Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Goenong-Djatti (1909)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Goenong-Djatti

(1909)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

Goenong-Djatti (Een Indische roman) door Carry van Bruggen.

X.

'n Picnic naar ‘Djamboe’ - kondigde De Klerk aan, 's morgens om elf uur, toen hij van kantoor thuis en de voorgalerij binnen kwam. 't Had de laatste week dagelijks geregend en de herleefde tuin blonk in verschen bloei, die berstte te voorschijn uit iederen boom, uit alle planten. De jasmijnstruiken schenen fluweelig oversneeuwd, de rozenperken een dichte wirreling van rose en mat thee-geel. Zwaar overtroste het rood en blank der bruidstranen 't bruggetje en in de groene koelte van het orchideeënhuisje daar blonk nu de pracht van bonte, lila en roomblanke bloemen. En de zachte melatie doorgeurde den zwaren jasmijnreuk, rozen lieten hun flauw-zoeten of fijnkruiïgen adem ontsnappen de gezuiverde lucht in. 't Zonnebranden scheen ook voor de latere dag-uren getemperd door koele nacht- en morgen-regens: tot tien, elf uur bleven de krees wel open. Frisscher woei, bij 't dag-gloren, de ochtendwind en Nelly zelfs verkoos in deze dagen een wandeling boven een rijtoer.

‘Een picnic naar Djamboe?’

‘En wanneer?’

‘Hari-besaar, den laatsten van de maand, nog een dag of vier.’

‘Hoe ver is Djamboe?’ informeerde Charlotte.

‘Twee en 'n half uur, met 't rijtuig. We zullen den landauer nemen en de buggy. We moeten vroeg op weg,

[pagina 32]
[p. 32]

om 'n uur of zes, zou 'k zeggen, en zijn daar dan tegen half negen. 't Is er nog lekker rimboe, daar. Je kunt er waden door boschriviertjes en klauteren over omgevallen boomstammen.....

‘Moet dat?’ vroeg Nelly, 'n beetje beangst.

‘Nee.... we zullen natuurlijk wèl ergens in 't bosch eten, maar dan toch zoo, dat 't langs een behoorlijk voetpad te bereiken is. Je begrijpt wel, dat Kolff alles prachtig in orde zal laten maken. 's Jongen, hij is zoo in z'n schik. Hij sprak van een groote atap-tent ergens in 't bosch, op een open plek, daar zijn we dan zelfs voor den regen gedekt.’

‘En z'n meisje, komt die ook?’

‘'n Vraag! Hij gaat haar zelf halen, ik denk niet, dat de De Waals meekomen. Kolff haalt z'n meisje met de auto, anders had-ie die ons gestuurd.’

Charlotte had niet veel lust. Ze hield niet van Kolff, niet van z'n meisje, kende nagenoeg niemand zijner vrienden. 't Scheen haar niet de moeite waard, daarvoor haar kindje een heelen dag alleen te laten.

Aan tafel begon ze erover.

‘Dat tentwagentje, vader Hans, dat 'k gezien heb laatst, in de stal, is dat nog bruikbaar?’

De Klerk zag verbaasd op.

‘Maar kind, we hebben 't tentwagentje heelemaal niet noodig. Ik had gedacht, jij en ik in de buggy, en Nel met Amelie en Wiesje in de groote wagen.

‘Ja, maar ik wou liever niet mee. En mevrouw Baarslag, van “Kalipoeti” heeft me al zoo dikwijls gevraagd.... ik ben er maar niet toe kunnen komen, dat wou ik die dag, als jelui ook allemaal uitgaat....’

‘Maar waarom zou je in Godsnaam niet meegaan?’

‘'t Is zoo ontzettend moeilijk met Jootje.’

‘Je hebt toch Paima.’

‘Zeker, en Paima is een goed meisje. Maar haar den heelen dag 't kind laten....’

[pagina 33]
[p. 33]

‘Ik kan 't me wèl voorstellen van Charlie,’ viel Amelie bij. Ze was blij, dat Charlotte niet zou meegaan. Die keek haar altijd op de vingers. En ze was van plan Kolff's brief en portret mee te nemen en Henny Donker, zag ze maar even de kans schoon, onder den neus te duwen. Dàn 't gezicht van dat trotsche wicht.

Maar Nelly gaf 't nog niet op. Echt ongezellig vond ze 't, dat Charlotte niet meeging, vooral voor haarzelf. Ze zou héél wat missen. Maar Charlotte lachte, wèlbesloten. Een rustig dagje op Kalipoeti - de Baarslags hadden er een groot huis en leuke kinderen - trok haar meer aan dan de rumoerige pret van zoo een planters-picnic. En ze zei dat als vader Hans haar 't tentwagentje maar wou afstaan ze zich best zou vermaken daar. Jootje nam ze mee en Païma ook, als Nelly goedvond.

Er viel niet veel tegen te praten en den morgen van dien onder ongeduldig beiden van Wies eindelijk gekomen haribesaar stonden alle drie de rijtuigen ingespannen en gereed.

't Had in den verloopen nacht nog geregend en al was de landweg reeds weer zoo goed als droog, 't grint alleen wat donkerder getint, de boomen langs de kanten dropen nog van 't klare vocht. Een heerlijke oohtend was het, koel en geurig. 't Groen der sierpalmen glansde in 't alleerste zonnelicht en 't vochtig boomenloof was doorschoten van nieuwe spruitsels overal, jong-groen, die de heele kroon opfleurden en verlevendigden.

Allemaal tegelijk kwamen ze, blij in den morgen en om 't feest in 't verschiet, den tuin inloopen. Dan ontwaakten de dommelende koetsiers en de een na den ander draafden de rijtuigen de laan uit en den nog onbetreden landweg op. ‘Kalipoeti’ lag in tegenovergestelde richting als ‘Djamboe’ en dadelijk buiten den tuin scheidden ze.

Wies, nu Charlotte niet meeging, had verlof gekregen, met vader Hans op de buggy te zitten, als ze zich heel bedaard zou houden.

[pagina 34]
[p. 34]

De weg naar ‘Djamboe’ was vol afwisseling. Op uitgestrekte brokken land-in-ontginning en bewerkte tabaksvelden volgden ruigbegroeide heuvels en woeste rivier-landschappen. Vroeger waren daar en in den heelen omtrek onafzienbare djatti-bosschen geweest - Goenong-Djatti had er z'n naam aan te danken - maar die waren geleidelijk-aan geveld voor de tabaksteelt, 't duurzaam hout was aangewend voor loodsen en woningen.

Lustig en moedig draafden de paarden voort. De lucht was nog koel en de weg lag recht en effen voor ze uit. Doch tegen dat ze 't emplacement van ‘Poeloe-Biroe’ naderden, zouden ze zwaarder werk te verduren krijgen. De Klerk, die met z'n buggy achter den landauer aanreed, riep dus, om de beesten, den koetsier een ‘langzaam, langzaam,’ toe. Hij-zelf mende z'n hooge karretje en had daarbij alle moeite Wies in bedwang te houden die ondanks haar beloften voortdurend zat te manoeuvreeren met de lange zweep en overmoedig heen en weer wipte. Kousen en schoenen had ze al uitgetrokken en onder de bank gestopt.

‘Wat ziet er alles heerlijk-frisch uit, vader Hans!’ Verrukt wees 't kind naar 't glanzende loof aan weerszijden van den weg. En dan schreeuwde ze, voorovergebogen, de handen om den mond getuit als een trompet, een opmerking naar den landauer toe, maar haar kleine stemmetje ging te loor tegen 't stugge leer van de opgeslagen kap.

‘Hou toch op met dat gegil’ zei haar vader lachend, ‘ze hooren je immers toch niet... Pas op, nou wordt 't trekken...

De weg steeg. In de verte werd 't begroeide emplacement van Poeloe-Biroe zichtbaar. En alles blonk nu al weer in vollen zonneglans.

‘Wie wonen er ook weer op ‘Poeloe-Biroe.’

‘Hè Wies, je weet toch wel, tante Van Ruyven, je hebt er verleden jaar nog een dagje gespeeld, er zijn twee kindertjes, broer en zusje.’

‘O.... ja. Zouden die ook zijn bij oom Kolff vandaag?’

[pagina 35]
[p. 35]

‘Nou.... Broer is nog zoo erg klein.’

‘En als we voorbij “Poeloe-Biroe” zijn?’

‘Dan krijgen we eerst een heel brok woesten grond. En dan de koffie-landen van “Lador” en dan weer tabak en dan over de rivier.... weet-je nog wel Wies, die groote brug, die verleden jaar is weggeslagen met die bandjir, zoodat oom Kolff toen heelemaal niet bij ons kon komen.’

‘Ja.... ik weet nog wel.... toen er zoo'n onweer was alle dagen en vreeselijke regen... ik weet 't nog heel goed. Oemoer liet scheepjes van riet voor me varen in de parrit, alle dagen. Was dat slecht voor de tabak, vader Hans, al die regen?’

De Klerk lachte. ‘Wijsneus!’

‘Vader Hans, Paultje Rutgers heeft gezegd, hij wil met me trouwen, omdat je zoo rijk bent. Bèn je rijk, vader Hans en ben ik dan óók rijk, als ik groot ben?’ De Klerk gaf geen antwoord en Wies dacht ook alweer aan wat anders.

‘Apen.... apen!’

In 'n groepje van een vijftal boomen, oprijzend tusschen dichte alang-alang, waar lager goud-geelbloeiende struiken traai doorhenen warden, zaten er wel een vijftigtal. Kleine, bruin-grijze beesten waren 't, met afhangende lange krulstaarten, die daar onder luid, scherp schreeuwen als dwazen buitelden en klauterden, dat de stukgereten bladeren naar omlaag wirrelden. Zoolang ze er iets van zien kon, bleef Wies handklappend en jubelend achteromkijken.

De steile helling was verwonnen, de hoogste plek van den heuvel bereikt. Rustig achter hun bamboe en doornenhagen lagen de huizen van ‘Poeloe-Biroe.’ Enkele kleurige Javanen en Chineezen bewogen zich over den weg. En 'n kleine vuile kampong lag daar 'n eind naar binnen. Rook dwerrelde traag omhoog tusschen de klappers en pisang-palmen der erven.

Kampong na kampong volgde, de meeste armelijk en vuil, 'n klusje van lage, wrakke huisjes van gevlochten atap te

[pagina 36]
[p. 36]

midden van vervallen erfjes en slordige groente-tuintjes. Magere kippen op hooge pooten doorwroetten ijverig de soppige modderkuilen, trage kinderen met puilende, bruine rijstbuikjes beknauwden eindjes suikerriet en een tweetal vrouwen, allebei zwanger onder de vale, opgesjorde sarongs, de gore kab[a]ajen half-open, ruzieden met heftige gebaren en rauwe keelstemmen over den scheidingshaag hunner huisjes heen.

En dan waren 't weer blauw-groene, dichtbeplante tabakslanden, waar de kostbare oogst klaar stond voor den pluk. Schuren, voor 't drogen, voor 't gisten braken de eentonigheid dier vlakke akkers. Aan den horizon blauwde bosch.

‘Nu komen we bij de koffie!’

‘Zoo, ruik je den bloei al?’

Het kind snoof met gespalkte neusgaten.

‘Nou, heerlijk, nèt melattie.... En 't is zoo een aardig gezicht als de koffie bloeit... Wie woont er op “Lador”?’

‘Meneer Holders, nee, je kent 'm niet.’

‘Komen we erlangs?’

‘Nee, kijk, dáár, in de verte, daar ligt 't. Zie je, hier is de zijweg, dien je zou moeten inslaan, om er te komen, maar wij rijden door. Krijg je 't nog niet warm? En zet je hoed nu maar op, die ligt daar, onder de bank.’

Het ging nu weer heuvel-af. Beneden aan 't einde der neerglooiïng, lag de breede rivier, hooggezwollen van de regens der laatste dagen. En daarachter rees de smalle, grijze weg tusschen alang-alang en boschgroei, opnieuw in flauwe helling opwaarts.

Temidden van het groen vlekten in de verten heldere kleurtjes, vrouwen waschten er haar kleeren in 't klare, koele bergwater, namen er, lachend en plassend, een bad, de bruine schouders bloot boven de strakke sarong. Naarmate de rijtuigen, snel dravend de helling af, naderden, klonk 't stemmengerucht duidelijker, hooger en blijer het lachen der vrouwen. Een Javaan, met een enkele korte broek aan, schrobde er z'n paardje, dat stond onderworpen, den kop neer, in 't klaar-

[pagina 37]
[p. 37]

krinkelende water, en de jonge man wierp met lenigen zwaai van z'n bloot bovenlijf handenvol glinsterende droppels en schertsende woorden naar de vrouwen toe. Van den overweg af, kwam een oud Klingaleesch wijfje, een mandje djeroeks op 't hoofd, met kleine pasjes aansukkelen.

Klaar-koel oranje blonken de vruchten in de schaduw, feller opfonkelend tot stralende vuurballen ineenen, als hier en daar een open plek de volle zon doorliet. En de rappe paarden, een voor de buggy, twee voor den landauer, draafden de helling af, bereikten de rivier. De smalle, houten brug rommelde onder 't gestamp der hoeven, 't doffe wielen-rollen. En de badende vrouwen zwegen even, de jonge Javaan staakte z'n scherts in 't opkijken naar die hoog boven hunne hoofden voortdravende wagens.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken