polinarde; Bredero heeft er de hem persoonlijke dierbare naam Margriet voor in de plaats gesteld (zie Inleiding blz. 24).
[tekstkritische noot]350 In A-D staat bij dit vers als persoonsaanduiding ‘Kar.’, waarschijnlijk drukfout voor Aar. Komma ingevoegd na wy. - na 351 de toneelaanwijzing Binnen volgens G - 353, 355 interpunctie volgens G - 360 Princes volgens E; in A-D: Prins - 361 komma's ingevoegd voor en na farrilahay; G van farilahey
voetnoot352
Hoe vaarje: hier begint het zesde toneel van het eerste bedrijf.
voetnoot353
wrongher ... in: zwolg in.
voetnoot354
hachjen: stuk; dardalf: twee en een half.
voetnoot355
vong: vond.
voetnoot357
by de back: aan tafel.
voetnoot358
Varckens dorst: honger.
voetnoot359
inde waey: in het veld, in de open lucht.
margenoot+
B 2 vo
voetnoot361
Datset noch schuldich was: als ze het beloofd had (mij ter wille te zijn); farrilahay: vgl. refreinwoorden in Franse liedjes als faridondon, fari lon la.
[tekstkritische noot]363 komma ingevoegd na Manshooft - 364 komma ingevoegd na vaar; voort wat volgens B-G; in A: wat pop - 370 Waarlijck B Waarelijck, C, G Warelijck, D, E Waerelijck; komma's ingevoegd - 376 slotpunt volgens G
voetnoot362
smallen: kleine, lage.
voetnoot363
muts of ... nou ghelijck op: de muts af en samen proberen bij de voedseluitdeling te komen (of moet men denken aan bidden voor de maaltijd?).
voetnoot364
Hoe staat dit goore goed: wat staat die slordige troep (het gevolg) voor onze neus; vgl. vs. 1931; mackelijcke vaar: het makkelijk opnemende, niet-gehaaste kerel; gaat voort wat: schiet wat op.
voetnoot365
Dajsje veur: ik ga maar voor; de lest enz.: wie het laatst komt, krijgt (of: verdient) een schop onder zijn gat.
voetnoot366
I gut: vgl. vs. 269; Venezoen: stuk wildbraad; horren (ook horn): uithoek, schuilhoek.
voetnoot367
na zijn gat torren: te lijf ga.
voetnoot369
klaar ick: word ik baas, verorber ik.
voetnoot370
Waarlijck enz.: hier begint het zevende toneel van het eerste bedrijf. Tot vs. 386 is de Keizer er blijkbaar nog niet.
voetnoot371
brommen: pralen, zich prachtig vertonen.
voetnoot373
ster-ooghend': starend, met wijd open ogen; endt: einde.
voetnoot374
stal: gestalte; uytghenomen: uitnemend.
[tekstkritische noot]382 Wilt ontbr. in A, dat leest: waar ist? Haalt de Wayliens - 383 voor heen E, G voor af; komma ingevoegd na heen - 386 slotpunt voor / - 388 komma ingevoegd na dochter;! in pl. van / - 389; volgens G
voetnoot377
schortingh: tekortkoming, gebrek; bespraackt: met spraak begaafd.
voetnoot378
bestorten: voorzien, begiftigen.
voetnoot379
heerlijckheyt: luister, verhevenheid; oft daar: dat er niet.
voetnoot380
voegh'lijckheyt: welgeschapenheid, harmonie van gestalte.
voetnoot381
aardicheyt: vlugge werking; gevatheid; boerscheyt: dit begrip past niet in de reeks van ontbrekende gaven, maar het wordt genoemd als óngewenste eigenschap.
voetnoot385
ghezin: gevolg.
voetnoot388
borst: barstte.
voetnoot389
ontset: bevrijd, verlicht.
[tekstkritische noot]390 slotpunt voor / - 391 vraagteken volgens G - 395 komma ingevoegd na Heer - 396 komma s ingevoegd voor en na dochter - 400 ontschulden G ontschuld'gen - 401 komma na vrienden volgens G; al ree A aree in het ex. van de K.B.; het ex. U.B. Utrecht heeft al ree - 402 vraagteken volgens G
voetnoot396
docht ick: was ik er op verdacht; dat ghy waande dese stom: dat gij deze stomme bedoelde (toen gij verzocht u de vanghst te schenken).
voetnoot398
dat ghy hem: wat gij hem echter.
voetnoot400
met bescheyt: op redelijke, aanvaardbare wijze.
voetnoot401
haar lie vrienden: hun verwanten, nl. die van de gedode edelen.
voetnoot402
door stillingh' van: om daardoor te stillen.
[tekstkritische noot]403 door G tot - 404-05-06-08-09 interpunctie volgens G - 410 komma na dochter volgens G; lijt volgens E en G; in A-D: lijf/ - 411: in pl. van / - 412 zijn E, G mijn; komma na kint volgens G - 413 komma na ghelden volgens G - 414-461 volgen in A-D pas na de Chooren (462-517) - 414 d'ander E andere G d'andere - toneelaanwijzing Keyzer boven 415 volgens E en G
margenoot+
B 3 ro
voetnoot405
ontschult: verontschuldiging, het bewijs van het onschuldig zijn.
voetnoot406
staat mijn eer te vreezen: zal het voor mijn eer te vrezen zijn
voetnoot407
haar: slaat op eer (vs. 406).
voetnoot408
verseeckert van zijn lijf: zijn leven gegarandeerd.
voetnoot409
hem vertrouwen aan: zich verlaten op.
voetnoot411
van yemants hooghers handen: door toedoen van iemand die hoger geplaatst is.
voetnoot413
oft u: of het uwe.
voetnoot414
soowel u woordt: even goed uw belofte.
voetnoot415
uyt mijn gebieden: buiten mijn macht.
[tekstkritische noot]419 komma na wereldts volgens G; slotpunt voor / - 420 In diens A Indiens - 422 Moorder E Moordenaar G Moord'naar - 424 uitroepteken aan het eind voor / - 425 interpunctie volgens G - 426 komma na gherecht volgens G; uitroepteken voor / - 427 slotpunt volgens G - 428 uitroepteken voor /
voetnoot420
ghebiedt: macht; ontfaan: ontvangen.
voetnoot422
brenght hem in ghenade der Leeuwen: lever hem over aan de (beschikking der) leeuwen.
voetnoot423
haar: zich.
voetnoot425
verkuyst: gebaat; het ww. komt in de 17de eeuw vrijwel uitsluitend voor in de verbinding verkuist zijn met.
voetnoot426
gherecht: rechtspleging.
voetnoot427
hem niet vertalen noch verwoorden: zich niet uiten en niet spreken.
[tekstkritische noot]436 uitroepteken voor /; eert volck hier E, G eer't vollick - toneelaanwijzing Keyzer boven vs. 436 volgens E - 440: volgens G
voetnoot431
gheweer: verweermiddel, wapen.
voetnoot432
daar kennelyck bevrijt: daar duidelijk beschermt; de leeuwenkuil betekent dus een godsoordeel, zoals ook een middeleeuws duel; vgl. vs. 434.
margenoot+
B 4 ro
voetnoot437
mie: tijding, oorspr. loon, beloning; over ‘bodeloon’ ontwikkelde zich de bet. bericht; het woord is bij Bredero vrij gewoon; 't of heeft gheleyt: het eraf gebracht.
voetnoot438
Wat mach enz.: hier begint het achtste toneel van het eerste bedrijf.
voetnoot440
tyttelijck gheval: aardse, wereldlijke lotswendingen.
voetnoot441
't wispelturich radt: het rad van de veranderlijke fortuin.
voetnoot443
van: door.
[tekstkritische noot]444 ! volgens G - 445 slotpunt voor / - 446 waarden volgens B-G; in A waardt - 447 aarden volgens B-G; in A aard - 448 Aartsche Dyana in romein; A Aattsche - 449 interpunctie volgens G - 451 tansjes G thans; met lust G met een lust; vrouwe B, C vrouwen - 454 tansjes G thans; mijn G mijne - 456 nu tans G thans; mijn G mijne - 457 zijn E, G mijn - 458 mijn doet mijn waartste lief E, G mijn thans hem deed tot liefd - 459 ontbr. in D - 461 hoe ontbr. in E en G - 462 als E, G al - In A staan de vzn. 462-517 tussen vs. 413 en 414.
voetnoot446
gheval: lot, fortuin; waardt: met de variant als waarde op te vatten.
voetnoot448
flus: zoëven.
voetnoot451
tansjes: nog maar kort geleden, evenals vlusjes in vs. 452.
voetnoot457
onrype: ontijdige.
voetnoot461
Edeling: edelman, maar hier meer in de zin van ‘edele man’.
voetnoot462
Wie dat zoo enz.: dit lied komt ook voor in het Aendachtig Liedt-boek, als nr. XXXVII.
voetnoot466
onbewaant (te verbinden met gheslaghen): als hy er niet op bedacht is, onverwacht.
[tekstkritische noot]478 komma na moet volgens G - 479-86 interpunctie volgens G - 491; voor /
voetnoot474
throon:hemel.
voetnoot480
zelfs: eigener beweging.
voetnoot482
niet: niets.
voetnoot493
kan: kent
margenoot+
B 3 vo
voetnoot497
is nagaande: belaagt de mensen; de toepassing op de duivel is stereotiep in de 17de e.; zie WNT IX, kolom 1480, op nagaan 9.
[tekstkritische noot]504 zent God een B-G zent God toe - 508 interpunctie volgens G - 510 hoopt volgens E en G; A heeft hoop
voetnoot502
hem: zich; reuckeloos: op roekeloze wijze.
voetnoot504
een schynent leet: iets dat schijnbaar leed is.
voetnoot505
na: later.
voetnoot506
schranckel: onvast op de benen.
voetnoot507
went: wendt, wentelt (vgl. 87).
voetnoot508
om best: om bestwil.
voetnoot509
opkomen: overkomen.
voetnoot511
zuffen: verslagen zijn, uit het veld geslagen zijn.
voetnoot513
verbluffen: doorstaan, zich de meerdere tonen van.
voetnoot516
een open: een opening, een uitweg.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

organisaties

  • Nederduytsche Academie


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank