Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als ge niet.... dan! (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als ge niet.... dan!
Afbeelding van Als ge niet.... dan!Toon afbeelding van titelpagina van Als ge niet.... dan!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (13.07 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als ge niet.... dan!

(1917)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 176]
[p. 176]

Hoofdstuk XXII

Toen Jean later dien dag den goedigen Duitscher met den uitgezwollen lip ontmoette, duwde hij hem zijn zakje tabak, het kostbaarste wat hij bezat, in de hand en liet hem verbaasd staan.

Daarmede was tusschen hen de zaak afgeloopen.

Maar de apache vond geen rust. Zonder een woord van verwijt, met zijn effen vriendelijk gezicht, had de professor zoo vreemd hem aangekeken, dat Jean van schaamte kromp. Tegelijk brandde in hem de felle begeerte, ook dien Engelschen braverd het gladde gelaat te bloede te slaan! Hij benijdde hem z'n rust en voelde in deze sprakelooze gelatenheid een wrang verwijt. Tranen sprongen uit zijn oogen, haastig zocht hij wat te doen: vóór de anderen kwamen, was hij alweer weg.

Een verschopte moest hij wel zijn! Een misdadiger, onwaardig onder zulke goede menschen te leven. In zijn zelfverwijt verachtte en benijdde hij hen tegelijk. Langs de kanten van het kamp schooide hij rond, de keel toegeschroefd van spijt. Een niet te bepalen verdriet drong de tranen naar zijn oogen; als in een mist van ellende voelde hij zich loopen.

Tegelijk was in zijn hoofd zeer vast het besef van z'n gelijk. Wie kon hem zijn leven voorschrijven? Waarom stoorde hij zich aan hen? Op zijn tijd was hij goed en lief geweest, toen hij daar zin in had. Hij had nù zin anders te zijn. Wat 'n kalf was hij eigenlijk geweest: eerst in de loopgraven... als een meisje had hij ziekenoppassertje gespeeld! Was hij dan geen kerel? Och, - wist hij er iets

[pagina 177]
[p. 177]

van waarom 't zoo met hem was, ànders dan vroeger? Wat maalde hij om waarom? - nooit had hij met waaróms en hoe's zich bezig gehouden. Wat was, wàs. Toèn had hij lief kunnen zijn, een vent om zelf sentimenteel over te worden; op dit oogenblik kon hij 't nièt. Er was iets veranderd in hem, dat moesten ze nu ook maar goed vinden. In ieder geval: hij verdòmde 't anders!

Toch bleven de vragen in hem stijgen. Kwam dat nu door hààr? Door hààr? - Wijven was altijd - de pest!... Zonder die vrouw zou zijn wezen in rust gebleven zijn, hij had kunnen werken met de anderen in het bosch, kunnen timmeren en zagen, - hij had zijn zwarte gedachten weg kunnen hameren op het versche, levende, spettende hout! - Waarom ging hij dat niet nòg doen?

Hij nam zich voor zijn onlust te overwinnen, - tegelijk zeker dat dit tòch niet kunnen zou, en keerde zich naar den kant waar het bosch klonk van de reppende bezigheid der duizende mannen.

Toen bemerkte hij Helen, die met den professor te praten stond, hij school haastig weg achter de struiken, een loerend verholen roofdier. Uit de drukplek onder zijn schedel vloeiden zijn hersens vol van grimme, zure haat. Hij zag haar staan, ernstig, stil als altijd, sierlijk rijzende in haar eenvoudig verpleegsterslinnen uit de fijne enkels, en zij scheen zoo rustig, als waren al hare wenschen vervuld.

En het kwam hem voor, dat hij óók eenmaal zoo schoon en rustig geweest was. Nu ja, men had hem een boosdoener genoemd, de politie beloerde hem, bij de geringste fout zat hij in 't enge vaste

[pagina 178]
[p. 178]

hok. Maar dat maakte hem niet ongelukkig. Het een behoorde bij het ander, vossluw was hij... alle kameraden leefden zoo. Het aanhoudend opgejaagd worden werd een heerlijkheid, een lust, wijl het de vrijheid voelbaar maakte, wijl het de sluwheid sleep, wijl het triumfen gaf van slimme overwinning op de vervolgers. Nog lachte hij er om! Wat konden ze in dat dieven- en repaljebestaan een genot hebben in hun spot op de gefopte bajes! Als er weer een uit de handen van den onderzoekingsrechter kwam, die hem niets maken kon, - ze vierden zijn thuiskomst in een gloeiende fuif, met drinken en dansen. Gewoonlijk liep het in een vechtpartij uit... de messen gleden vanzelf uit den zak... maar ook dit vechten, was het geen genieten? Zij deden het immers uit hun natuur, wijl 't hun verhitte bloed verheugde! Zoo, eenmaal, waren ze. Geen mensch begreep daar iets van die hun bestaan niet medeleefde.

En daarna, in de kolking van den oorlogsmoord, terwijl ieder walgde van zichzelf, vond hij zijn volkomen vrede. Zóó blijde harmonie doorbeefde zijn ziel, dat zij er goed en zacht van werd; zij was een engel onder duivels. Ook daarin volgde hij zijn natuur, aan niemand rede of rekenschap vragend; - in vredestijd zou hij onder discipline een woeste rekel zijn geworden, bijtend in zijn breidels, in minder dan een maand rijp voor het vuurpeleton. Maar de discipline vroeg, daar in de loopgraaf, een ontlaaiing zijner eigen bloedige driften. In den stormloop rende hij allen vooruit, vrijwillig bood hij zich aan voor gevaarlijke sluipexpedities, wanneer

[pagina 179]
[p. 179]

schildwachten nachtelijk moesten worden gekeeld, wanneer een gevaarlijke batterij machinegeweren bekropen en ontredderd worden moest.

Het gelukkig evenwicht waarin hij toen leefde, maakte hem teeder voor de zieken, de hulpbehoeftigen. Geluk, peinsde hij, dat was rust. Dat was evenwicht tusschen willen en doen, of het willen op sluipmoord zich richtte, op gluiperigen diefstal, op het uitschudden van argelooze minnaars, die een vrouw tot haar obscure kamer hadden gevolgd, - dat maakte geen verschil.

En nu was hem dat evenwicht ontvallen! - Zou zij daar er iets van weten? zou zij 't vermoeden? Als een duif zoo eenvoudig scheen zij wel, niets wat ze deed stoorde de gelijkmatigheid van haar wezen. En hij, achter zijn struik, met loerende begeerte omsloop hij haar, een wolf die aanvalt uit de wildernis...

Hoe haatte hij haar om zijn liefde!

Twee mannen, die een paal droegen, ritselden achter hem in 't gewas. Jean had nog even den tijd uit zijn schuilhoek te springen en op de opene plek zich een houding te geven.

- Hé, help eens! riepen ze hem aan. 't Is een vracht!

Zonder aarzelen greep de apache toe, zette zijn dunne lenige schouders onder het midden van den balk, helpende te torsen tot in het veld waar gebouwd werd. Even ondervond hij de heerlijkheid van het werk. Zou hij daar blijven en doen wat allen deden? Het zou hem afleiding geven, rust misschien wel...

[pagina 180]
[p. 180]

Maar toen hij, tegelijk met de anderen, de balk van den schouder smeet: - één-twéé-hùp!’ - had hij er meteen genoeg van.

Heengaande, keek hij niet meer om.

De mannen lachten hem wat vroolijks achterna.

Het was late namiddag geworden, de zon stond al rood in de takken. Er loeide even een fluitje, en de meeste mannen legden het werk stil. Bij groepen gingen zij naar huis, Jean hoorde ze lachen en praten. Door het bosch kwam hij in een gerooide plek, waar hij zitten ging op een opgewoeld stuk aarde, het gezicht naar de roode zon.

Hij dacht aan niets. Achter in zijn lagen vogelkop drukte de vreemde plek, alsof daar iemand zijn vinger hield, maar ternauwernood merkte hij 't meer op.

Een koor zong uit den afstand; het was plechtig en stemmend; even verstilde 't... toen deunde 't weder aan in de stille atmosfeer...

Wat lichtschemerde daar door de masten van het bosch?

Wie droeg er anders lichte kleederen, dan...!

Zonder bedenken, ineens zeker wat hij doen zou, sprong hij op, liep het hout in en stond voor haar.

Het meisje glimlachte. Zij stak hem de hand toe.

- Dag Jean!

Wat wilde hij nu doen? Beteuterd, een bestrafte jongen, stond hij voor haar.

- Geef je me geen hand? - Wat is de avond mooi vind je niet?

Hij wist geen woorden. Tranen vloeiden naar zijn oogen, hij verborg ze niet, hij liep niet weg.

Toen zeide hij, schor:

[pagina 181]
[p. 181]

- U deed beter niet alleen in het bosch te gaan, er zijn wolven.

Het meisje lachte.

- Voor wolven ben ik niet bang, Jean. Eer ben ik bang voor mannen, die me geen hand willen geven.

Zijn lippen beefden.

- Waarom plaagt u mij? vroeg hij, eerlijk.

Zij scheen te begrijpen wat in hem omging. Vertrouwelijk nam zij z'n arm:

- Laten we nu samen de wolven tegemoet gaan. Dan kan jij me beschermen.

Woest rukte hij zich los.

- Pas op! dreigde hij. Wat wil je van me?

- Je moet beleefd zijn, Jean!

- Beleefd? - Waarom?

- Omdat je een Franschman bent.

- Bah! - En jij 'n vrouw, zeker.

- Misschien, gaf zij rustig en eenvoudig terug.

- Maar hier zijn we kameraden immers?

- Dat kon een reden temeer zijn. Zij glimlachte.

- Wat zouden we moeten denken van een onbeleefden Franschen monsieur.

- Denk wat je wilt! viel hij wild uit.

Dan, geschrokken van zijn eigen ruwheid, knakte hij op de knieën, greep hare hand, drukte zijn lippen erop.

Ineens voelde het meisje een felle beet in de vleeschdikte van haar duim. De apache sprong op en vluchtte.

Zij riep niet om hulp. Zwijgend ging zij naar het kamp terug, waar zij niemand sprak van hare ontmoeting.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken