Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leven van Sinte Christina, de wonderbare. In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw (1850)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leven van Sinte Christina, de wonderbare. In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw
Afbeelding van Leven van Sinte Christina, de wonderbare. In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuwToon afbeelding van titelpagina van Leven van Sinte Christina, de wonderbare. In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.21 MB)

ebook (3.81 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan-Hendrik Bormans



Genre

poëzie

Subgenre

heiligenleven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leven van Sinte Christina, de wonderbare. In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw

(1850)– Broeder Geraert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw


Vorige Volgende

Hoe dat haer te moede was als si der ondedegher liede aelmoesene at.

 
Dit was de sake sunderlinghe waer bi
 
dat si gedwonghen was, dat si
 
der oppenbare sunderen aelmoesene bat;
 
ende nochtan als si iet at,
785[regelnummer]
dat qualec gewonnen was ocht tonrecht bleven,
 
ende haer in aelmoesen dat was gegeven,
 
so docht der maeght van doeghden niet arme,
 
dat si at vorschen ocht padden darme,
 
ocht van serpenten dingewede verstant.
790[regelnummer]
Ende als si dat at, so riep si tehant,
 
als die in arbeit gaet met kinde:
 
‘O Criste, mijn vrient ende mijn geminde,
[Folio xxijr]
[fol. xxijr]
 
wat hapdi met mi, mijn vriendelec Here?
 
Waer om so pijndi mi sus sere?’
795[regelnummer]
Metgtien so clopte der vrouwen name
 
aem haer borst ende aen haren lichame,
 
ende sprac haer selve alsus toe:
 
‘O iammereghe ziele, o arme, ende hoe
 
geverdi sus? Wat wildi begeren
800[regelnummer]
daer ghi u te rechte soud af ververen?
 
Waer om so nutti dees onrein dinghe?’
 
Dat was haer pine sunderlinghe,
 
dat si iet at dat was genomen,
 
ocht dat van onrecht goede was comen;
805[regelnummer]
ende die werdeghe heileghe Kerstine
 
si en leed daer af niet minder pine,
 
als si eneghen sundere iet bat
 
ende haer de sundere ontseide dat.
 
Het geviel op enen tijt hare,
810[regelnummer]
dat haer ontseght was van enen sondare,
 
dat si heme met crachte nam;
 
ende als si sach dat hi was gram,
 
so sprac si toet heme: ‘als es dat sake
 
dat ghijs nien sijt nu wel te gemake,
[Folio xxijv]
[fol. xxijv]
815[regelnummer]
ende ghijt nu noede geeft, goet man,
 
en sal u na niet rouwen nochtan,
 
dat ict u hebbe met crachte genomen,
 
ende dan so salt u seker vromen,
 
ende ure zielen in staden staen,
820[regelnummer]
ende selt daer groten loen af ontfaen.
 
Als haer in haren roc een mouwe
 
gebrac, soen deedse maken geen nouwe;
 
ocht als aen haren scappularijs
 
gebrac een cappruen in eenghewijs,
825[regelnummer]
ende schegen iemanne gaende quam,
 
daer si af in den geeste vernam,
 
ende daer si van binnen gemaend was ave,
 
dat sijt hem bade dat hijt haer gave,
 
ende daer si af woude nemen dan:
830[regelnummer]
so bat sijt dan den genen man;
 
ende was dat sake dat hijt haer gaf,
 
so dankese heme sere daer af;
 
ondseid hijt hare, so nam sijt gereet,
 
waest hem lief ocht waest hem leet,
835[regelnummer]
ende nayet aen haer clederkine..
[Folio xxiijr]
[fol. xxiijr]
 
van haven arm, van doeghden rijc,
 
als waren haer mouwen ongelijc;
 
haer clederkine si waren oec dit:
840[regelnummer]
een roc die altemale was wit,
 
ende een witte scappularijs,
 
die haren lichame in alrewijs
 
bedecte toten voeten toe.
 
Haer cledere waren oec menechwerf toe
845[regelnummer]
genapt, als wi gescreven vinden,
 
met draden die waren van scursen van linden,
 
ocht van suptilen wissen gespleten,
 
ocht van cleinen hultenen speten.
 
Si ginc oec baervoet, als ic las,
850[regelnummer]
tijr tijt dat onbescedelec cout was.
 
Verworpen spise ende cranke si..
 
Dwater daer men de scotelen in wiesch, dat mi
 
ute soude gieten, dat maecte si
 
heet ende deed wallen, de maghet vri,
855[regelnummer]
met watre dat si dede daer toe;
 
dat was haer spise. Nu hoert dan hoe:
 
broet dat van semelen was gemaect,
 
dat alte hert was ende ongeraect,
[Folio xxiijv]
[fol. xxiijv]
 
dat nam si, de maeght, en weiket daer inne
860[regelnummer]
ende also at sijt, de Gods vriendinne.
 
Daer met so vastese tinden een
 
twe daghe ocht drie, ende anders engeen
 
spise en atse binnen dien tiden;
 
dat nu ieman qualec mocht liden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken