pen vinden gebeurtenissen plaats die aan de andere niet bekend worden.
Daarom is het niet geheel verklaarbaar dat iedereen in Oudezijl de vreemdeling kende toen hij nog maar vier dagen bij ons was. Waar hij ging door de smalle straten en stegen, werden gordijnen opgelicht, hield men op met werken, werden de gesprekken even onderbroken. Na de derde dag zag men hem vaak wandelen met Lagestein, die in zijn gezelschap een veel beheerster indruk maakte. Alleen kwam deze in die week nauwelijks meer buiten. De vreemdeling deed boodschappen voor hem. Hij bezocht alle winkels van ons stadje, zei weinig, stelde slechts zo nu en dan een vraag en bepaalde zich verder tot het luisteren naar de anderen, als die bij zijn aanwezigheid hun gesprekken voortzetten. Hij bezocht alle buurten. Overal kon hij opduiken. En vaak werd hij gevolgd door een groep kinderen. Meestal had hij wat snoep bij zich, en als ze lang genoeg volhielden, bleef hij staan om wat uit te delen. Hij sprak enige tijd met ze, waarna ze vertrokken of in zijn buurt een spel deden. Verschillende kinderen heb ik gevraagd waarover hij met ze praatte. Ze wisten zich niets meer te herinneren. Het was ze alleen bijgebleven dat de vreemdeling hen spoedig allen bij de naam kende en zich bij een volgende ontmoeting daarmee nooit vergiste.
Een paar maal zag men hem per bromfiets de omgeving verkennen.
Eén keer vertrokken hij en Lagestein 's morgens reeds