Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als ge niet.... dan! (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als ge niet.... dan!
Afbeelding van Als ge niet.... dan!Toon afbeelding van titelpagina van Als ge niet.... dan!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (13.07 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als ge niet.... dan!

(1917)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 203]
[p. 203]

Hoofdstuk XXV

Het lichaam van den apache werd niet gevonden, niet in het bosch, niet op den keibodem der herfstelijk grommende beek. Zooals een vogel die sterft, scheen hij zich verborgen te hebben, - alles kon in het kamp weerkeeren tot den vroegeren staat.

Men wilde vergeten.

Maar op een morgen werden zes andere mannen vermist.

Naar hen behoefde men niet te gaan zoeken. Want in de tent, waar de Bulgaarsche diplomaat, graaf Plepkow von Niesterstrom, met zijn vier trawanten, hem als vier ledematen trouw, en den beroemden vertegenwoordiger van de Daily Crier te Baltimore hadden verbleven, daar fladderde, op een puntig takje in den grond gespietst, een beschreven papier.

Aldus, plechtig, luidde de tekst:

‘Het ga u allen wèl! Als hoffelijke mannen voelen wij ons verplicht, u dank te zeggen voor de vriendelijke behandeling, door ons allen gedurende vier weken in uw interessante kolonie genoten.

De herinnering zal ons onvergetelijk zijn.

Wij echter, wij kunnen niet blijven. Ons trekt de wereld, en ons wacht de wereld!

Wij zullen haar vertellen dat gij gelukkig zijt.

Vaartwel! Doet geen poging ons te zoeken.’

Onder dit briefje had de journalist, die 't moest hebben opgesteld, het eerst zijn handteekening geplaatst. Vervolgens zag men dien van den diplomaat, onleesbaar om drie redenen: zijn stotterend

[pagina 204]
[p. 204]

handschrift; zijn gewoonte, veel stukken nonchalant te onderteekenen; en omdat het cachet had, een onleesbare handteekening te plaatsen: een deftig huis draagt geen naambord.

Om niet de tweede te zijn, nu de journalist zoo onbescheiden was geweest bovenaan het door hem geschreven document te onderteekenen, had de diplomaat diplomatiek zijn naam op gelijke hoogte aan de linkerzijde van het papier gesteld, domineerend door de afmetingen. Bon sang ne peut mentir.

Vervolgens kwamen de namen der vier gehoorzame Duitschers. Hun schrift eerde den schoolmeester.

De vluchtelingen hadden een nacht voorsprong, en niemand dacht er ook aan hen te achtervolgen. Maar ieders hart was bedrukt. Raakte er iets los? Deze mannen hadden nimmer geheel tot de kampgenooten behoord... het vreeselijke was niet over hen gegaan.

Doch zoo zij ‘de wereld’ bereikten...

Onder den druk van duizend onzekerheden deden de kolonisten zonder vreugd hun werk. Ieder had wel gemerkt hoe de stemming veranderd was. Uitgesproken werd het niet, - met welke woorden ook? - maar het loerde onder de gesprekken, onder het zwijgen der mannen in den avond. Bij het bouwen aan de houten stad tegen den boschrand, vielen er stilten, die er vroeger niet waren geweest. Sommige arbeiders, prikkelbaar, kregen over kleinigheden twist; men had vechters moeten scheiden. De fijne spanning, die het glanzend zeep-

[pagina 205]
[p. 205]

belgeluk der kolonie in wezen hield, scheen te zullen breken.

In dien veranderden staat voelde Helen vooral zich bedrukt en bedrongen.

Was het om hààr...? Oòk om haar?

Peinzende ging zij in den avond en zon wat zij zou kunnen doen. In het bosch hing de rooddoorgloeide mist tusschen de stammen; het loof der beuken leek in den schemer plotseling veel ouder geworden, en zij bedacht dat het winter werd, de bladeren zouden weldra vallen. Over de roerlooze struiken schemerde de melancholie der moe-gerijpte natuur. Geen vogel was er meer, en het geschuifel der roodgepluimde eekhoorntjes had al opgehouden met den naderenden nacht.

Toen het meisje echter stil stond, kraakte iets in het hout. Zich omwendend, zag zij een gedaante vluchten.

In stil verdriet ging zij naar het kamp terug. Dit was, sinds Jean's verdwijnen, niet de eerste keer. Op het werk en aan den maaltijd zagen de kameraden haar aan met een anderen blik. Hun oogen schenen iets te zoeken. Zij wist wat dit beteekende. Zij wist dat zij niet langer een ideaal voor hen kon zijn. Nu het woord eenmaal uitgesproken was, de daad hare heiligheid had ontwijd, - was zij een vrouw, een jonge bloeiende vrouw alleen onder zooveel mannen. Mannen wier begeerte was aangegloord. In hunne oogen lichtte het verlangen, waarvoor zij geen naam wisten of zich durfden bekennen. Zij beproefden den strijd ertegen, zij keerden zich af en beten de lip aan bloed, zij wilden hartelijk zijn

[pagina 206]
[p. 206]

en prachtige kameraden als vroeger, - o, zij merkte wel hun heldhaftige pogingen, edel en zuiver te staan, dit niet tot zich toe te laten - zwakke mannen die zij toch waren!

Drie dagen geleden hadden de werkers, uittrekkend in den vóórmorgen, een jongen mooien kerel aan een boom hangende gevonden. Een fijne, als gebeeldhouwde jongen was het, en die alléén over den teederen schouder een balk balanceeren kon voor een dakspant der groote gemeenschapshal.

Toen zij kwam in den kring, had men plotseling gezwegen. En zij had gevraagd: wat is dat? Waarom zwijgen jullie? Hebben jullie ooit gezwegen als ik kwam, vroeger?

Verlegen, wisten zij geen antwoord. Achter hen - zij stonden als een muur gesloten - werd iets tusschen de boomen weggedragen. Sommigen waren daarna zwijgend heen gegaan en aan hun werk, zonder lust en ijver, zwaar van schaamte en zorg. Iemand der anderen wilde spreken, men hield hem bij den arm.

- John Brookes is dood... was al wat hij zei.

's Middags ging de begrafenis tusschen de tenten.

Zij wist ook wel, waar de zachte blonde Heinrich gebleven was, en Jim, dien men nooit anders dan ‘de mepper’ noemde, omdat hij, krachtjongen uit Canada, een pin met één raken slag tot onder het hout drijven kon, - en zij ging in den avond niet meer uit, om de dwalende mannen in het bosch.

Johan de fluitspeler was eenmaal, toen hij haar zag, in snikken weggebroken; vaak had haar komst

[pagina 207]
[p. 207]

de gesprekken aan den maaltijd, de levendigheid van het spel met een domper gesloten.

... Wat zou zij nu? Haar deugd zelve was een onkruid geworden; zij hinderde 't geluk van anderen als een giftige plant die mooie bloemen verstikt.

Zou ook zij heengaan in den avond, en...

Eén jongen was er van wíen zij meer hield dan van de anderen, voortdurend leefde hij in haar mijmering. Groot en blond was hij, zijn hoofd stond achterover van uitdagende jeugd. Recht keek hij de zon in 't gelaat, en heel den dag kon hij alle stilte wegzingen.

Van haar genegenheid wist hij niet. Het was háár strijd geweest, niets te verraden. Zoolang zij voor àllen kon zijn, wilde zij, mocht zij geen liefde hebben voor één. Of hij hààr liefhad wist zij ook niet. En zij overwoog of zij 't hem nu zeggen zou...

Want dit ging in haar om: wanneer al deze mannen haar begeerden, kon er maar één uitweg zijn: dat zij haar keus deed kennen van den eenen dien zij liefhad en verkoos... dat zij wezen zou het bezit van hèm, door hen allen te respecteeren.

Wilde hij dit niet, dan...

Even stil stond zij, den rechtervoet in een weifelende schrede vooruit, het denkend hoofd, als luisterde 't, gespannen.

Zou dit dan de anderen den vrede teruggeven?

Of zouden zij, indien ook zij den weg naar de beek volgde - zouden zij in eendracht staan bij haar lijk, aaneengezworen voor immer door haar offer?

Kon hun rouw om haar een even kostbaar ge-

[pagina 208]
[p. 208]

meenzaam bezit worden als hun vereerende liefde was geweest?

En hare voeten liepen weer in het ritselend gras... en er was als een doorlichte nevel in haar hoofd, waarin zij den weg niet kende...

Die maand werd het winterkwartier betrokken. Men had de bergschuren gevuld met de achtergebleven voorraden der legers... een verwilderde korenakker, door de gevloden boeren prijs gelaten, gaf voor maanden brood, en in de bezigheid van den nestbouw raakten de vraagstukken bedolven. Een behoefte om te praten, om druk en joelig te zijn, openbaarde zich; 's avonds werden feesten gevierd uit iedere aanleiding, en bij de lichtende vuren hadden de vertellers vrij spel.

Wat leek het leven zoo vroolijk en goed!

Maar een stille schim sloop de tenten om, en niemand sliep meer rustig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken