Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De verlaten man (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van De verlaten man
Afbeelding van De verlaten manToon afbeelding van titelpagina van De verlaten man

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.72 MB)

Scans (5.61 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De verlaten man

(1928)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 178]
[p. 178]

XIX.

Reeds is zij er, Jeanne, op mijn kamer.

Thuis als een poes, heeft zij haar schemerhoek geschapen, de divan opgetooid met kussens, gordijnen toegehaald, de lampekap laag getrokken, alleen een roode aura breidt zich over de broeische kleurenwoeling van het tapijtje.

In herfstbladkleurige zijde kwijnt mijn gast.

- Blijf liggen!

Zij was ook niet voornemens op te rijzen. Zij laat zich naderen, reikend de hand in arrogante genade voor een kus.

Ik laat het mij doen. Ik stal mijn lekkers en mijn sigaretten uit, smelt in verontschuldigingen wijl ik bloemen heb vergeten.

Maar neen, zij heeft er zelve meegebracht. Rozen, haast zwart, ze sintelen in den schemer.

- Wat is dat lief van je, Jeannette!

- Ik had al eerder voor je moeten zorgen, zegt ze. Je kamer zag er verweesd uit toen ik kwam.

Wij zijn er weer! Weer zorgen, weer die verdachte moederlijkheid. Ik ben niet verweesd, ik ben volstrekt

[pagina 179]
[p. 179]

niet verweesd. Ik ben een kind tusschen te veel moeders. Ze troetelen mij ziek, ze praten mij verlangens op die ik niet voel, nooden die niet bestaan. Hoe heb ik als kleine jongen geleden onder een stoet beminnelijke tantes!

O die tantes! Komt iemand ooit onder de tantes weg!

- Misschien, beproef ik, wat zuur, de tante af te wijzen, misschien ligt die verweesdheid in mijn aard. Ze hoort bij mij als water bij de visch. Ik heb haar niet bemerkt, wezenlijk niet.

- Groote jongen!

Niets hindert meer dan die hoovaardige meewarigheid. Zij doet mij mijn gemis aan kracht beseffen. Is er dan anders niets als de karwats?

Onze eerste woorden zoeken als blinden den weg. Wij hebben niets voor elkander. Zij is gekomen om mij te verwennen en vindt mij stug, ontoegankelijk voor haar goede gaven.

Ergens een vlieg, die lastig begint te zijn, neurt het theewater.

- Neen, laat mij!

- Blijf toch liggen.

- Och toe...

- Als je maar zegt, waar je het theestel hebt gelaten. Ik kan wel. Ik doe het zelfs wàt graag.

Beiden zijn wij rechtop gesprongen.

- Mag ik je niet eens verwennen? kwijnt Jeanne.

- Kom, ik wilde juist jou...

[pagina 180]
[p. 180]

- Wat flauw!

- Ik ben gastheer.

Haar lange pianohanden drukken mijn schouders neer. Ik zit. Ik ben een ding dat zit te wachten tot zij de thee heeft opgegoten en geschonken. Achter mij gebeurt het, een spel waarbij ik niet om mag zien.

Ik sluit mijn oogen in een vreemd verlangen, door mijn afwijzing heen, dat zij van achter naderen zal... haar handen zijn op mijn beide slapen... haar zoen, haar zoen is in mijn haren.

Zoo verlang ik het en vrees het..

Het komt...

Plotseling is het, zooals ik wist, dat het gebeuren zou, gebeurd. Mijn hoofd is in de koelte harer handen. Door het dunne haar van mijn kruin schemert aan, een insect dat naderbij dringt, ineens is waar het wezen wil, haar zoen.

Ik roer mij niet. Het is verwacht, streelend beschamend. Het vangt mij en het beleedigt mij. Ik heb er geen houding voor.

Neen.

Neen toch niet. Dit niet.

Zij niet.

Ik voel het vochtig plekje in mijn haar.

Driftig, achter mij, rinkelt zij met het theegoed. De kopjes dribbelen.

- Suiker?

De mond staat als een litteeken in haar zeer bleek gelaat.

[pagina 181]
[p. 181]

- Jeanne...

- Alsjeblieft!

Mijn hand - wat zocht ze? - zinkt willoos. Er is voor dezen toestand geen woord, geen uitweg.

En ik zelf, in mijn radeloosheid, sla aan 't praten, aan 't praten over wat mij het meest tegen staat in de wereld: Pregel.

- Wat heb ik opgehoord, Jeanne, van je brief. Over Pregel meen ik. Haar vader is, geloof ik, oudminister.

Mijn gast laat langzaam de dikke melkdruppen vallen in de kopjes. Zij zit, zij zwijgt, zij roert met het zilveren spaantje. Dwazelijk blijven wij beiden, zij nu ook recht op den divan, lepelkolkjes maken in onze thee.

- Jij was de eerste; den volgenden dag ontving ik zijn kaart. Ik zal van iemand, die jouw vriend is, geen kwaad zeggen, maar...

...zij drinkt...

- ...maar wat bezielt zoo'n meisje...

Weer plooit haar mond zich dun en zuinig, als aan één kant wreed getrokken. Ik let op haar pink naast het kopje en op den ring daaraan; zij zet het neer en het blijft dansen met een klein penduleslagje in het porseleinen kelkje van den schotel.

- Hem begrijp ik, houd ik wanhopig vol. Voor hem is het een mariage de raison. Uit je brief te lezen, krijgt hij alles: een jong, fijn wezentje, relaties, geld. Maar zij...?

[pagina 182]
[p. 182]

Jeanne zwijgt.

- Hoùdt zij, denk je, van hem?

Jeanne laat haar verveling blijken; ik zet taai door:

- Kijk, ik ben een ouderwetsch man. Hopeloos ouderwetsch, sentimenteel als je 't zoo noemen wil. Ik kan mij iets intiems als een huwelijk niet voorstellen zonder... nee, maak je niet boos over dat leelijke stroeve woord, je hebt gelijk, het is geen woord voor het begrip... laten we dan ‘verrukking’ zeggen. Desnoods, te goeder trouw: dwaling. Verdwaling. Hoop die geen kans op verwezenlijking heeft, maar eenmaal dan toch - hoop. Trouwens, in 't algemeen...

...ik wil het wegpraten, mij redden in woorden...

- ...trouwens in 't algemeen: wat ziet een vrouw in zoo iets onverhevens als een man? Geen gekheid: Titania en Bottom. Erger: een jas, een das, een leege meerderheid, gezwollen zelfverzekerdheid, ruwheid, gewoonte, routine... Wat is dat alles grof!

Jeanne is opgestaan.

...haar hand...

- Adieu! Ik heb nog afgesproken bij de meisjes.

Mantel. Hoed. Handschoenen.

Ik help en wacht.

Ik wacht.

- Adieu dan.

Kort, stug, mijzelf, wijs ik haar af.

Ik ben alleen. Ik ben niet alleen, ik ben een overwinnaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken