Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als ge niet.... dan! (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als ge niet.... dan!
Afbeelding van Als ge niet.... dan!Toon afbeelding van titelpagina van Als ge niet.... dan!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (13.07 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als ge niet.... dan!

(1917)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 292]
[p. 292]

Hoofdstuk XXXV

Middelerwijl had Mr. Forbes van de Daily Crier te Baltimore een avontuur.

Zijn ongedurige geest kon zich niet tevreden geven met de rol van overal uitgeworpene, tot zijn durende verwondering hem blijkbaar toebedeeld. Hoe meer hij echter over dien zonderlingen toestand nadacht, hoe vaster hij tot de overtuiging geraakte, dat hij toch een belangrijk man in de onderneming moest zijn, om zoo door elkeen te worden apart gezet. Hèm, den eigenlijken initiateur, vreesde men!

Hij begon nu zijn geïsoleerde positie juist van groot voordeel te vinden, wijl ze hem in staat stelde zonder ruggespraak met iemand of verband met anderen zijn eigen plannen ten uitvoer te leggen. Welk een buitenkans eigenlijk! In welk verbijsterend net van complicaties was hij nu weder geraakt... aan alle kanten copy, copy voor 't grijpen!

En hij greep er naar met kinderlijk-gretige handen. Alles was speelgoed voor dezen man. Tegenover de wereld had zijn beroep hem geplaatst als een knaap bij een vischvijver: tusschen het vreemde geslinger daar benee van zwalpende gewassen, gleden met kort-veerende staartslagen de aardige vischjes, en stonden op hun trillende vinnen, en richtten zich om met groote maanoogen naar eenig vaag-vermoed aas. En hij, hij zette z'n hengeltje uit, hij zag de schaduwige lijfjes wentelen om zijn blinkende broodkorrel... hij zag maar in dat vreem-

[pagina 293]
[p. 293]

de wereldje... alles was zoo raar, zoo onbegrijpelijk fantastisch... het vermaakte hem eindeloos, hij kon er niet moe van worden, - en het kwam niet in hem op te bedenken, dat hij nimmer iets wezenlijks ving.

Zoo zette hij nu zijn fuik voor een groote vangst: een reeks interviews van allen die met de expeditie iets te maken hadden. Het moeilijkst zouden de diplomaten zijn, die waren niet aan het spreken te krijgen. Hij hoopte maar op het effect van een jachtinvitatie aan den Bulgaarschen graaf, wiens geïsoleerde positie hij ried en in 't belang van zijn plannen achtte. Maar het allereerst zou hij de kolonisten nemen: - uit oude vriendschap zou men hem wel zeker willen ontvangen.

Bij het ontbijt was hij niet present. Een patrouille werd uitgezonden om de bosschen af te zoeken, zij keerde zonder resultaat terug. Men had het vermoeden dat Mr. Forbes wel in de richting der kolonie te vinden zou zijn, schoon een streng consigne elkeen verbood, zich met deze vreemde mogendheid in eenigerlei aanraking te begeven.

Geen grenzen scheidden de beide op zes kilometer van elkander gelegen nederzettingen, toch waren zij inderdaad niet nader bij elkaar dan twee zonnen in het heelal. Aan niemand was dit scherper bewust dan aan de kolonisten zelf, die de houding hadden gevonden van volkomen niet-weten dat er een wereld en een deputatie van aanzienlijke, welwillende en macht-dreigende menschen, uitgezonden om namens deze wereld hen lastig te vallen, bestond.

[pagina 294]
[p. 294]

Toen Mr. Forbes van de Daily Crier, geschubd van zakken in zijn khakipak, de oude, zooals hij indertijd uit de lucht was komen vallen, weder bij zijn vroegere gemeenschap zich aanmeldde, vond hij er alles in het meest gewone doen. Alleen miste hij de verwachte vriendelijkheid. Weldra spartelde hij in de sterke armen van vier, vijf mannen, die zonder bedreiging, zonder boosheid, zonder opheldering ook, hem als vaardig-geworden automaten hadden aangegrepen; een overmachtige kracht, waartegen geen verzet baatte, die op geen protest reageerde, - en ze brachten hem in vroolijken doen naar het gemeenschapshuis, waar ze hem met sierlijke slagen van een touw handig bonden aan denzelfden paal, aan welken hij tevoren nimmer iemand anders dan Jean Rauque den apache had gebonden gezien.

Had Mr. Forbes, sterk in vergelijkingen, zichzelf zoo willen en kunnen zien, tusschen de tangende handen dezer eendrachtig handelende mannen, - wellicht zou hij aan een vloo hebben gedacht, die men opvangt - meer was hij inderdaad voor hen niet: een kriebelig insect dat hen hinderde zonder hen voldoende boos te maken om het kwaad te willen doen. Het kwaad dat zij hem deden, was juist, hem met zoo weinig onderscheiding te behandelen, en toen hij daar, na wat bewegelijkheid en bewering, veilig gebonden alleen bleef, onaanzienlijk zelfs voor zichzelf in de holle hooge ruimte, voelde hij zich zeer vernederd en gekrenkt.

Uren achtereen scheen men hem volkomen te

[pagina 295]
[p. 295]

vergeten. Hij had geen andere afleiding dan zijn woede, die zeer langzaam in een journalistieke berusting overging - het was toch weder ‘copy’ die hij zamelde! - en de gesneden beesten en figuren, hem met een zekere welwillendheid - dat leek hun algemeen karakter - beloerend uit den hooge. Zeer miste hij zijn vrijheid van bewegen, om alles op te teekenen wat hem naar aanleiding daarvan inviel voor zijn artikelen. Een schrikkelijke hoeveelheid dierbare lectuur ging zoo voor de gemeenschap verloren. Wanneer hij daaraan dacht, werd hij zeer opgewonden, - hij schreeuwde een paar malen luid toen hij buiten stemmen voorbij meende te hooren gaan - heel zijn lichaam jeukte van jachterigheid, als door mieren bekropen.

Dan, vermoeid van de nuttelooze opwinding, zonk hij in passiviteit. Ook deze positie, troostte hij zich, kon hem nuttig zijn voor z'n taak, en hij prevelde in zichzelf een uitvoerig betoog, met vele halen en wendingen de journalistiek verheerlijkend, die al 't geen hare beoefenaars overkomt belangwekkend maakt, in nood en genot! Hij leed voor de lezers van de Daily Crier, - eenmaal zouden ze hem dank weten!

Midderdag, kwam een vroolijke knaap hem een bord eten brengen. Hij ontbond hem de handen, hield gewillig het bord voor hem op, liet hem lepelen. Op alle vertoogen die de gevangene daarvoor, daartijdens en daarna loosde, reageerde de knaap met geen syllabe. Er kon evengoed niets gezegd zijn. Was deze mensch doof? Verstond hij geen Engelsch? - de barbaar! De journalist probeerde

[pagina 296]
[p. 296]

't met alle talen die hij verstond als een smid met een bos loopers een slot probeert, zonder het geringste effect op den jongen man. Met dezelfde hulpvaardige opgewektheid, als deed hij hem een dienst, bond hij den gevangene de handen weder in 't koord, nam het bord op van den vloer, waar hij 't had neergezet, verdween, half omziende, met een korten, vriendelijken knik.

Mr. Forbes van de Daily Crier hoopte nu maar één ding: dat men hem terechtstellen zou, zooals men Jean den apache terechtgesteld had, en hij gelegenheid zou hebben het misverstand - want eenig delict kon men hem niet ten laste leggen - op te klaren.

Er gebeurde echter niets. Tegen den avond droeg dezelfde zwijgende vriendelijke jongeman zijn veldbed aan, maakte dat zorgzaam gereed, ontbond den gevangene en gaf hem nogmaals te eten. Mr. Forbes had even goed een hond kunnen zijn, wiens bak en slaapmand men klaar zet voor den nacht. Zonder een woord, opende de ander de deur, die hij bij 't komen achter zich op het slot had gedaan, glipte naar buiten, en sloot ze weder toe.

Alleen en vrij in de holle ruimte van de hal, zat de Amerikaan neder op den rand van zijn bed. Langzaam, in 't aandonkeren van den avond, begon hij te noteeren wat hij niet wilde vergeten.

‘Als een hond...’ schreef hij, en peinsde wat hij bedoeld had, en op het verdere...

Maar niets wilde meer komen.

De weg van zijn hersens naar de punt van zijn potlood was te lang, en er waren zoovele zij wegen...

[pagina 297]
[p. 297]

niets werd meer helder en kwam aan z'n bestemming. Ellendig als een kapel die sterven gaat, zat hij gebogen op zijn brits.

En hij vond alleen zichzelf nog interessant, en wèl beklagenswaardig...!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken