Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Goenong-Djatti (1909)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Goenong-Djatti

(1909)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XVI.

Er was eindelijk een telegram van William gekomen. De looper uit de stad had 't juist gebracht en in haar vreugde had Charlotte den hijgenden, afgejakkerden Javaan, die anderhalf uur ver door de brandhitte z'n weg was gegaan met de bloote voeten in 't gloeiende wegstof, om 't blijde bericht te brengen, een rijksdaalder in de hand gestopt. Met 'n vreugde-grijns en 'n glans over z'n moewe, bruine tronie was de man teruggegaan.

Den volgenden dag met den trein van half elf zou William uit de haven in de stad aankomen.

‘En zou je hem dàn wel gaan afhalen?’ gaven Nelly en vader Hans beiden in overweging.

Amelie had geen woord van mede-blijdschap of meegevoel. Bij den dag werd ze stugger en norscher, haar bijzijn drukte de anderen en vooral vader Hans begon hartelijk te verlangen naar haar heengaan voorgoed. Kibbelpartijen met Wies - vroeger uitgesloten - waren nu aan de orde van den dag, en hoewel hij er niet van hield, in 't algemeen, z'n dochtertje zonder toezicht bij vriendinnetjes in de stad uit logeeren te zenden, had hij nu een uitstap van drie dagen naar de Schaarbeekjes toegestaan.

Dienzelfden morgen was de dolblije Wies met oude Dalima, haar zijden Chineesjes-parasolletje en 'n mand vol speelgoed

[pagina 85]
[p. 85]

vertrokken. Het was dus wel, tot William's telegram kwam, een stil thee-uurtje geweest.

‘En waarom zou 'k dan niet gaan!’ vroeg Charlotte, een beetje verstrooid en vaag, want alleen uit beleefdheid en vastbesloten in ieder geval wèl te gaan. Met 'n blijen glimlach en 'n blosje tuurde ze daarna weer neer op 't ritselende blad papier met de weinige blauw-potlood woorden.

‘Omdat 't véél te warm zal zijn, als je tenminste Jootje wil meenemen?’ Charlotte knikte.

‘Nu, maar dan liet ik 'm stilletjes alleen komen en dan blijf jelui samen nog 'n paar daagjes hier.’

Vader Hans zweeg.

Charlotte, van wier gezicht 't kleurtje al weer was weggetrokken, keek wat strak-peinzend voor zich uit. Blijven, nòg blijven op ‘Goenong Djatti’ er blijven met William samen, ze voelde er weinig voor, ze had er allerminst op gerekend. Eigenlijk had ze gedacht, morgen na de siësta - natuurlijk, William diende zich in ieder geval te vertoonen op ‘Goenong Djatti’ - weer terug te rijden naar hun eigen huis. Den bediende kon dezen avond nog door iemand van ‘Goenong Djatti’ worden aangezegd, alles voor morgen in gereedheid te brengen.

Maar ze bedacht, dat 't bot-af weigeren van Nelly's gulgemeende gastvrijheid, zoodra die niet meer strikt noodig was, 'n grove onhartelijkheid moest schijnen en ze zei dus alleen, zoo veel mogelijk beperkend.

‘'n Paar daagjes....? Of dat nu nog wel gaan zal.... Wil zal weer 's aan 't werk moeten ook. Maar enfin, dat is allemaal van later zorg.’

‘Wat zal-ie baby aangekomen vinden,’ glunderde Nel. Charlotte knikte blij. 't Kind was de laatste paar weken ongedacht-snel in groei en gezondheid toegenomen. In 'n krandjang van grofgevlochten rotan, wit gevoerd, lag 't naast Charlotte op 'n dun matrasje, ongedekt en in 'n enkel doorschijnend-wit baadje. Ze bukte zich over de mand en tikte

[pagina 86]
[p. 86]

't babytje met éénen vinger op de Indisch-bleeke, maar al aardig verstevigende wangetjes. 't Slap-roode mondje lachte, 'n beetje wijsjes en uit 't rose bovenkaakje blankten twee heel smalle tandreepjes te voorschijn.

‘Ze was zóó minnetjes, toen hij wegging’ vertelde ze, weer overeind in haar stoel, 't bruine haar wegstrijkend van het hoog en ernstig voorhoofd, dat haar zoo veel ouder dan vijf-en-twintig deed schijnen, ‘zóó een poppetje, en die armpjes zoo slap en de wangetjes....’

Ze praatte rad en nerveus, verstak, de oogen neer, een haarspeld in haar eenvoudig kapsel. Dan keek ze weer op en sprak verder, bedaard. Het was een oogenblik van verwarring geweest, te voren. Ze had De Klerk's strakke kijken verrast, en hoe hij nerveus had bebeten z'n snor, toen hij haar onverborgen vreugde had gezien, dat ze nu gauw ‘Goenong Djatti’ verlaten ging. En weer kwam terug, dat achter haar vreugde vaag-hinderende leedgevoel, om hèm....

Maar Nelly had 'n goeden raad.

‘Charlie, als je nu toch gaat morgenochtend, èn Jootje meeneemt ook, dan ging ik toch vóór 't ontbijt. Tweemaal in die hitte zoo een rit, het is niet te doen, voor de baby vooral. Je kunt immers best ergens ontbijten, desnoods bij Gerbers....’

‘Het is wel waar, wat je daar zegt. Ik zou bij mevrouw Van Houweningen kunnen ontbijten.’

‘Dat 's een idee. Ze is nog wel vreeselijk nerveus, en ze ontvangt liever niet....’

‘O, maar,’ verzekerde Vader Hans, ‘Charlie ontvangt ze stellig. En die zal haar wel kalmeeren ook. Dat wordt nu gauw veertien dagen, dat gevalletje met Carel, ja - veertien dagen nietwaar? Er hoe meer ik er van hoor, hoe meer ik geloof, dat hij absoluut geen schuld heeft. Geen sprake van, maar mijn indruk, dat hij Kolff heeft staan uitlachen, toen-ie verloor. Dat is nu ook zoo niets voor 'n ernstigen boy als Van Houweningen. En van Kolff, hij mag dan wat

[pagina 87]
[p. 87]

op-gehad hebben en wat veel ook.... ik blijf 't dun van 'm vinden; je meisje in 'n ruzie tusschen mannen te betrekken!’

‘O, zij schijnt 't zich nogal niet erg aan te trekken.’

‘O, wat wou jij dan? Dat ze d'r engagement verbroken had soms?’ Als altijd den laatsten tijd, antwoordde hij de nonna bits en geprikkeld.

Ze zei niets. Haalde even de schouders op, keek in de leege theekopjes en ging plichtmatig aan 't inschenken.

Een huisjongen bracht voor Nelly een diep bord vol warme, vette nassi-gorang.

‘Oók 'n hapje, Charlie?’

Charlotte, met 'n griezel-lachje, bedankte.

‘Hoe kàn je?’

‘O, ze kàn altijd, wat Nel?’ kwam Vader Hans vroolijk, ‘en ze heeft, moet je denken, ook haast niets gegeten vanmiddag.... 'n half kippetje maar en 'n ongelukkig mootje kakap, en zes aardappeltjes.... en och-god.... 'n mondje vol groente.... 't mag geen naam hebben.’

Nel, goedig, liet zich plagen, smulde met lepels vol.

‘Je loopt de mangga's mis, Charlie. Er zijn er al wel geplukt, ze liggen in de goedang, maar binnen drie dagen zullen ze toch niet eetbaar zijn.’

‘Maar kind, Charlie gaat de wereld niet uit. Je kunt haar toch zooveel mangga's zenden als je wil!’

‘Dat is waar... daar zou ik nu nièt aan gedacht hebben.’

Charlotte lachte.

‘Je zou 't toch wèl gedaan hebben’ knikte ze hartelijk.

‘Naar toch, dat je weggaat’ 'n Beetje sentimenteel kwam 't er uit ‘we waren zóó aan mekaar gewend....’ Dan scheen haar iets in te vallen. ‘'t Is lichte maan vanavond en prachtig weer. Jelui kunnen best samen een ritje doen,... Charlie.... vader Hans. 't Zal voorloopig wel de laatste maal zijn.’

Charlotte schrok even op. Haar oogen ondervroegen De Klerk. Maar ze zag in de zijne 't verzoek om toe te stemmen.

[pagina 88]
[p. 88]

En dan verbaasde ze zich ook ineenen over haar eigen aarzeling. Waaròm ook niet? Hij was geen kwajongen, vader Hans,.... van 'n déclaratie.... 'n scène zou geen sprake zijn. Nooit had ze - natuurlijk niet - alleen-zijn met hem vermeden, ging ze dat nu wèl, dan zou hij dat zeker als een grievend wantrouwen voelen.

‘We konden 't wel doen, hè, vader Hans?’

‘Afgesproken’ zei hij rustig, maar met 'n blijen blik. ‘Met “Wies” dan maar weer? Die heb je nou goed in de hand.’

Nelly bewonderde.

‘Mennen.... dat heb ik nou nooit kunnen leeren.... en jij zoo gauw, Charlie!’

Amelie's lach schamperde even op.

‘Kom, hooren we joù ook weer 's?’ spotte De Klerk nijdigjes ‘je hebt anders nog niet veel in 't midden gebracht.’

‘Ik luister. Als je niets zegt, heb je niets te verantwoorden.’

‘Gelijk heb je, hoor!’ De Klerk stond langzaam op, keek op z'n horloge.

‘Saai, dat jelui geen van allen tennissen!’

‘Zoo een warm werkje’ zuchtte Nel.’

‘Nou maar, je gaat 't in Holland leeren, hoor! En Wies meteen ook. En we nemen geen juffrouw, die niet perfect tennissen kan.’

Nelly wenkte naar 't nonnantje.

Er was weer stilte. Païma kwam, nam 't kindje, dat was ingeslapen, op uit den krandjang en liep er mee 't huis in. De avond daalde. Uit de boomen van den achtertuin kwam 't dagelijksch jubel-concert der in de neerstreelende koelte ontwakende vogels.... van 't bedienden-erf klonken de vredige, bekende geluiden van iederen avondstond.... 't waterplassen bij den dicht-omgroeiden put.... 't kirlachen der badende vrouwen, 't nat klappen van 'n druipende sarong tegen den cementen putwand.... 't sissen van visch of vleesch in kokend klappervet.... 't rinkelen van 'n siramemmertje... zacht gezang. De Klerk, wijdbeens op 't

[pagina 89]
[p. 89]

uiterste randje van den cementvloer staande, floot, handen in de zakken, gedempt een stil melodietje. Z'n blik was naar den duisterenden landweg gewend. Een wagentje ratelde daar voorbij, duidelijk hoorbaar in de stilte. En De Klerks hand maakte een groet-gebaar, dat beantwoordde den zweep-zwaai van den witgekleeden man, die op z'n hooge buggy voorbij reed.

‘Wie is dat?’ vroeg Nel nieuwsgierig.

‘Van Houweningen. Zeker een landraad-zaakje gehad op Pertjoen. Ja, er was daar zitting vandaag.’

‘Maar zoo'n zitting loopt toch veel eerder af?’

‘Hij kan wel meteen 'n kennis hebben opgezocht, in de buurt.’

‘Hè, begrijp jij, dat-ie niet even binnenrijdt?’

‘Ja, dat begrijp ik héél best’ zei De Klerk, scherp.

‘Maar wordt ie dan niet overgeplaatst?’ informeerde Charlotte.

‘Blijkbaar nog niet, hè?’ Hij verzachtte 't wat bitse van z'n antwoord, door er kort-verklarend bij te voegen, dat Herringa, de president van den Landraad, waarschijnlijk zou moeten gaan met verlof, om 'n ernstig ziek-zijn van z'n moeder, naar Java, naar Semarang, g'loofde hij wel.

‘Herringa z'n moeder’ verbaasde Nel ‘dat moet dan 'n oudje wezen.’

De Klerk wipte 't cementvloertje af, over de parrit.

‘Even waarschuwen in den stal voor straks’.

Voortdurend zacht fluitend verdween hij in den achtertuin.

‘Nu vanavond maar 's tijdig eten’ regelde Nelly, ‘dan kun jelui wat vroeg gaan. Om half acht? Vin-jij óók goed, Amelie!’

‘O’ zei die, koeltjes, ‘om mij hoef je niets te doen en niets te laten.’

 

(Wordt voortgezet)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken