Letterkundige schetsen. Deel 2
(1875)–Jan ten Brink– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |||||||
I.‘De mode is reeds overoud de voorvaaderen te prijzen ten koste van de leevenden, en deeze laatsten te laaken om de gewaande deugden der eersten des te gunstiger te doen afsteeken!’ Zoo spreekt Amurath Effendi, Hekim Bachi, of liever, zoo spreekt Dokter Pieter van Woensel, die onder dezen turkschen pseudoniem in 1792, 1796, 1798 en 1800 een allermerkwaardigsten satyriesch-politieken almanak onder den titel: De Lantaarn uitgaf. Lofredenaars van 't Voorleden mogen zich in 't algemeen een geschikt terrein afbakenen, om het Tegenwoordige uit hunne roestige arquebuses te bombardeeren, of met hunne schitterende stiletten te poignardeeren - ik ben met Van Woensel liever gemeen soldaat bij hunne tegenpartij. Maar heden moet het mij van 't hart, dat ik bij uitzondering laudator temporis acti beproef te wezen. In de dagelijks verergerende poverheid van de fransche letterkundige kunst - bij het dagelijks dieper zinken van den goeden smaak in Letteren en Leven aan gindsche zijde van de belgische grenzen - bij het dagelijks forscher rukken aan de teugelen van dat weerbarstig ros, | |||||||
[pagina 2]
| |||||||
't welk zich den eernaam van ‘la grrrande Nation’ heeft toegebluft - was het mij een feest te vernemen van het ongeëvenaard sukces aan: la Lanterne van Henri Rochefort te beurt gevallen. De verschijning van dit klein, hoogrood gekleurde boeksken had het Keizerrijk des Vredes zeer ernstig ontsteld. In den ministerraad werd beraadslaagd over: la question Rochefort. De Keizer had de punten zijner welgedraaide mustatsen tusschen duim en index uiteengerold - zijne wederhelft had den diepzinnigsten blik harer oogen laten rusten op den minst uitpuilenden van alle hoepelrokken - de Minister van Staat, spreker ex officio, had al de argumenten voor en tegen en de zooveel miljoen stemmen op het tapijt gebracht, de heer Niel had de vuist gebald en de heer Forcade la Roquette had met een gouden potlood gespeeld - niets hielp, altijd bleef de groote, de belangrijke, de alleronbehaaglijkste question Rochefort! Onder de duizenden, honderd-duizenden handen, die begeerig naar La Lanterne grepen, zullen er vele, ik hoop zeer vele met een gevoel van bittere ontevredenheid de bladzijden van het cierlijk geïllustreerde, met nuttelooze weelderigheid gedrukte vlugschrift hebben omgeslagen. Welk eene teleurstelling! Schitterend vernuft, vlijmende satyre, prachtige stijl, ontvlammende geestdrift - zoek ze bij Henri Rochefort en blijf zoeken...... Geestdrift, dat kostbare kleinood zoo zeldzaam is onzen tijd - geestdrift, dat heiligende, louterende vuur, 't welk op het altaar van het menschelijke hart nimmer had moeten ophouden te blaken - geestdrift, zoo onmisbaar bij elke groote daad, voor iederen mannelijken geest, in iederen strijd met ridderlijke dapperheid gestreden - geestdrift..... ge zoudt ze bij Henri | |||||||
[pagina 3]
| |||||||
Rochefort te vergeefs pogen op prijs te stellen. Waar het juk van een opgedrongen staatsvorm de schouders kneust, waar de huichelarij van deftig uitgebazuinde gemoedsbezwaren - gelijk ook in Polderland - het hart naar de keel jaagt, waar het morsigste Egoïsme zich wringt in het kleed van Belangeloosheid - daar moet de verontwaardiging toornen met fierheid, kracht en dapperheid, maar boven alles moet er Geestdrift zijn, Geestdrift en nog eens Geestdrift! Vraagt dit alles aan Rochefort! Toen deze naar een lucifer greep, om zijne lantaarn te ontsteken, bestuurde systematische wrok tegen de bestaande regeering zijne pen - en besloot hij systematiesch de personen aan te vallen; de zaak des vaderlands mocht zich zelve redden. - ‘Tant que plusieurs de nos dignitaires’ - schrijft hijGa naar voetnoot1) en ik vertaal niet, om hem in 't voordeeligst licht te plaatsen - ‘toucheront systématiquement deux cent cinquante à trois cent mille francs par an; - tant que les choses me paraîtront marcher systématiquement mal, je répéterai systématiquement qu'elles ne sont pas bien!’ Een aanval alzoo op de jaarwedden der Ministers! De personen der Ministers, de Keizer, de Keizerin, de keizerlijke Prins, vorsten en vorstinnen in het algemeen prikkelen Rochefort tot hatelijkheid, niet tot verontwaardiging en geestdrift. Ten voorbeelde: ‘Si un journaliste écrit que depuis le désastre du Mexique et l'achèvement de l'unité allemande, la France est tombée au troisième rang parmi les nations européennes, nos hommes d'Etat ne disent trop rien: mais si vous avez l'impertinence de faire remarquer que M. | |||||||
[pagina 4]
| |||||||
Rouher a un défaut de langage et que M. Pinard, ayant voulu faire remercier M. Saint-Paul, son chef de cabinet, a été battu à plate couture, ces messieurs deviennent roides comme des croquets et tournent à l'aigre pour des mois entiers.’Ga naar voetnoot1). Kleine persoonlijke onaangenaamheden in zeer alledaagschen stijl vullen overal la Lanterne. Na de Ministers komen Keizer en Keizerin - de orde van opvolging is geschikt door Rochefort - die hij in de transparente gestalten van bestuurders des hemelschen Rijks hult. ‘L'Empereur de la Chine se sera dit dans le silence de l'alcôve: - ‘Je vais épouser la première venue. Elle n'aura peut-être pas grande éducation, mais moins elle saura lire, moins elle aura-envie de se fourer dans les conseils du gouvernement pour propager la crinoline, les processions et les prêtres, qui jusqu'à un certain point, sont aussi des femmes, puisqu'ils portent des jupes et des bas attachés au dessus du genou.’Ga naar voetnoot2) Straalt hier reeds de laffe liefhebberij in zoutelooze kwinkslagen van den boulevard door, laffer schertst nog de lantaarnstijl, als de spot gedreven wordt met de officiëele toasten op de officiëele diners van het tweede keizerrijk, waar Napoléon III en de keizerlijke prins Napoléon IV het ruimst bedacht worden. Nadat men bij zekeren maaltijd op den laatsten gedronken had, scheen het onderwerp uitgeput, zegt Rochefort, doch: - ‘Un autre dineur, se sentant sur le point d'être dépassé, se leva le verre en main et porta la santé suivante: - ‘Je m'associe au toast de notre honorable convive. Mais Napoléon IV aura un enfant!’ | |||||||
[pagina 5]
| |||||||
- ‘“Oui! Oui!”’ - crièrent les toasteurs. - ‘“Ce sera un garçon!”’ - ‘“N'en doutons pas!”’ - ‘“Et, un jour, lui aussi succèdera à son père!”’ - ‘“C'est clair!”’ - ‘“Messieurs, je bois à Napoléon V!”’Ga naar voetnoot1) Schoon de onbeduidendheid van dezen kortswijl niemand ontsnappen zal, straalt wederom de lust tot persoonlijke hatelijkheden er volkomen helder in door. De personen der vorsten mochten eene vorige eeuw voor korte pooze tot schijf dienen, waarop het vernuft der Encyclopédie zijne puntige pijlen schoot - de tijden van Diderot zijn voorbij. De glans der diademen wordt verdoofd en de troonen zinken rondom ons krakend in een, zonder dat hartstochtelijke imprekatien, veel minder woedende verwenschingen dien val vergezellen. In de dagen, toen Grimm zich opwond tot bittere satyre tegen het koningschap, boog Louis XVI het zwaarbeproefde hoofd onder de loodzware kroon van Louis XIV. Lodewijk de Groote en de Schitterende was vervangen door Lodewijk den Stumper en den Martelaar. Rocheforts aanvallen op het koningschap blijven dus door en door rokoko en ouderwetsch, mocht hij ze ook kleeden in gloednieuw parijsch kostuum, als in de volgende sortie: ‘Un homme, eût-il fait de sa vie un perpétuel carnaval de Venise, eût-il pendant vingt ans traîné derrière lui toute une basse-cour de cocottes, eût-il jeté par toutes les fenêtres de tous les restaurants des bouteilles de Champagne sur la tête des promeneurs, le jour où son tour est arrivé de monter non plus les escaliers du Café Anglais, | |||||||
[pagina 6]
| |||||||
mais les degrés du trône, on n'entend plus parler que de sa haute sagesse.’Ga naar voetnoot1) Wat het meest bij zulk een uitval op den voorgrond treedt, zijn des auteurs eigen zwakheden. De vorm, waarin de vorstenhaat zich hier uitspreekt, staaft duidelijk, dat Rochefort in het ‘basse-cour des cocottes’, op de trappen van het Café Anglais geen vreemdeling is gebleven. Onwillekeurig neemt de stijl eene kleur aan van de onvrijwillige sympathiën en liefhebberijen des schrijvers. Reeds aanstonds, toen zijne lantaarn voor 't eerst was ontstoken, verkondigde hij zijn plan - ‘d'essayer une sorte de cavalier seul dans le cotillon politique.’ Het beeld is door en door valsch, maar bewijst voldoend, waar Rochefort heeft leeren dansen. Schrijft hij elders over de misvattingen van Monseigneur de Bonnechose, en verwijt hij dezen, dat men niet volstaan kan met zijne dwaling te erkennen - ‘en déclarant à la première colonne du Moniteur, qu'il y a en maldonné, comme à l'écarté’ - dan blijkt wederom ongedwongen, dat onze vlugschrijver zijn leêge oogenblikken aan zekere groene tafels slijt. Bij zijne vroolijkste en onschuldigste scherts schemert dit telkens door - Rochefort is het kind der parijsche boulevards en cafés, zijn esprit is een espritde boulevardier. En nu is dat soort van snakerij soms niet onaardig, maar geenszins in 't bezit van een vrijbrief tegen wansmaak en platheid. Zoo luidt een zijner blijmoedigste troostredenen aan 't publiek aldus: ‘Si ayant versé la moitié de votre petit avoir dans une société pour l'exploitation d'une mine de beurre de cacao, vous vous apercevrez que les membres du conseil de surveillance mangent votre argent avec de | |||||||
[pagina 7]
| |||||||
petites femmes moins chères qu'au bureau, écrivez à la Lanterne.’ | |||||||
II.Inderdaad het valt moeilijk te doorgronden, dat in het kabinet des Keizers ‘une question Rochefort’ de gemoederen heeft ontrust. Mocht al onze lantaarnopsteker zijn adellijken titel van Graaf de Rochefort-Luçay aan de prullemand hebben vermaakt, mocht hij al onder de Villemessant bijtende artikelen in den Figaro hebben gesteld, op hoog bevel uit de redaktie van dat blad zijn verwijderd, en een nieuw vlugschrift met een gestolen titel hebben verspreid - de inhoud van dat roodboekjen was toch den toorn van de heeren Pinard en Rouher niet waardig. Maar de opgang, de algemeene opgang, welke dit geschrift won! Maar de duizenden en tienduizenden exemplaren, die voor 40 en 50 centimes aan de kiosken der boulevards en aan de stations der spoorwegen werden verkocht! Maar de inbeslagnemingen van sommige nummers, de vervolging van onzen boulevardier, zijn tocht naar Brussel, Amsterdam en Londen - zou dit alles niet hoogst gewichtig zijn? Voor het tweede keizerrijk en zijn administrateur ongetwijfeld. Maar voor den rustigen toeschouwer aan deze zijde van den Moerdijk blijft het een raadsel. De algemeene geest, de goede smaak voor kunst en letteren moeten al zeer laag gedaald zijn bij la grrrande Nation, om van Rocheforts Lanterne eene question Rochefort te maken. Een Nederlander, die op de hoogte is van vlugschriften en dagbladen-litteratuur, zal zich geene luchtkasteelen vormen over de meerdere voortreffelijkheid onzer staatkundige polemisten. Maar laat een hunner, laat Meneer X eene Lantaarn uitgeven, vol | |||||||
[pagina 8]
| |||||||
straat en pleingeest als Rochefort, geen levend wezen in ons - hierdoor zeker gezegend - Nederland, van den Koning tot den minsten burger, zal op den inval komen, hieromtrent ‘une question X’ in te stellen. La Lanterne is in beslag genomen wegens staatkundige hatelijkheden - bij ons misschien ook wegens openlijke aanprijzing van losbandigheid en zedeloosheid. Rochefort verzekert, dat hij met de hoogste verbazing vernomen heeft, hoe twee arme parisiennes zich uit gebrek en wanhoop van 't leven beroofd hebben - zij hadden immers een uitweg in slecht gedrag en ontucht! Hij verzekert daarom plechtig: - ‘Tant qu'on n'aura pas mis de côté, pour amáliorer la situation des femmes, les bons milliards, qui se dépensent en guerres ineptes, je conseillerai aux ouvrières de préférer lamauvaise conduite à la mort. Et si jamais il prend fantaisie à une jeune fille sage de venir me consulter sur le choix d'un état, je lui répondrai en gazant de mon mieux mes expressions: - Mademoiselle, iln'yapourvous, qui êtes sans fortune, pas d'autre métier que l'inconduite!’Ga naar voetnoot1) Ziedaar wat nog treuriger is, dan het Keizerrijk des Vredes te stooren in zijne rustige ontwikkeling door persoonlijkheden en nurkschheid. Teleurstellender is bovendien dit alles, omdat Rocheforts strijd voor burgerlijke en staatkundige vrijheid een edele strijd had behooren te blijven - omdat men bij gebrek aan nobelen toorn en wegslepende geestdrift, althands een rein hart bij den verdediger der onderdrukten had mogen eischen. ‘Vous déshonnorez la lanterne!’ zeî Camille Desmoulins, toen het woedend grauw den gehaten Foulon aan een lantaarn- | |||||||
[pagina 9]
| |||||||
paal van de Rue de la Vannerie had opgeknoopt - en hij had recht zoo te spreken, daar hij al de grieven van eene lijdende party in zijn enthoeziast ‘Discours de la Lanterne aux Parisiens’ met waardigheid had geopenbaard. Camille Desmoulins heeft het eerst dien titel gevonden - hij had geestdrift, bruischende geestdrift, parijsch vernuft en attischen smaak - wie zijn titel van hem ontleende, mocht zorgen hem nabij te komen in stijl en talent. Ziedaar waarom Rochefort met zijne Lantaarn te kwader ure aan de edele gestalte van Camille Desmoulins herinnert en ons temet in 't geheugen terug roept, dat er tweeërlei lantaarn heeft gebrand van 1789 tot 1795 - die eene, door het schitterend talent van den edelmoedigen volkstribuun ontstoken, en die andere met verbrijzelde ruiten en tot cieraad..... een strop. Ziedaar ook waarom ik bekennen moest, bij uitzondering eens laudator temporis acti te willen zijn. Want niet alleen Camille overtreft in elk opzicht den Graaf de Rochefort-Luçay - Nederland heeft ook eene Lantaarn. Reeds werd de naam van Dokter Pieter van Woensel genoemd - een naam ten onzent bijna vergeten, tot dat A. van der Willigen in 1833, tot dat vooral Cd. Busken Huet in 1863 dien op nieuw eervol herinnerden. Van Woensel ontleende zijn titel waarschijnlijk aan Camille Desmoulins, wiens tijdgenoot hij was, daar zijn eerste Lantaarn voor 1792 ‘in 't Nieuwe Licht te Amsterdam’ gedrukt werd. Die eerste Lantaarn is een almanak, grootendeels gevuld met populaire medische opstellen en met statistiek. De aarde - de bevolking - sterfte van kinderen en bejaarden - de natuurlijke gesteldheid van ons vaderland - van den mensch - de finantiën - de Republiek - alle deze stoffen houden hem beurtelings bezig, alsof hij een ekonomiesch-statistiesch jaarboekjen voor de Republiek | |||||||
[pagina 10]
| |||||||
der geüniëerde Provinciën schreef - eene onderneming reeds op zich zelve voor dat oogenbilk zeer merkwaardig. Doch na dit alles en na nog eene statistiek van Leger en Vloot, komt een ‘Staat der Geleerdheid in Nederland,’ waarbij een door hem geteekend geestig schetsjen, voorstellend een goedigen ezel met twee manden vol folianten. De statisticus legt de pen ter zjjde, de satyren-schrijver vangt aan. Een enkel woord van Dr. van Woensel mag betoogen, dat 1792 reeds 1868 op zijne hielen had: ‘De Godgeleerde boeken, die in onze bibliotheken eene zoo sterke preponderantie hebben, maar tevens ook gewis de slechtste zijn, waren en zijn bij ongeluk bijna de eenigste oorspronkelijke; zeven achtsten van de overigen zijn niets dan vertalingen van 't geen rijp en groen, in Engeland, Frankrijk of Duitschland uitkomt.’ De Lantaarn van 1796 gaat op den ingeslagen weg voort en behandelt vooral sociale vraagstukken; de nationale opvoeding - waarbij openhartig bekend wordt, dat de opvoeding van den verdreven Prins Willem V ‘ongelooflijk slegt’ was geweest - en de oorzaken van het misnoegen der Nederlanders, waaronder van Woensel niet aarzelt te tellen: ‘De onnozelheid van 't stadhouderlijke hof, om sedert de revolutie niet te onderscheiden de republikeinsche Franschen van die der koninglijke regeering, en zich op de eersten te wreeken, over het kwaad hun door de laatsten aangedaan; (en) de konkelefoesserijen (van dat hof) in de Brabandsche onlusten (onder Keizer Jozef II), met oogmerk, om een lid der familie eenige apanage te bezorgen.’ Medische en statistische vertoogen, vooral over de ‘Defensie der Republiek’ werden afgewisseld met korte aanteekeningen over de West-Indische Koloniën, waar Van Woensel als officier van gezondheid der Marine een half dozijn maanden doorbracht. | |||||||
[pagina 11]
| |||||||
Voor 1798 blijft de Lantaarn een onverminderd en helder schijnsel verspreiden. Het staatkundige gedeelte wint in uitgebreidheid - korte aforismen en anekdoten vervangen de vroegere statistieke verslagen. Of Van Woensel er goed aan deed, bewijze een enkele dezer korte verhalen. ‘Mijn vriend P. nch... d is een hupsch man vol van kluchtige invallen. Sprekende van de Religie, plagt hij te zeggen: ‘Wilt gij weeten wat de Religie is, zo ontneemt haare dienaaren hun loon.’ Lezer! Gij ziet, mijn vriend verstaat zich op 't cijferen. Onlangs verzogt ik hem te mogen weeten, hoeveel na aftrek van 't Eigenbelang er overblijve van 't Patriotismus. ‘'t Andwoord zal ik u in eene andere Lantaarn mededeelen.’ Deze verscheen in 1800 en werd geschreven onder den indruk van den 18n Brumaire. De proklamatiën van den generaal Bonaparte worden in verband gebracht met ‘de domste opiniën,’ ‘de handtastelijkste dwaalingen’, met ‘zotternijen van allerlei soort.’ Hoe Rochefort zou juichen, als hij deze Lantaarn had zien blaken! Zijne vroolijkheid zou zich echter getemperd hebben, wanneer hij Van Woensels voortreffelijke satyrische allegorie ‘Historie van een Trojaansch Paerd’ zou hebben verstaan. De arme bedrogen bataafsche Republiek had een trojaansch paard ingehaald, van ‘zeer winderige complexie, en door de paardendokters gedoodverfd met een noodlottig einde - de dood door ‘trommelzucht’. Niets had gebaat, de vrienden werden geplunderd - het eenig heil was, dat de groote stalhouder Ambidubius, ‘ook wel bijgenaamd vleesch noch visch’, met zijne eigenaardige kleedij ‘half met goud geborduurd, half livrei’ was afgedankt. De Bataven, door Van Woensel de Bestianianen genoemd, | |||||||
[pagina 12]
| |||||||
waren zoo verblind door hun trojaansch paard, dat zij, ‘huppelden en dansten, wanneer zij zich hadden moeten achter de ooren krabben.’ ‘Verbeeldt u eene familie’ - gaat hij voort - ‘die op 't oogenblik, als huisbraakers de poorten zoeken te overweldigen, die zelve gaan ontgrendelen, zeggende: ‘Mannen komt binnen.’ Hun kisten en kasten openen, zeggende: ‘Vrienden tast toe.’ - En van alle deeze halsbreekende luchtsprongen waren wij ongelukkig veroordeeld de ooggetuigen te zijn met dezelve aandoeninge, die iemand ondervindt, welke uit zijn eersten slaap opgewekt door een misbaar, in schrik de trappen afvliegt, de glaazen van zijn huis hoort inslaan en een begin ziet maaken van 't plunderen zijner woninge, dat is, met een innig gevoel van hartzeer.’ En zoo klimt de satyre in heftigheid, nadat het trojaansche paard zijne joyeuse entrée heeft volbracht in Bestiana, eene groote pruik gaat dragen en van zijne vrienden verlangt een geschenk van
alles beste qualiteit.’ Van Woensel was daarentegen volstrekt geen oranjeklant. In zijn stuk over de ‘voegzaamste houding van eene nieuwe Regeering in geval van eene eventuëele Revolutie’ - doet hij eene merkwaardige voorspelling (1800). Kwam de Stadhouder terug, men zou het volgende zien. ‘Niet zoodra zal de gelegenheid het toelaten, of (de Vorst) zal zich omringd zien van eene stoet, die om 't hardste schreeuwen zullen: Oranje boven! patriotten na de d. nd. r, pronkende met oranje cocardes als tafelborden, eenige geheel oranje, om 't meest eene vaart loopende op hunne politieke orthodoxie, hem (den Vorst) | |||||||
[pagina 13]
| |||||||
smeekende om permissie de nu onderliggende partij met voeten te mogen treeden, haar te mogen vernielen en verdelgen.’ Van Woensel werd ook vervolgd. De burger La Pierre, agent van Inwendige Politie, deed het verkoopen van de Lantaarn van 1800 beletten. Welk eene overeenkomst en welk verschil! Rochefort vervolgd om zijne hatelijkheden tegen Pinard en Rouher, Van Woensel om zijne kolossale satyre der gantsche fransche natie en van haar vriendschapsverbond met de vrije bataafsche - Rochefort het geblazeerde kind der parijsche Boulevards, Van Woensel de oude vrijer, arts en zeeofficier - Rochefort, de vlugschrijver zonder stijl, Van Woensel, de moeizame arbeider aan een klein jaarboekjen, dat om de vier of twee jaren 't licht ziet - Rochefort, die zijne kracht in persoonlijkheden en insinuatiën zoekt, Van Woensel, die beginselen en zaken bespreekt - Rochefort, die door heel Europa een luid klinkenden naam wint, Van Woensel, die als kurioziteit uit de vergetelheid moet worden opgedolven. Ik meen niet, dat de vergelijking van beide Lantaarnen ten nadeele van Van Woensel is afgeloopen. En wat Henri Rochefort betreft, die intusschen voortgaat telken Saturdag zijne armoede aan vinding en inkleeding openhartiger aan den dag te leggen, het eenig exkuus voor hem ligt in de schrale opmerking van zijn vriend en ambtgenoot-publicist Rouquette: ‘Nous sommes à une époque de chassepot - il faut tirer souvent!’
December, 1868. |
|