Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geschiedenis van het huis. Een verhaal van vele avonturen (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geschiedenis van het huis. Een verhaal van vele avonturen
Afbeelding van De geschiedenis van het huis. Een verhaal van vele avonturenToon afbeelding van titelpagina van De geschiedenis van het huis. Een verhaal van vele avonturen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (5.35 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geschiedenis van het huis. Een verhaal van vele avonturen

(1929)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

XVIII.
Het bad.

De bijzondere trots en fierheid was het bad.

Hier is de sublimatie eener ondeugd, het millioen van den parvenu, het leelijke jonge eendje, dat tot een zwaan opgroeien wilde - als in het vertelsel - en zich ermee vergenoegen moest, een gans te zijn.

Doch zonder beeldspraak: de legende dat de Nederlanders het zindelijkste volk op aard zouden zijn, is larie. Zij wordt geloochenstraft door overdrijving, zij wordt te niet gedaan door hedendaagsche badkamercultuur.

Luister even!

Wanneer begint men van iemand te zeggen, dat hij ‘er nog zoo goed uit ziet’? Dat de jaren ‘geen vat op hem hebben’?

Wanneer de aftakeling merkbaar begint te worden, wanneer de haren zilveren draden gaan vertoonen.

Nietwaar? ‘iemand in de kracht zijns levens’ is iemand aan den verkeerden kant van de vijftig. Het

[pagina 88]
[p. 88]

wordt noodig, de kracht met eenigen nadruk vast te stellen.

Zoo kan men ook met te groote uitdrukkelijkheid vaststellen, dat men een badkamer in z'n huis heeft en badkamerweelde al te uitbundig etaleeren. De van ouds vermaarde Nederlandsche zindelijkheid, daarentegen....

De oud-vaderlandsche zindelijkheid deed het zonder badkamers af. Ja, water heeft vele eeuwen lang als ongezond gegolden. Men waschte hoogstens het gelaat, tot zoover de hals zichtbaar bleef en de handen tot aan het mouwboordje. Met de verdere gewesten van het menschelijk lichaam had niemand iets te maken.

Het baden is een gewoonte van kikkers en salamanders. Zij drogen uit, wannner ze niet in 't water komen. Van alle zoogdieren is de mensch degene, die het zwemmen heeft verleerd. Smijt hem in het water en hij verdrinkt. Smijt daarentegen een jonge kat in het water - en is er een dier dat zoo'n ingeveterden afkeer van water heeft als een kat? - en ziet, ze zwemt als een otter!

 

Waaruit dus volgt....

De oud-Hollandsche deugd der zindelijkheid was melkzindelijkhid.

Men had ervaren, dat melk verzuurde wanneer de vaten niet terdege werden gespoeld en al het gereedschap dat ermee in aanraking kwam, keurig en

[pagina 89]
[p. 89]

blank gehouden. Om niet hun zuivel schielijk te zien bederven, schuurden de boerenvrouwen de armen uit het lid aan emmers, trechters, vaten.

Gewoonte werd zoo deugd. Alles in de melkkeuken en het boenhok glom en blonk, en toen men toch eenmaal bezig was, kreeg ook de stal een beurt, de ruif, waaruit het lieve rundvee schransde, de ‘groep’, waarin het de resten deponeerde, die zoo voortreffelijk weer te pas kwamen op het land.

Want de koe, om het landeconomisch te zeggen, is een perpetuum mobile: ze voert als mest weer aan, wat ze als gras verbruikt.

Door boerendeerns, die blinkend koper verzamelden als een ander postzegels, werd de zindelijkheid van het land naar de stad gebracht. Nog een groot heer als Philips de Goede waschte zich niet. Zijn vorstelijke handen kwamen nimmer in aanraking met kaas en boter - waarom zou hij zich wasschen!

Nog vele eeuwen bleef het een adellijk gebruik, het water te verafschuwen, wijl het nadeelig werkte op de huid. De onaangenaamheden, welke daarmede samenhingen, bestreed men met behulp van reukwerken en geurende zalven. ‘Alle reukwerken van Arabië kunnen deze kleine hand niet zuiveren!’ roept Lady Macbeth in wanhoop uit. Zou deze uiting te verklaren zijn, had zij de werking gekend van een warmwaterkraan?

De min of meer historische mensch voelt zich in zijn natuurlijke afscheidingen als een poes in haar

[pagina 90]
[p. 90]

pels. Eerst aan onze verworden tijden is het voorbehouden, werk te maken van kunstmatige reiniging. Wie zich de apparaten daarvoor aanschaffen kan, vertoont ze trotsch en fier, als blijk van zijn beschaving en zijn welvaart.

 

Wanneer de Bouwheer aan vrienden en benijders zijn nieuwe huis liet zien, deed hij halt houden voor de badkamerdeur. Hij verzamelde zijn menigte als een museumgids, wanneer de ommegang is genaderd tot iets zeer bijzonders. Iets wat niemand, op straffe van er niet geweest te zijn, mag missen.

Eindelijk allen vergaderd zijnde, sprak hij:

- En hier is het bàd!

In 't plechtig verwachtend zwijgen opende hij de deur. Een helder blinkend licht kwam naar buiten, onverhoedsch, gretig, alsof het gewacht had op de gelegenheid. Het stroomde den bezoekers tegemoet.

Zij traden binnen in het reinigingsatelier. Het geleek een operatiekamer. Het geleek het werkvertrek van een tandarts à la mode. Tusschen de koele kaatsingen der witbetegelde wanden, stonden de toestellen op hun teenen ieder-voor-zich. En ieder-voor zich een bezienswaardigheid, een wonder.

Daar was het bad, in marmer gebouwd. Zijn vleiende vormen leken in room geboetseerd, ál roompje tot den boom, in dikke overdaad vloeiend de boorden over. Hetzelfde materiaal, precieus en overvloedig, deed de overige toestellen verschijnen als een kostelijk des-

[pagina 91]
[p. 91]

sert, vladen in porseleinen schalen, weerkaatst door spiegels en zilveren diengerei. De geyser was van goud, de douche van zilver. De gastheer deed de stralen loopen en den regen werken als de ‘grandes eaux’ van Versailles.

 

- En hier is, sprak hij....

Niet alle ustensiliën dragen een noembaren naam, tijdig hield hij zijn explicatie in. Maar hij deed de kraantjes spelen en de straaltjes gaan. Een fijne damp kolkte de koele ruimte vol.

- Warm - èn koud! sprak hij, alsof dit niemand had begrepen.

Benijdend zagen de omstanders toe. Sommigen deden het met een tobje, sommigen met een Zaterdagavond-teil. Niet ieder kan de thermen van Diocletianus aanleggen in zijn huis.

Uit zulke schrille tegenstellingen als hier werden vertoond, blijkt niet alleen de ongelijke verdeeling der aardsche goederen, er blijkt ook uit, naar welke weelden de Nederlandsche burger haakt. Opgevoed bij de traditie, te behooren tot het zindelijkste volk ter wereld, is men nog steeds verwonderd, een badgelegenheid aan te treffen.

Onze kaasbereidende voormoederen gingen op in haar blinkende emmers, wij, verwend, verweekelijkt, nageslacht, verheffen ons op marmeren badkuipen, warmwaterleidingen, ja, op - waterclosets.

[pagina 92]
[p. 92]

Welke beschamende waarheid komt hieruit naar boven dampen?

Deze, dat de zindelijkheid niet behoort tot onzen dagelijkschen aard.

Zouden wij er ons anders op beroemen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken