Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stomme zonden (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stomme zonden
Afbeelding van Stomme zondenToon afbeelding van titelpagina van Stomme zonden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.35 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stomme zonden

(1916)–Johanna Breevoort–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Een waarschuwend woord voor onze jongelieden


Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Hoofdstuk II. Wat zijn stomme zonden?

Stomme zonden sluipen in de duisternis; vaak richten zij jaren lang hunne schandelijke verwoesting aan, zonder dat uwe ouders of voogden, zelfs uw broertjes of zusjes, die met u hun legerstede deelen, er iets van merken. Stomme zonden worden bedreven in de eenzaamheid en in de stilte, meest in den avond of in den nacht.

Stomme zonde is de zelfbevlekking of de Onanie.

Dat is: het onkuisch spelen met de schaamdeelen, het onnoodig en lang aanraken, betasten en kittelen van die leden des lichaams, die bedekt moeten blijven.

Toen Adam en Eva in het Paradijs wandelden, kenden zij geen schaamte. Zoodra zij in de zonde vielen, verborgen zij zich, en zagen zij dat ze naakt waren.

En voor alles maakte God hen rokken van vellen en toog die de gevallen zondige menschen aan.

De leden des lichaams, die het menschdom in mannen en vrouwen deelen, behooren altijd bedekt te zijn. Dit niet alleen, nooit, nooit mag hierover onnoodïg, lichtzinnig spottend gesproken worden. Dàt reeds is een vuile zonde, die tot stomme zonden voert.

Dit is onkuischheid, - ‘hoererij, schandelijke bewe-

[pagina 16]
[p. 16]

ging, kwade begeerlijkheid, om welke de toorn Gods komt over de kinderen der ongehoorzaamheid’, zooals Paulus zegt in Colossensen 3 vers 5-6. Daardoor wordt gij ‘ongevoelig’, Efeze 4:19, geeft ge u zelven over tot ontuchtigheid om alle onreinheid gierig te bedrijven.’

Gij hebt allen in uw schoolleven wel eens kameraadjes ontmoet, die u bij voorkeur over vieze dingen spraken.

Waart gij nog een vreemdeling in dezen schandelijken doolhof, dan keerdet gij u van zulk een kind af, of klaagdet bij moeder over dien gemeenen jongen of dat meisje met hare vuile woorden. Maar als ge eerlijk zijt, moet ge toch bekennen, dat ge er toch vaak in stilte over bleeft nadenken en allerlei vragen in u wakker werden. Soms voer er een vreemde prikkeling door uw bloed, een enkele maal werd uw hoofd warm, gij begont aarzelend te denken over het verschil dat den man en de vrouw maakt.

Dit is volkomen natuurlijk, daarover behoeft geen jongen of geen meisje zich te schamen. Integendeel, het hoort bij uw leeftijd. Dat de ooievaar de kleine kindertjes niet op de wereld brengt, hebt ge reeds lang vermoed en ook dat zij niet in de roode of witte kool, of in de zonnebloemen groeien.

De natuur leert u reeds heel veel omtrent de voortplanting van planten en dieren en ge begint te vermoeden dat iets dergelijks ook bij de vermenigvuldiging van het menschelijk geslacht plaats grijpt.

Zonde wordt het denken over deze dingen alleen, wanneer het u tot onreine, vuile woorden voert en tot daden, waarvan gij voelt dat zij geen daglicht mogen zien.

[pagina 17]
[p. 17]

Wat heimelijk geschiedt is schandelijk, ook om te zeggen, zegt de Apostel.

Wat gij doen moet, wanneer gij zulk een vuilen jongen of zulk een onzedelijk meisje ontmoet? Dadelijk moeder of vader deelgenoot van uwe gedachten maken, en hen ronduit en open om opheldering vragen. Het heimelijk nadenken over zulke dingen leidt tot stomme zonden.

Vet smet. Ge komt door zulke gedachten tot allerlei onkuische voorstellingen, er groeit een zondige en verderfelijke lust in u, om de schaamdeelen te betasten en de oogenblikkelijke kitteling die dit onheilig en gruwelijk doen opwekt, wordt door innerlijke beschaamdheid en zelfverachting gevolgd, waaraan geen naam kan worden gegeven, maar dat vernedert en verslapt.

Doch niet bij alle kinderen wordt het plegen van stomme zonden door onreine gedachten opgewekt.

Er zijn helaas honderden kinderen, die reeds van hun prilste jeugd, te beginnen in den kinderstoel, deze zonde bedrijven. Alle kinderen weten helaas niet, dat het betasten der schaamdeelen een zonde en een kwaad is. Opgroeiend houden de kleine kinderen almeer deze vieze en ongezonde gewoonte vol. Zij worden zwak en ziekelijk, zien er ongezond uit met blauwe kringen onder de oogen, ze slapen slecht en zijn heel lastig. Och, al die ellende is gevolg van het onbewuste bedrijven van de zonde der zelfbevlekking.

Worden zulke kinderen groot, (velen sterven vroeg), dan zijn het arme gebondenen van Satan. Ze kunnen het kwaad niet meer nalaten. Zij zijn slaven van het kwaad, met schandelijke lusten en bevlekte verbeelding.

Dat zijn dan die vuile kinderen, die met hun smerige

[pagina 18]
[p. 18]

praatjes vaak eene heele klas bezoedelen. Kinderen, die meestal slecht kunnen leeren, en als God hun flinke heldere geestvermogens schonk, niet willen leeren. Zij worden lui en gemakzuchtig.

Liefst liggen zij te droomen of te luieren, of luisteren naarstig van de groote menschen allerlei onzedelijke woorden af.

Stomme zonden maken meestal ellendige ziekelijke kinderen. Hun handen en voeten zweeten veel, ze zijn gauw moe, hebben veel hoofdpijn, zijn humeurig en verdragen weinig.

Denk nu niet, mijn kleine vriend, mijn jonge vriendin, die helaas wel eens met onreine gedachten omloopt of wie weet ook wel eens deze schrikkelijke zonde bedrijft: nu het hindert mij niets, ik ben gezond en vroolijk, mij bezorgt het bedrijven van dit kwaad geen lichamelijk onheil.

Gij hebt wel eens een mooien blozenden appel opgeraapt in den boomgaard of van iemand gekregen? Met grage tanden beet ge er in, misschien droegt ge hem wel een uur in uw zak of poetstet hem prachtig glimmend op.

Maar o wee, ge griezelt er van. Uw blanke tanden en roode lippen zitten vol wormen en bitter vuil, ge hebt een viezen smaak in uw mond, die appel was rot en wormstekig van binnen, en ge wierpt den lokkenden heerlijk schijnenden appel verachtelijk weg.

Zoo mooi en frisch en aanlokkelijk kan een jongen of een meisje lijken, dat stomme zonden bedrijft. Van binnen zijn zij verontreinigd en onbruikbaar.

God gruwt in Zijn Heiligheid van hen.

[pagina 19]
[p. 19]

Ons lichaam is een tempel des Heiligen Geestes. Wij mogen daarmede niet doen, wat wij willen. Moeten met ons lichaam en onze ziel God verheerlijken. ‘Wie Gods tempel schendt, dien zal God schenden,’ zegt de Apostel Paulus.

De zonde van onkuischheid is groot!

Vuile woorden spreken, vuile gedachten denken, vuile daden doen, het hoort bij elkaar. En ook anderen aansteken, vies en slecht maken. Evenals een rotte appel doet in een volle mand.

Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.

Alle onnoodig betasten van de schaamdeelen is een gruwelijke, stomme zonde, strafbaar voor den Heere.

Het is booze wellust, dien God verfoeit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken