Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De verlaten man (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van De verlaten man
Afbeelding van De verlaten manToon afbeelding van titelpagina van De verlaten man

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.72 MB)

Scans (5.61 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De verlaten man

(1928)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

IV.

Philine schrijft:

‘Lieve jongen, waarom ben je zoo dadelijk van de telefoon weggeloopen? Als een razende heb ik staan bellen. Maar nee. Mijn heer gemaal geeft geen geluid. Hij heeft andere dingen te doen.

Ik weet niet of het opzet is, maar je kan, vind ik, meer beleefdheid hebben voor je vrouw. Ben ik nu ineens heelemaal niets meer? Je weet hoezeer ik altijd het beste voor je heb gewild. Zeker, ik vind het erg, erg leelijk van je.

Wanneer je naar mij had geluisterd, zou ik je voorbereid hebben op een ontmoeting bij de Tersteghe's - je gaat immers naar de Tersteghe's nu ze je weer in genade aannemen - met een lieve jonge vrouw, een freule Van Galen. Ik weet zeker dat je haar aardig vinden zult, ze is voor je geknipt. Neen, niet zoo heel erg mooi, maar ze is van jouw genre. Muzikaal, ze zingt, dertig jaar zal ze zijn, en niet onvermogend. Van moeders zijde heeft ze nog veel te wachten.

Heb je haar gevonden? Ik schreef mevrouw Ter-

[pagina 34]
[p. 34]

steghe, je plaats aan tafel te geven naast haar, - ja, dat heb ik voor je over gehad, een brief aan mevrouw Tersteghe, na de bejegening die ik van Jeanne heb moeten ondervinden! Schrijf mij eens over haar, over Toos van Galen meen ik, want die intrigante gaat mij niet aan. Ik zou je zoo graag weer gelukkig zien!

Nu wat anders. Maarten is terug, Ada moet een jaar minstens in Davos blijven. Zielig! Voorloopig ben ik nu de vrouw des huizes, zorg dat de goeie jongen het rustig heeft voor zijn werk, houd hem gezelschap. Met het Fordje zijn we gister samen wezen toeren - ik heb langs de rechte wegen mogen sturen. Gaat mij al goed af. In een week, zegt Maarten, ben ik een volleerd chauffeuse. Leuk! Gegeten in Apeldoorn. Maarten valt heel erg mee.

Laat mij nu spoedig eens van je hooren, jongelief. Hoe je Toos hebt gevonden. En of je je niet alleen voelt, m'n arme jongen! Waarom kan ik niet bij je zijn, voor je zorgen! Zul je oppassen met de naderende kou? Je bent zoo vatbaar. Wij hier hebben, rozig van den auto-tocht, al het haardje moeten aansteken. 't Was erg gezellig, maar wij hielden het niet lang uit, gingen vroeg naar bed.

Laat juffrouw Donker je wintergoed in orde maken, zul je?

Ik kreeg een langen brief van Beelaert. Uit Venetië. Toch sneu, dat ik niet meegegaan ben, hij drong zoo aan. Waarom eigenlijk niet? Wat zijn we nog conventioneele menschen, wij modernen!

[pagina 35]
[p. 35]

Ik mag nog wel even m'n handen om je hoofd houden, niet? Zóó. - Zoo goed?

Philine’.

En Jeanne's brief:

‘Beste Jaap...’

...waaraan ik toch altijd dat gejaap te danken heb...

‘Beste Jaap, in zóó prettige herinnering aan ons uurtje op mijn kamer, praat ik nog wat na over “De Zelfstandigen”. Was het niet ècht gezellig? Wij loopen toch niet zoo ver uiteen in onze opvattingen (och, alles is van één tijd, nietwaar?) al doe jij, naar mijn stellige overtuiging, er verkeerd aan, de waarde van elke poging afzonderlijk zoo te miskennen. Ja, wanneer ik hierover terugdenk, ben ik daar wel heel zeker van. Ik heb het niet zoo dadelijk een vorm kunnen geven, achteraf zie je de dingen, uit een afstand, duidelijker.

Wij moeten samen een tentoonstelling gaan zien - ik zal je een uitnoodiging bezorgen voor de vernissage van “De Twintig” - dan hebben wij voorbeelden bij de hand. Er is zooveel gebeurd in de vijf jaar, sinds jij je belangstelling voor beeldende kunst - schandelijk genoeg - liet verslappen. Vijf jaar is tegenwoordig een tijdperk, een generatie.

Ja, ik begrijp het wel. 't Is of ik je allang vertrouwelijk gekend heb, jou, zwaartillenderd, die om een scheef geloopen gemoedsgeval je leven hebt laten verwaarloozen. Mag ik het zoo zeggen? Neem toch die dingen niet zoo hoog. Moi, je ne suis pas si bête, -

[pagina 36]
[p. 36]

voor geen man zou ik mijn recht op mee-leven of bijblijven, mensch-zijn van mijn tijd, verslonsen. Voor geen man en geen vrouw. Het is maar verouderde romantiek te meenen, dat trouw of ontrouw - wat men dan zoo noemt - iets hebben te maken met den wezenlijken inhoud van ons leven. Ja, nu schandaliseer ik je. Nu zeg ik weer gewaagde dingen, die je pijn doen en ben ik een harteloos, cynisch monster, op mijn vijf en twinstigste jaar. Mijn vijf en twintigste - tweemaal heb jij het herhaald! Wat doen die vijf en twintig jaar ertoe! Terugdenkend, heb ik zoo om je moeten glunderen - neen wezenlijk, jij baby, ben jij dan zóó veel ouder dan ik? Of wijzer? Mag ik vrijmoedig (en in vertrouwen) terugrekenen: onze ervaringen in zake liefde (wat 'n ellendig, stug, tegenstribbelig woord, niet? hoe krijg je 't voor mekaar en wat zegt het: lief-de!) loopen, wat duur van jaren betreft, zoo erg niet uit elkaar. Toen Philine jou nam (aanvaard die beschamende waarheid - MAN! - nu maar van mij) je opslikte als een oestertje, was ik (o horror! horror!) meisje van veertien, aan mijn (laat eens rekenen) dèrde liefde (alweer dat liefde: “lief” gaat nog, maar dat flodderige “de”: leeg-te, stil-te, ik vind zoo gauw die nòg slappere “de” - ja: vreug-de - niet weer terug) - ik wou dan zeggen: aan mijn derde lief-de ('t is of ik een kurk moet slikken) toe. Mijn Kloris was van jouw leeftijd, jij had het zelf kunnen wezen, groote man!

Begrijp mij goed, dit is - bewaar me - geen uit-

[pagina 37]
[p. 37]

noodiging, nog minder een aanmoediging. Al heb ik heel gezellig met je gebabbeld en hoop dat nog vaak weer te doen. Pas plus! Pas ça! - Begrepen?

Eigenlijk had hier een verhandeling moeten komen over alle belangrijke dingen, die wij vergaten te bespreken. Daarvoor ontbreekt op het oogenblik de stemming. Die lief-de heeft mij van de wijs gebracht en ik heb mijn schrijfmiddag. Ik ben al een half uur met mijn ziel bij jou, wie weet waar ik straks ben. Ik moet ook Pregel nog antwoorden op zijn gewichtigen staatkundig-amoureuzen boom. En Toos van Galen over je lompheid.

Kom nog eens spoedig oploopen, zoo maar zonder afspraak. Ik kan niet zeggen of ik “thuis” ben. Dat zie je dan wel.

Een kameraadschappelijke handdruk van je

 

Jeanne.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken