Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De tweede vijftigh lustige historien ofte nieuwigheden Johannis Boccatii (1644)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.51 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
vertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De tweede vijftigh lustige historien ofte nieuwigheden Johannis Boccatii

(1644)–Gerrit Hendricksz. van Breughel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Een goet degelijck man...]

Een goet degelijck man heeft met een bevallick woort de slimme hypocriticheyt vande Geestelijckheyt berispt, ende de bedeckte archeydt van sommige onder hun verworpen.

 

BInnen Florencen daer was onlancx gheleden in onse stad een Minnebroeder, een Inquisicy Meester vant geloove, de welcke hoewel hy hem selven grootelijcken porde, om heylich te schijnen, ende een liefhebber van't Christelijcke Geloove (alsse al t'samen doen) so was hy nochtans soo goeden Inquisiteur meester vander ghene die de borse ghesont hadden, als vande gene die kranc int Gheloove waren. Na welcke snuffelinghe hem recht te passe ghecomen is eenen goeden man gevonden te hebben, onghelijck veel rijcker van ghelde als van verstande, den welcken niet door gebreck van geloove, maer slecht uytsprekende (hebbende oock moghelijck het hersebecken vanden wijn ofte andere gulsicheydt omdrijvende) eens op eenen dach in een gheselschap ghebeurt is te segghen, dat hy wijn hadde so goet, dattet Godt wel drincken soude: Het welcke den Inquisiteur overghedraghen zijnde, ende wetende dat zijn middelen groot waren, ende de borse gespeckt, is hem de selve eum gladijs et fustibus gheweldich met een proces opt lijf gevallen, wel wetende dat hem hier van eer ghelt inde borse, als aen dien goeden man wederoprechtinghe sijns wangeloofs soude comen: ende

[Folio D1v]
[fol. D1v]

den selven voor hem doen roepen hebbende, vraeghde hy hem oftet waer was, 'tghene teghens hem overghedraghen was gheweest: De goede man seyde jae, ende vertelde hem de manieresoo hy dat gheseyt hadde, den welcken mijn Heer d'Inquisiteur een uytnemende groot devotaris van M. Jan Guldemont, geseyt heeft: hebdy dan onsen Heere tot eenen dronckaert ende liefhebber van excellente wijnen ghemaeckt, oft hy eenen beguyt oft eenigen anderen dronckebloet oft wijnsuyper onder u waer? Ende nu den onnoselen makende, wildy noch bewysen dattet een lichte sake is? Ten is soo niet alst u dunckt, ghy hebter het vier mede verdient, alst ons belieft, soo wy maer ons devoir tegens u te werck en legghen. Ende met dese ende dierghelijcke woorden, een gram ghelaet toonende, sprac hy desen goeden man toe, even als of hy bycans niet meer als eenen Epicurist gheweest en hadde, loochenende de onsterffelijcheyt der sielen, ende in corter tijt maeckte hy hem soo bange, dat de goede man, om wat gracieuselijcken ghehandelt te worden, hem dede onder den duym de handen smeeren met een tamelijcken groote bracke van Sint Jan Guldemondts smeer. Welcke salve wonderlijcken goet is teghen de plaghe der gierigher pestrolen vande Papen, ende insonderheyt vande Minnebroeders, die wel dick smeer, maer gheen gelt en dorven handelen. Welcke salve als heel doorcrachtich (hoewel Galenus onder zijn steeckplaesters daer van niet en vermaent) also gebrocht heeft, dat het vier daermen hem mede gedreycht hadde, hem selven (uyt gracy die hem geschieden) in een corys veranderde: ende als oft hy een reyse over Zee soude hebben moeten doen, om den wapenrock te bevallijcker te maecken, heeft hy hem tzelve conys geel op swert gheset, ende boven as dit, hebbende alree ghelt ontfangen, heeft hy hem veel dagen daer na noch houden gaende, hem tot den boete stellende, dat hy alle morgen een Misse moest gaen hooren ten Heyligen Cruyce, ende dat hy hem op den middach voor hem quam vertoonen, ende voorts het reste van den dach dat hy doen soude, wat hem goet docht. Het welcke de goede man seer vlijtichlijck doende, ist gheschiet eenen morghenstont onder d'andere dat hy inde misse een Euangely hoorde, int welcke dese woorden ghesonghen werden. Ghy sulter hondert voor een ontfangen ende 't eeuwige leven besitten. Welcke woorden hy vast in zijn memorye behouden heeft, ende nae het gebot dat hem opgheleyt was gheweest, quam hy op de ure vanden middach voor den Inquisiteur, die hy vant aende tafel etende. Den welcke hem vraechde oft hy dien morghen de Misse gehoort hadde, dien hy veerdichlijcken gheantwoort heeft. Ja ick mijn Heer: ende d'Inquisiteur seyde hem, hebt ghy inde selve yet ghehoort daer ghy aen twijffelt, oft daervan ghy yet vraghen wilt? Voorwaer antwoorde de goeden man, ick en twijffel aen gheen dinghen, dat ick daer ghehoort hebbe, maer house al t'samen voor waerachtich: wel heb icker wat ghehoort, dat my met u ende anderen kovelbroeders groot medelijden heeft doen ende doet hebben, denckende op den quaden staet daer ghy in d'ander werelt sult moeten in wesen. Doen sprack d'Inquisiteur. En wat is dat voor een woort dat u soo beroert heeft om met ons medelijden te hebben? De goede man antwoorde, mijn Heer het woort vant Euangely dat daer seyt ghy sult hondert voor een ontfangen. d'Inquisiteur antwoorde: wel dat is waer. Maer waerom heeft u dat woort be-

[Folio D2r]
[fol. D2r]

weecht. Ick sal u seggen mijn Heere, antwoorde de goede man. Sint dat ick hier binnen verkeert hebbe, heb ick elcken dach daer uyt aen veele schamele luyden, als nu eenen dan twee groote ketelen vol potagy sien uytdeelen, die u ende den anderen broederen, dat gyer te veel van vercropt sijt, overschieten. Daerom soo u lieden aen d'ander sijde voor elcken ketel hondert wederghegeven wort, ghy sult soo veel pottagy hebben, dat ghyer altsamen in versmooren sult. Hoewel dat al d'andere die van des Inquisity-meesters tafel waren daer over seer begonden te lachen, nochtans wert de selve Inquisiteur den steec op haer vuyle huychelerie levendich gevoelende, heel ontstelt: ende ten waer saecke geweest dat hy alree gheblameert wert van't ghene hy gedaen hadde, hy soude hem wederom een ander proces op't lijf gheworpen hebben, om dat hy hem met al het geboeft der Minnebroederen alsoo met lachen leven, soo dapper ghenepen hadde, ende van enckelen spijt beval hy hem dat hy doen soude wat hem goet dochte, sonder voor hem meer te komen oft te vinden laten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken