Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tirol (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tirol
Afbeelding van TirolToon afbeelding van titelpagina van Tirol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

Scans (6.99 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Editeur

Ruth Wolf



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tirol

(1989)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Matratzenlager

Van Innsbruck uit naar Mittenwald te gaan met de Karwendelbaan, en daarvandaan in tweeënhalf uur naar ‘Elmau’ te wandelen... o, het is lonend genoeg. Want de reis met de Karwendel is als een tocht door een fabelland, zó groots, zo heerlijk-mooi, de wandeling voert langs een waterval, en ‘Elmau’, ja ‘Elmau’ is een unicum, waarop ik terugkom, belangstellende lezer!

Zodat ik zeg: de reis is lonend genoeg. Maar wanneer men die reis heeft ondernomen, louter en alleen om een dierbaar

[pagina 29]
[p. 29]

bloedverwant een schetsboek te gaan brengen, dan is het sneu die brave gevlogen te vinden. En in dat gevoel van sneuheid mengt zich een tikje onrust: de dierbare bloedverwant is namelijk een jeugdige vrouwelijke spring-in-'t-veld, voor het eerst met een vriendin alleen erop uit. En zou ze wel goed beseffen, dat men enkele van die lokkende, grijze transen niet zonder groot gevaar beklauteren kan...? Nee, teruggaan zullen we niet, eer het vriendinnenpaar veilig en wel is weergekeerd. Het wordt al donker... we zouden de laatste trein in Mittenwald al niet meer halen... maar we kunnen immers overnachten. Niet op ‘Elmau’ zelf, doch beneden aan de beek, waar het bescheiden ‘Gasthaus’ staat, en daar vinden we ook wel wat te eten.

Ze zijn er, ze zijn er, ze zitten behouden aan het avondmaal, wij dalen in donker tussen de machtige dennen naar ons Gasthaus af. Er bleek gelukkig nog plaats. Ze mompelden wel iets over matrassen, een van ons zal misschien op de grond moeten slapen.

Gezellig en licht is de bruine gelagkamer als we binnenkomen. Men ziet het dadelijk en overal in Beieren en Tirol: de winter is er hoofdzaak, de sportvreugd in de sneeuw. Men ziet het aan de buitenbouw, en aan de binnenbetimmeringen, hecht en zwaar is het allemaal. En wat een kachels. Een genot moet dat zijn, hier's winters koud en moe terug te komen tegen het vallen van de nacht. We hebben een forse dag achter de rug en willen nu gaan slapen. Kan het meisje ons onze kamers wijzen? Het meisje wenkt, dat we haar volgen moeten. En we volgen, dociel als de Hamelnse kinders hun rattenvanger. We volgen haar de gelagkamer uit, de gang door en naar buiten, waar het regent, waar in donker beek en bomen ruisen...

‘Waar voert g'ons heen, vereerde maagd?’

[pagina 30]
[p. 30]

De ‘vereerde maagd’ blijft staan en wijst naar een loods verderop, een witplanken getimmerte op hoge palen. Tussen die palen wordt bij dag hout gezaagd en schors gepeld, nu echter rusten de elektrische zagen van hun dreunerig gezang en boven... boven zullen we slapen. Daar heeft men dus blijkbaar kamertjes afgetimmerd voor het overdrukke seizoen. Jawel, morgen brengen... Men heeft helemaal geen kamertjes afgetimmerd... we slapen op een ‘Matratzenlager’.

Gerechte goedheid! Een kale, ruwe vloer, kale, ruwe plankenwanden. En aan weerszij een rij stromatrassen op de grond gekwakt. Niet bepaald vuil, maar wel heel onooglijk, grauw en gescheurd, zodat het stro eruit komt puilen... dekens zozo maar, en kussens ho maar.

De ‘vereerde maagd’ draait het lampje op en onthult twee knapen die elk op een matras hun schoenen zitten uit te trekken, ze wenst ons goedenacht en stommelt de steile, houten leer weer af. De jongens lachen om onze beteuterde gezichten. Het blijken gymnasiasten uit Württemberg, ze maken een voetreis in de vakantie, ze slapen elke nacht op een ‘Matratzenlager’. Hun uiterlijk stelt ons gerust. Een ogenblik vreesden we enkel boeven en landlopers, enkel vlooien en... enfin, vlooien zou genoeg zijn... tot slaapkameraad te krijgen. Eigenlijk een dwaze vrees, want hier komen natuurlijk alleen arme toeristen, luitjes die de ganse dag in de frisse lucht vertoeven, zich wassen aan de beken, en zwemmen in de heerlijk blauwe meertjes, die overal tussen berg en bos als juwelen liggen te fonkelen.

Dan daarbij, welk een voortreffelijke ventilatie! Wel, de naden tussen de planken zijn minstens anderhalve centimeter breed.

[pagina 31]
[p. 31]

Ze zijn mijn troost geweest, die brede naden tussen de planken. Liggend op mijn buik - met uw permissie, lezer - heb ik in die lange duistere uren de nacht bespied. Ze sliepen zo kalm en zo rustig, al die knapen en jonge kerels, ze roerden zich niet. Mijn eigen jeugdige reisgenoot had zijn jasje tot een kussen en zichzelf tot een egel gerold en lag daar als thuis... Ik arme alleen was wakker. Nooit was slapen mijn ‘fort’ en vooral op het punt van mijn kussens ben ik tamelijk sikkeneurig.

Maar die naden als ramen hebben mij getroost. Licht leek de nacht uit het pikkeduister binnen, wolkeslierten voeren over de maan, hoog als grauwe torens stonden de bergen tegen de hemel op, de bossen langs hun flanken rilden en ruisten in de duisternis... en dat alles waande zich met zichzelf alleen en onbespied. Bergen noch wolken, maanlicht noch bossen... niets kon vermoeden dat een aandachtig mensenoog ze gadesloeg, door een reet tussen de ongeschaafde planken van een timmerloods.

Natuurlijk ben ik ten langen leste toch in slaap gevallen, maar wat was ik daarna stijf, een plank gelijk, ik kon nauwelijks het laddertje af. Heel gemoedelijk en vertrouwelijk stond daar de buitendeur van het Gasthaus wagenwijd open, in de gang brandde het elektrisch licht. En in de verlaten keuken wees de klok half vijf!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken