Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lessen in lyriek (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lessen in lyriek
Afbeelding van Lessen in lyriekToon afbeelding van titelpagina van Lessen in lyriek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lessen in lyriek

(1993)–W. Bronzwaer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 6]
[p. 6]
‘De meeste mensen kunnen er maar niet toe besluiten te verklaren dat lyriek ze helemaal niet interesseert.’
paul van ostaijen
‘Maar er moet toch iemand zijn die zich ontfermt over al dat gefluister en gemompel van de taal.’
hugo brems
[pagina 7]
[p. 7]

Woord vooraf

De laatste in het Nederlands verschenen poëtica's, van Westerlinck, Mussche en Elema, werden kort na de Tweede Wereldoorlog gepubliceerd. Natuurlijk zijn er ook nadien nog boeken verschenen die, zonder het woord poëtica in hun titel te voeren, als zodanig mogen worden beschouwd: Kazemiers In de voorhof der poëzie, Vestdijks De glanzende kiemcel en het meest recente, Wilminks In de keuken van de Muze, behoren tot deze soort. Ook hebben talloze school- en studieboeken de technische beginselen van de poëzie behandeld, zijn er wetenschappelijke studies aan het onderwerp gewijd en vele analyses van afzonderlijke gedichten gepubliceerd. Niettemin is er behoefte aan een hanteerbare poëtica de lezer in de technische aspecten van de poëzie inwijdt en daarbij gebruik maakt van modernere theorieën en inzichten dan de genoemde auteurs ter beschikking stonden.

In het bovenstaande liggen vele beperkingen besloten. Dit boek heeft niet de pretentie, nieuwe theorieën of stellingen te verkondigen. Het wil een leerboek zijn dat de internationale discussie over poëzie weergeeft tot en met, globaal gesproken, de structuralisten en semiotici, tot en met Lotman, Jakobson en Chomsky, in concreto. Het richt zich tot een publiek dat minstens gespecialiseerde belangstelling voor poëzie heeft, op grond van studie, liefhebberij of praktijk. Het wil echter geen naslagwerk zijn waarin men het hele arsenaal van technische poëticale begrippen behandeld vindt; zo wordt hier niet uitgelegd wat een sonnet is, of een Pindarische Ode. Daartoe kan de lezer zich wenden tot gangbare naslagwerken als Van Gorps Lexicon van literaire termen. Anderzijds worden technische termen niet geschuwd waar ze onmisbaar zijn, omdat ze de werking van de poëtische taal betreffen. De term sonnet betreft een bepaald corpus van poëtische teksten; de term antimetrie daarentegen betreft een mechanisme dat eigen is aan het taalgebruik in de metrische poëzie van onze traditie. De eerste term wordt hier dus niet, de tweede wel behandeld.

Een andere beperking is dat het boek zich bepaalt tot de ‘mainstream’ van de poëtische traditie. Verschijnselen als visuele poë-

[pagina 8]
[p. 8]

zie, concrete poëzie en muzikale poëzie worden als zodanig niet aan de orde gesteld. Ook hiervoor zij de lezer verwezen naar Van Gorp of een vergelijkbaar naslagwerk, waar hij op het spoor van verdere literatuur zal worden gezet.

Verder wil het boek een moderne poëtica zijn. Dat betekent ten eerste dat het in de manier waarop het over poëzie spreekt een zakelijke toon aanslaat. Dat poëzie voor velen in emotioneel opzicht veel betekent, dat poëzie deel heeft aan het mysterie van de schoonheid, wordt niet ontkend, maar buiten de beschouwingen gehouden. Dit alles wordt, zo men wil, vóórondersteld: het boek stelt aan de lezer eisen die hij niet bereid zal zijn in te willigen als hij niet van poëzie houdt en niet van haar belang overtuigd is.

Ten tweede is het boek ook in die zin een moderne poëtica, dat het zich bij de keuze van het illustratiemateriaal bijna helemaal beperkt tot de Nederlandstalige poëzie van de twintigste eeuw. Slechts hier en daar zal worden aangeduid dat de Nederlandse poëzie een geschiedenis heeft. Technisch gesproken heeft het dus een betrekkelijk sterk synchronistisch karakter, zij het in ruime zin. Een geschiedenis van de Nederlandstalige poëzie is het in elk geval niet. Het gaat uit van de veronderstelling dat wie wil weten hoe poëzie werkt, voornamelijk met de poëzie van onze eeuw vertrouwd zal zijn en ook, in eerste instantie, in haar het sterkst geïnteresseerd. Dat houdt uiteraard geen waardeoordeel in.

Ten slotte: dit boek biedt geen poëzie-interpretaties. Wie gedichten wil interpreteren, zal allereerst moeten weten hoe poëtische taal werkt. Aan die behoefte komt dit boek tegemoet. Dat de grens tussen analyse en interpretatie niet scherp getrokken kan worden, zal overigens ook hier weer blijken.

 

Bij de keuze van gedichten en fragmenten waarmee de vele aspecten van het poëtisch taalgebruik worden geïllustreerd, heb ik zoveel mogelijk geput uit de twee bloemlezingen van Gerrit Komrij: De Nederlandse poëzie van de zeventiende en achttiende eeuw in duizend en enige gedichten (Amsterdam 1986) en De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in duizend en enige gedichten (Amsterdam 1979). In bijna alle gevallen waar geen vindplaats wordt vermeld, zal de lezer de aangehaalde of bedoelde tekst bij Komrij aantreffen.

De gecursiveerde woorden in de marge verwijzen naar het register van technische termen. Dit stelt de lezer in staat, alle plaatsen in het boek op te slaan waar belangrijke informatie over een bepaald begrip wordt gegeven. De auteursnamen in de marge ver-

[pagina 9]
[p. 9]

wijzen naar de Literatuurlijst. Het cijfer achter de komma betreft steeds het paginanummer in de vermelde uitgave.

 

Marc ter Horst, Simone Uittenbogaard en vooral Henk Hoeks zeg ik dank voor de nauwlettendheid en interesse waarmee zij dit boek hebben begeleid in de verschillende stadia van zijn ontstaan. Ingrid van Duren heeft haar beste krachten gewijd aan het persklaar maken van de tekst, waarbij zij zich niet alleen een accurate redactrice maar ook een intelligente critica heeft betoond.

Mijn vrouw en kinderen ben ik erkentelijk voor de belangstelling en het geduld waarmee zij dit boek hebben afgewacht. Aan Laura, de jongste, dankt het in letterlijke zin zijn bestaan. Yvonne Engelen en mijn collega's van de Vakgroep Algemene Kunstwetenschappen hebben ertoe bijgedragen dat mijn ouderschapsverlof gedeeltelijk kon worden gebruikt om dit boek te schrijven.

 

Nijmegen, mei 1993


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken