Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen (1770)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen
Afbeelding van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingenToon afbeelding van titelpagina van Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.03 MB)

ebook (6.20 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen

(1770)–Johan Pieter Broeckhoff–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 241]
[p. 241]

Godloosheid.



illustratie

— De Godlooze valt door zyne Godloosheid.
Spreuk. Sal. XI. 5.
 
Door deeze Vrouw, die vol afschuwelyke trekken,
 
Verblind, het spoor betreedt, dat haar ten afgrond leidt,
 
Wier Ezels Ooren ons haare domme Onweetenheid,
 
En scherpe doornestruik des Hemels vloek ontdekken,
 
Gelyk de Slang, dat ze is uit Slangezaad geteeld,
 
Wordt voor 't bespiegelend Oog Godloosheid afgebeeld.
Ider Godlooze — is om en door het geweten der Zonde nergens zeker, nergens gerust, nergens blyde; maar draagt geduurig en zonder tusschenpoozen zyne straffen zynen vyand met zig om: beoorlogt van zig zelven, en vliedende, daar buiten hem geen vreze is, om dat binnen hem niet is dan schrik van rontomme
Moonen.
[pagina 242]
[p. 242]
 
Zal ook van U myn Dichtkunst zingen
 
Godloosheid, bron der Euveldaên?
 
Zult gy, in myn bespiegelingen,
 
Die nergens plaats verdient, dan ook een plaats beslaan?
 
Ja! 't lust me uw heilloos beeld te schetzen.
 
Schoon ge ook, gewoon de Deugd te kwetzen
 
Uw Klaauwen in myn' Arbeid slaat,
 
Nog zal myn kunst u niet verschoonen,
 
Maar elk uw' snooden aart vertoonen:
 
Op dat de Sterfling u recht kenne en eeuwig haat'.
 
 
 
Gebroed, uit d' Afgrond opgestegen,
 
Gedrocht, dat God en Deugd veracht,
 
Ontaarte, alleen tot kwaad genegen,
 
Verderf der Landen, smaad van 't Menschelyk Geslacht,
 
Vertreedster van Gods heil'ge wetten,
 
Onreine, vol van boezemsmetten.
 
Gevoelloos onder eigen smart,
 
Verblind in 't Onrecht na te jaagen,
 
En doof voor 's Hemels donderslagen
 
Is 't Lichaam gansch melaatsch en 't hart geheel verhard.
[pagina 243]
[p. 243]
 
Hoe! kant ge u tegen 't Alvermogen?
 
Ontkent ge dat Hy is en leeft,
 
Die zo doorluchtig voor onze Oogen,
 
In 't heir der Schepzelen, zig zelf' te kennen geeft?
 
Poogt gy met uw verstand te dringen,
 
Door Aarde en Zee en Hemelkringen;
 
Aard, Zee en Hemel is 't gewrocht,
 
Waar in wy zyne grootheid merken:
 
Maar, wilt ge 't Pronkstuk van zyn werken?
 
Zie in uzelf', aan 't stof, 't ontstoflyk deel verknocht.
 
 
 
Ontdekt ge in all' zyn groote daaden,
 
Geen wysheid geen gevreesde magt?
 
Zal 't aarden vat dan Hem versmaaden,
 
Die 't kunstig uit wat leems te voorschyn heeft gebragt?
 
Wie heeft u 't zyn, wie heeft u 't leven,
 
Wie 't Lichaam, wie de Ziel gegeeven?
 
Wie 't Lichaam zo vol kunst gevormd?
 
Wie schiep de Ziel, dat denkend wezen,
 
Waarin iets Godlyks is te leezen?
 
Wie anders, dan die God, wiens hoogheid gy bestormt?
[pagina 244]
[p. 244]
 
Wordt door uw vuile Spotternyen,
 
Gods werk, en weg, en wet gehoond?
 
Zult ge onbeschaamd zyn woord bestryen,
 
Waardoor ge met uw haat ons vaak uw domheid toont?
 
Beef Aardworm! durft ge de Almagt tergen
 
Die de Aarde schudt, voor wie de Bergen,
 
Als wasch versmelten! Beef! die God,
 
Die zig aan Faro wist te wreeken,
 
Zal uw gevloekten schedel breeken;
 
Hy leeft dien gy ontkent, Hy heerscht die gy bespot.
 
 
 
Durft ge ook de blanke Deugd verachten?
 
Verheugt ge u als de Godvrugt lydt?
 
En hebt ge Ziel en Lichaams Krachten
 
Aan 's Waerelds Afgodin, aan de ydelheid gewyd?
 
Slyt ge in haar' dienst uw levensjaaren?
 
En bukt ge voor de vloekaltaaren,
 
Van wellust, Goud-of-eerzugt neer?
 
Kan 't beeld der Zonde uw aandacht wekken,
 
U meer dan God en 't goede trekken?
 
Zo dient ge de Afgoôn, en gy rooft uws Scheppers eer.
[pagina 245]
[p. 245]
 
Gy spreekt, maar vloekt in euvlen moede,
 
Gy vloekt en wenscht om 's naasten schaê,
 
En eischt, dat God, de Bron van 't goede,
 
Het kwaade werke, en zelf uw wraak ten dienste sta.
 
Gods groote Naam, aanbiddenswaardig,
 
Wordt vaak moedwillig en ligtvaardig
 
Door u misbruikt; uw losse mond
 
Bestaat door valsch en roekloos zweeren,
 
De Alweetendheid van Hem te onteeren,
 
Van Hem, wiens Naam geen Mensch ooit ongewroken schond.
 
 
 
De tyd, den Godsdienst opgedraagen,
 
Wordt schandlyk van u doorgebragt.
 
Schoon Leeraars leeren, bidden, klaagen,
 
Hun klagte, en bede, en leer wordt dog van u veracht.
 
Geen Tempel, daar zig Godgezinden,
 
In heilige Oefning werkzaam vinden,
 
Wordt ooit met lust van u betreên:
 
Veeleer stiert ge uw verdwaalde gangen
 
Naar 't huis, daar ge, onder dartle zangen,
 
Met lugtig feestgebaar, u baadt in ydelheên.
[pagina 246]
[p. 246]
 
Den pligt, den Kindren voorgeschreven,
 
En dien hun zelfs natuur gebiedt,
 
Om aan hunne Oudren de eer te geeven,
 
Eer, die hun zorg verdient, dien pligt betracht ge niet,
 
Uw Hoogmoed buigt zig voor geen Meerdren,
 
Uw' Trotsheid wraakt uw' Landsregeerdren;
 
Uit boosheid of om vuil gewin
 
Wordt ligt de rust door uw verbroken,
 
En 't vuur der Muitery ontstoken:
 
Zo strekt ge een Pest, in Staat, en Kerk, en Huisgezin.
 
 
 
Gy, die uw' Naasten in uw woede,
 
Door haat of Wraakzucht aangezét,
 
Slaat, Kwetst, of ('t zy Gods hand het hoede)
 
Hem doodt en door zyn dood u met zyn bloed besmet;
 
Dat bloed eischt wraak van 't Alvermogen.
 
Onkuische, die uwe ydele Oogen
 
In 't beeld der dartle Wulpsheid weidt.
 
Kan u de wufte Min vermaaken,
 
En zult ge in 't vuur der Ontugt blaaken?
 
Schrik! de Ontugt is ten straf het eeuwig vuur bereid.
[pagina 247]
[p. 247]
 
Gy tracht, door helsche nyd gedreven,
 
Met list of kracht, naar 's naasten goed,
 
En rooft, dat God hem heeft gegeeven.
 
Misgun hem zyn gewin; maar by den overvloed,
 
Zal 't vergenoegen u ontbreeken.
 
Uw Mond, gewend aan 't logenspreeken,
 
Hoont de Onschuld, wraakt der braaven daên.
 
Dog 't mag, als ge andren kunt bevlekken,
 
U tot oneedle blydschap strekken:
 
God, die de oprechten hoedt, straft uw gevloekt bestaan.
 
 
 
Uw hart haakt, van begeerte aan 't branden,
 
Naar alles wat het vleesch bekoort,
 
En Oor en Oog, Reuk Mond en Handen
 
Meest streelt en gy het liefst smaakt, riekt, en ziet, en hoort.
 
Gy laat door Rede u nooit bestieren,
 
Maar wilt uw drift den teugel vieren
 
Gy schynt een Zee, die door den wind
 
Beroerd wordt en niet weet van rusten;
 
Daar, by 't volbrengen uwer lusten,
 
U steeds nog meer ontbreekt, dan ge in 't begeerde vindt.
[pagina 248]
[p. 248]
 
Zo leeft ge zonder recht te leeven,
 
Zo denkt en spreekt en werkt ge 't kwaad,
 
Zo wordt ge naar 't verderf gedreven,
 
Zo haat ge uzelven, wyl ge God en Menschen haat.
 
Zo stapt ge voort van kwaad tot kwaader
 
Een Gierigaart wordt een Verraader,
 
Een Dronkaart wordt onkuisch, en ligt
 
Wordt uit Onkuischheid Moord geboren,
 
En zo gaan lyf en Ziel verloren,
 
Als u de Aartsrechter daagt en doemt in zyn gericht.
 
 
 
Gy deedt de Waereld, door uw boosheid,
 
Vergaan in d'algemeenen vloed
 
Om u, strafwaardige Godloosheid!
 
Wierd Siddims dal vernield, door 's Hemels zwavelgloed.
 
Vaak moet, om 't kwaad door u bedreven,
 
De Hemel dondren, de Aarde beeven,
 
Pest, Kryg en Honger brengt ge voort.
 
Leer dan die plaag van Kerk en Staaten
 
Godloosheid, myden, vlieden, haaten,
 
En toon dat Godvrugt u, ô Nederland! bekoort.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken