Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heleen: een vroege winter (1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heleen: een vroege winter
Afbeelding van Heleen: een vroege winterToon afbeelding van titelpagina van Heleen: een vroege winter

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

Scans (13.50 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heleen: een vroege winter

(1913)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 55]
[p. 55]

VI.

BLOEMEN en dieren had Heleen niet, noch verlangde ze die te bezitten, knutselen en handwerken verstond ze niet en beproefde ze niet en haar bijzondere onbeholpenheid was een van de dingen, waarom ze uitgelachen werd. Het tekort aan ervaring en begrip omtrent werkelijke zaken en haar volslagen gebrek aan zelfvertrouwen bleken immer pijnlijker en belemmerden haar omgang met anderen op de nieuwe school, waar ze het volgend jaar werd heengezonden. Hier was alles ijl en licht en ordelijk, geen rumoerigheid meer van een volle klas, waarbinnen elk kind zijn echte leven veilig kon bewaren. Deernisloos werd Heleen uit dit laatste bolwerk weggerukt en zat nu dagelijks in het zedig avondlicht van een blinkend en frisch lokaal met nog geen twintig andere meisjes, die al kleine juffertjes waren. Heleen kende ze geen van allen, maar velen van de anderen kenden elkaar onderling en waren

[pagina 56]
[p. 56]

te zamen van een andere, een voornamere school of uit de omliggende dorpen afkomstig. De dagen had Heleen nu vrij voor haar werk en haar lessen en ze moest tegen vijf uur naar school. Die lag achter een klein plein met poort en boomen, waar de meisjes in paren of groepjes drentelden, tot de meester voor het raam wenkte en de les begon. Het was April, toen ze er heen ging en de lente in aantocht. Ze beproefde niet, zich bij de andere meisjes aan te sluiten, want ze vreesde opdringerig te lijken en wachtte tot iemand om haar zou komen, maar niemand kwam en ze bleef alleen.

Met de handen op den rug tegen den muur geleund, stond ze stil, neuriede, peinsde, en liet den avondwind langs haar oogen gaan. Ze hield van den hemel in dat uur tusschen dag en avond; het blauw is nog blauw en tooit zich verbleekend met het zilver van vroege sterren; ze hield van het klapperend wieken en piepen, het snel en lustig heen en weder zwenken der vogels in de ijle boomen, dat ze door louter te luisteren en zonder opzien zag, en ze dacht aan de nieuwe dingen thuis, die haar vader voor enkele dagen op een verkooping had aangeschaft, een dof bruin kastje met grillig koperbeslag, borden met poppetjes er op, een verweerde kleine spiegel en een gekleurde prent in een zwarte lijst. ‘De Ridder en zijn Bruid’ stond er onder in de slanke, dunne letters, die ze kende van de oude boeken. Sedert enkele dagen was die prent in huis en voortdurend weer

[pagina 57]
[p. 57]

liep Heleen er naar toe, stond er voor, keek er naar op. Nimmer te voren had ze van zoo iets liefelijks gedroomd als van dit stille, witte kasteel. Nevel als ijle rook hing er om heen, lag zachtwollig uit over de boomen, met kronen zwaar van rood en goud, om kolommen, koel en kloek in de kleurige festoenen, over vijvers blank en blauw tot ver naar achter, waar een witte brug vlak lag over water met zwanen. Nu Heleen alleen stond en dacht aan die prent, moest ze schreien als van deernis.... en waarom toch? De zoete zwaarmoedigheid scherpte tot wanhoop aan.... en waarom toch? Het was alles zoo rijk en zoo fijn en zoo blijde, de bruid in wit met goud van lokken, rozerood blozend en een glimlach op het gezicht; de bruidegom goud, blauw en kastanjebruin, stralend in zijn fier geluk.

Was haar lijden dan benijding? Neen, ze leed een eigen pijn. Wat was het? Ze had den vorigen avond alleen in donker gezeten in het gras langs de rivier, in het water gestaard, zich niet verroerd en nagedacht. Binnen in haar was een deur gesloten, daarachter lagen de geheimen, die zijzelf niet verstond, het geheim van haar zwaarmoedigheid, van haar schreien om blijde dingen, van haar verlangen, haar vrees en haar bevangenheid, - zij had er den sleutel niet van.

Ze beproefde een voor een al haar kinderlijke wenschen, de stoutste mogelijkheden als sleutels, - maar het slot antwoordde niet, zij moest dien

[pagina 58]
[p. 58]

gesloten kerker in haar binnenste mededragen.

Heleen sloeg de oogen op, zuchtte en zag, dat zij alleen was. De donkerte dreef aan, hoe wonderbaarlijk zoet was nog dit laatste licht. Ze zag de meisjes in paartjes en bij drieën heen en weder langs zich gaan, het grint kraakte licht, er beet iets in haar keel, er rezen tranen, was ze nu echt bedroefd? Ze wreef in een onvaste smartelijkheid haar achterhoofd tegen den muur, kreunde even, sloot de oogen en ving haar tranen in haar open mond. Toen tikte de sleutel een kort bevel tegen de ruit, gordijnen ritsten neer, binnen ploften de lampen op; avond. En Heleen ging naar binnen.

Er gingen eenige weken voorbij en Heleen ervoer allerlei dingen, die ze nooit geweten of opgemerkt of gemist had. Onder de andere dit dat ze geen armbandjes, broche en horlogetje bezat of begeerde, dat ze niet dansen en niet schaatsenrijden kon, nooit bij avond te kermis en binnen in een tent of op een partijtje was geweest.

En wat later vond Heleen op haar bank een blaadje papier uit een zakboekje getrokken met een potloodkrabbel erop, waarin ze met pijnlijke schaamte zichzelf moest herkennen.

Want er onder stond: ‘dit is het rare kind met de rare jurk uit het rare huis’ en op den witten rand nog een kort, plomp lijf op stakebeenen en met onooglijk kopje. Een dartel potlood had daar snel met dansende letters door heen geschreven ‘en dit is haar gekke zuster.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken