basisgegevens
gestandaardiseerde naam kamer:
De Roose
spelwijze in bron(nen):
'geselscap vander Roosen' (1452-1481)
varianten:
'Geselscap van der Roosen' (1452-1481); 'De Roose' (1561); 'Het Roosken' (1562); 'Roose' (1562-1620)
zinspreuk:
'Minne' (1561-1562); 'Minne is 't fondament' (1561)
gebruikte code:
LEU1
patroonheilige:
H. Dorothea (1481)
vroegste bronvermelding:
1448
gedoopt:
geografisch-politieke situering van de kamer
plaats:
Leuven
(stad/dorp/vrijheid):
Stad
district:
gewest:
Brabant
korte geschiedenis
De 'gesellen de speelden... van der Rosen' worden voor het eerst in de stadsrekeningen van 1448 vermeld, toen ze ter gelegenheid van hun feestmaaltijd van de stad wijn aangeboden kregen uit erkentelijkheid voor hun spel op het kerkhof in mei en hun deelname aan de OLV-processie in september. De kamer genoot vanaf 1452 een jaarlijkse stedelijke toelage van 5 peters, die in 1475 opgetrokken werd tot 10 peters. Op 24 april 1481 verleende de magistraat een gildenbrief aan 'de jongers van der geselscap van der Roosen'. De kamer zelf beweerde toen dat deze regels reeds meer dan 36 jaar nageleefd werden. In 1545 besloot de Leuvense Raad enkel De Roose en De Kersouwe als vaste kamers te beschouwen.
Volgens een achttiende-eeuws document in verband met de gilden in Leuven werd De Roose reeds in 1444 door de Soevereine Raad van Brabant als hoofdkamer van Brabant erkend, werd dit in 1454 bevestigd en in 1554 door de magistraat erkend (Stadsarchief Leuven nr. 4661, 598r). Hier zijn geen eigentijdse aanwijzingen voor. Misschien is er verwarring ontstaan door het feit dat de Leuvense schuttersgilden als hoofdgilden van Brabant beschouwd werden. Uit een document uit 1452 blijkt ook dat er relaties waren tussen De Roose en het ‘geselscape van den boghe’.
'Der Roozen van Lovene' was aanwezig in Mechelen in 1493. De kamer nam deel aan het landjuweel in Antwerpen in 1496 en aan het landjuweel te Mechelen in 1515. Ze was de organisator van het landjuweel van 1518. Ze nam deel aan het landjuweel te Diest in 1521, te Brussel in 1532, te Mechelen in 1535, te Diest in 1541 en te Antwerpen in 1561. De kamer nam ook deel aan de wedstrijd georganiseerd door De Corenbloem in Brussel in 1562. De kamer nam deel aan de refreinwedstrijd in 1574, uitgeschreven door de kerkmeesters van de Sint-Jacobskerk in Antwerpen.
Samen met De Kersouwe was De Roose de enige Leuvense kamer die de troebelen van de zestiende eeuw heeft overleefd. In 1618 profileerde de kamer zich als ‘hooft’ ten opzichte van de kamer van Mol. De kamer wordt vermeld in het 'Mey Liedeken' van de Peoene dat gezongen werd op de opening van de wedstrijd in Mechelen (1620), maar nam waarschijnlijk niet deel.
documenten
reglementen:
- Toekenning jaarlijkse subsidie door de magistraat (21 juni 1452): afschrift: Stadsarchief Leuven, nr. 1524, 276r [1452 LEU1].
- Gildenbrief verleend door de magistraat (24 april 1481): origineel verloren/ afschrift: Stadsarchief Leuven, nr. 1523, 181r-83r [1481 LEU1].
- Amendement verleend door de magistraat aangaande het bestuur van de kamer (29 februari 1488 n.s.): origineel verloren/ afschrift: Stadsarchief Leuven, nr. 1523, 183r [1488 LEU1].
- Amendement verleend door de magistraat (14 januari 1519): origineel verloren/ afschrift: Stadsarchief Leuven, nr. 1524, 279v [1519 LEU1].
ledenlijsten:
rekeningen:
inventarissen:
processtukken:
- Samenvatting en beschrijving van enkele processtukken i.v.m. het proces tussen de Grote Gilde van de Voetboog en De Roose van Leuven (uitspraak voor de Raad van Brabant in Brussel op 19 maart 1552 n.s.): Koninklijke Bibliotheek Brussel, hs. G.219, 10 r-v (register van de Brusselse kamer De Corenbloem).
rekwesten:
rentetitels:
correspondentie:
literaire productie:
historische nota's:
andere nota's:
verantwoording
broncitaten:
Stadsarchief Leuven nr. 5077, stadsrekeningen Leuven 1448, 9r:
‘Den gesellen de speelden in de maent van meye lestleden van der Rosen ane den kerchof was geschinct doen sij tsamen aten 4 gelten Rijns wijns te Rolofs opten kerchof te 10 pl. de gelt. Valet 40 pl.
De selve de speelden des sondaeghs 1a sept. doen men Onser Liever Vrouwen omme ghedragen hadde 2 gelten beanen in den Ingel te 12 pl. de gelt. Valet 24 pl.
Ende 4 gelten Rijns wijns tot Vrancken Kaneels de gelt te 10 pl. Valet 40 pl.
literatuur:
Kops 1774, 324; De Laserna Santander 1809, 286; Schotel 1871, 269; Van Elslander e.a. 1944, 28; Van Elslander 1968, 39.
Serrure 1834; Piot 1839; Van Even 1848; Torfs 1899; Meulemans 1970-72; Keersmaekers 1980; Van Autenboer 1993. Deel 1, 29-38.
naar bibliografie