De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lyk-klagt Over de Dood van de Deugtrijke Juffer, en Nicht Margareta Gratema, Overleden binnen Groningen den 1686. WAarom O!strafe Dood hebt gy u schigt gedreven In't hert van Margareet, en haar berooft van 't leven, Waarom a moortgeweer juyst op haar aan gestelt Die gy gelijk een bloem ter neder hebt gevelt, Wat kan 't u baten ah! vernielder aller Mensen Gaa flits die boesems door die maar u pijlen wensen, En die als afgeleeft het stervelingschap haat, By veel komt gy te vroeg by vele weer te laat, Doch gy zijt doof, en blindt van aanbegin geboren Geen Tranen, noch gekerm koont gy noch sien noch horen. O! Wreed'aart moest ge dan die Perel in het graf [pagina 210] [p. 210] Bedelven, en haar bloos, en luyster stropen af. Moest gy dien maacht soo vast en sterk noch op haar benen Vermorselen tot niet, en stooten voor de scheenen, Om haar te domp'len in ons Aller moeder schoot, Doch sal weer leven naar dees tijdelijke doodt Wanneer de Troostbasuyn sal werden aangeslagen, Want in den Hemel hoort men jammeren noch klagen Maar blijde tonen slaan in volle vrolijkheyt, Die haar voor 't aartsche leet op 't salighst is bereyt. En daar sy 't Heylich Liedt gesteld om Godt te loven Sal singen met de schaar der Engelen hier boven. Vorige Volgende