Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tirol (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tirol
Afbeelding van TirolToon afbeelding van titelpagina van Tirol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

Scans (6.99 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Editeur

Ruth Wolf



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tirol

(1989)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

Goethe-Stube

Ja, vandaag zullen we nu eindelijk eens in die fameuze Goethe-Stube gaan eten. Een dame in de trein heeft het ons op het hart gedrukt: we mogen het niet verzuimen. Ze kende Innsbruck, ze was er verrukt van; curieus, dat ik het mij uit haar verhalen veel poppiger en kleiner had voorgesteld. Misschien door de gedachte aan een ‘dal’ en de verwachting van ‘schilderachtigheid’.

We zullen dus vandaag naar de Goethe-Stube gaan. Het weer is er voor geknipt. Te ongewis om een toer te beginnen, te mooi om in het dorp te blijven hangen. We zullen door de bossen naar Innsbruck dalen, bij de brug waar de Sill zich bruisend samenvoegt met de Inn, in het landelijk herbergje even toeven, dan de stad in, slenteren onder de arcaden, perziken kopen voor zo goed als niemendal, boodschapjes doen, een telegram verzenden... als we vooral maar zorgen tijdig aan het treintje te zijn dat ons vóór het avondeten naar Igls terugbrengen moet. Tijdig, of we krijgen geen plaats, want het is er stampvol, bergop althans, bergaf doen de meesten te voet.

Ja, u moet niet te gering over Igls denken. Boven alle omliggende dorpen munt het als zomerverblijf in voornaamheid en welvaart uit.

Hoe dat komt?

We weten het allen: geluk en ongeluk schuilen in kleine hoekjes. Voor mensen, en voor dorpen eveneens. Igls’ fortuin nu schuilt in het hoekje dat ginds, heel diep het Inndal in, de noorderketen met de Stubai-Alpen vormt. Want dat hoekje ligt precies naar het westen en daar daalt de zon, en lag nu Igls in zijn lengtedal een streepje meer links of een streepje meer

[pagina 36]
[p. 36]

rechts, dan zou het er veel later morgen en veel vroeger avond zijn, en dan was het nooit een hogeluchtkuuroord geworden, met een kurhaus en een sanatorium en tennisbanen en een Wener kapel en elegante dames in negatieve jurken met uitgebleekte haren en geverfde snoeten. Omdat het echter precies tegenover dat gelukshoekje ligt, kan het op al die heerlijkheden bogen, kan het trots en fier - en naar waarheid, wil ik hopen! - een even groot aantal zonneschijnuren adverteren, annonceren, afficheren als Sint Moritz hoogsteigenzelf!

Vergeet ook niet de nabijheid van de grote stad, die allergenoeglijkste afwisseling voor druilerige dagen.

Mij trekt vooral het ongegeneerde van Innsbruck aan, het is zo'n lustige, vrije toeristenstad, de mensen lopen er zo gemoedelijk in hun oudste en makkelijkste plunje over straat en eten perziken uit papieren zakken.

Nu ik dit schrijf moet ik ineens denken aan een winteravond van verleden jaar. Ik hield ergens in de provincie een ‘lezing’ en had juist het woord genomen, toen een dame binnenkwam, haastig, want immers te laat. Op zichzelf, helaas, niets bijzonders, maar haar binnenkomen bracht een lichte opschudding teweeg.

En waarom? Die dame droeg haar witte zijden blouse in en niet boven haar grijze rok. Geen sterveling - van de vrouwelijke helft althans - die in dat ogenblik enige aandacht voor de spreekster of het gesprokene meer had.

Hun raad ik aan naar Innsbruck te gaan. Hier miegelt het,'s zomers tenminste, van blouses in rokken, van hoedjes op toetjes, matelotjes, kapotjes en jacquetjes uit het jaar nul. Niemand die er naar kijkt. O, ik erken het, mooi zijn ze niet, de dikke Duitse moekes, maar ze hebben zo'n plezier en ze zien er zo aartsgenoeglijk uit.

[pagina 37]
[p. 37]

Is het de liefde tot de allergrootste der Duitse klassieken die ze naar de Goethe-Stube drijft, of bereikte ze in Dessau en Düsseldorf de mare dat men er de Wiener Schnitzel zo sappig en heet en croquant gebakken krijgt? Als overal achter de arcaden is het er bovendien schemerig en koel - en het kan balsemiekjes warm in Innsbruck wezen! We treffen het bijzonder, er komt juist een tafeltje leeg. En o zegen, de spijskaart is getypt - het valt heus zo makkelijk niet zich aan de hand van bleek-vlekkerig gehectografeerde gothische schrijfletters uit uitheemse gerechten een behoorlijk menu samen te stellen. Met dan nog een haastige juffer naast je stoel!

De haastige juffer spoedde zich keukenwaarts en we kijken in afwachting rond. Het is hier inderdaad weldadig koel en bijzonder gezellig. Banken, tafels, wandbetimmeringen, alles van hetzelfde roodbruine hout, versierd met groene dennetakken. Groene takken slingeren zich eveneens langs de kozijnen van de hoge glas-in-loodramen, en tussen de geschilderde portretten en taferelen aan de muren...

Goethe hier, Goethe daar, Goethe overal. Denk ook eens aan, de man heeft hier gegeten! Een Goetheanum in zakformaat - want plaats is er niet veel, telkens ziet men gretig binnenstappende lieden teleurgesteld aftrekken - een aardig symbool van wat voor de burgerman kunst en kunstenaar beduidt!

Het grote doek recht tegenover ons tafeltje verbeeldt een peinzende Goethe, die ligt ten voeten uit tegen een heuvel aan en staart de avond in. Het is onmiskenbaar, men ziet de man dichten, wat meer is: men ziet hem ‘Wanderers Nachtlied’ dichten. Men zou de maker een discrete por in de ribben willen geven en zeggen: toe nou, vader, zet het er maar eerlijk onder, je bedoelt het immers tòch.

[pagina 38]
[p. 38]

Daarnaast een Goethe in gesprek, maar dat tafereel werd wat groezelig en men weet niet recht: luistert Schiller of luistert Eckermann?

Die mensen daar boffen, gelijk wij zoëven boften. Een tafeltje is vrijgekomen, als valken schieten ze er op af. Voorop de puffende, dikke moeke - blouse in rok, hoedje op toetje -dan de puffende dikke pa, ten leste de poëtisch magere dochter.

Is dat meisje blindelings haar ouders gevolgd? Wist ze niet, waarheen ze toog? Men zou het denken, want plotseling staat ze pal als een zoutpilaar, haar gezicht glanst op, haar hand wijst extatisch naar de schone muurtaferelen...

‘Ach seh doch mal...! Der Goethe!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken