Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Pijne. Droefheyd. Tranen. Onderdruckinghe.

BRand werd genezen met den brand.
Wie hijncter van een anders zeer.
Men moet de smert met smert verdryven.
Daer de pijn is, is de hand.
Wanneer de pijn niet hoogher magh, / Zoo neemt zy af van dagh tot dagh.
Niet isser, dat verdrooght zoo licht, / Als doen de tranen van 't ghezicht.
Die lichte lacht, Schreyt licht met klacht.
Naer lief, comt leet, In 't langh of breed.
[pagina 164]
[p. 164]
Daer vreughd in huys is, zonder treur, / Daer staet de droefheyd voor de deur.
Zoet ghedroncken, zuer betaelt.
Daer de blijdschap heeft haer end, / Droefheyd strackx daer henen went.
Binnen zinghen, springhen, danssen, / Buyten zijnder droeve kanssen.
Het eynde van de vrolickheyd / Dat is 't begin van treurigheyd.
Wilt ghy dat ick weenen zal, / Ghy moet weenen eerst voor al.
Ghenoegh hy drinckt, / Dien droefheyd wringht.
Het schreyen, dat en doet gheen baet, / Maer daer moet hulpe zyn en raed.
Zulcken droefheyd die is goed, / Die daer naer ons vreughd aen-doet.
Gheen beter meester van 't verstand, / Als ongheluck en droeve stand.
Die mensch moet wel ellendigh zijn, / Die noyt en hadde druck of pijn.
. . . . die valt, die licht, / En wert van niemant op-ghericht.
Dat daer gheworpen licht in 't slijck, / Dat overloopt een yeghelijck.
De hond, die neder is ghesmeten, / Van alle honden wert ghebeten.
Druck en droefheyd onderwijst, / Hoewel dat het niemand prijst.
Een onverlaet, Weet van gheen quaed.
[pagina 165]
[p. 165]
Die valt, en raeckt zoo in de klem, / Een yder loopt strackx over hem.
Wanneer de boom is neer-gheslaghen, / Men kapt en raepter, zonder vraghen.
Hoe vromer man, hoe swaerder kruys, / Daer med' hy wert bezocht te huys.
Die naer Gods Wetten buyght en vraeght, / Het swaerste kruys ghemeen'lijck draeght.
Droefheyd groeyt, en meer verbreyt, / Als zy wert te veel ghevleyt.
Droefheyd alsmen die beschreyt, / Veel te lichter van ons scheyt.
De hand wilt wezen op het zeer, / Al is het lid oock noch zoo teer.
De pijn en droefheyd wert verlicht, / Wanneerm' een vriend daer van bericht.
Groote pijn, of droeffenis, / Van gheen langhen duer en is.
Gheen pijn of droefheyd oyt zoo swaer, / Die metter tijd niet sterft daer naer.
Hooft-pijn spijs en dranck begheert; / Buyck-pijn wert door wind gheweert.
Hooft-pijn die begheert te eten, / Buyck-pijn wert door wind ghequeten.
Droefheyd en on-reyn begheert, / Twee raeds-heeren niet veel weert.
Een oude droefheyd, langh verleyt, / Met nieuwe tranen niet beschreyt.
De droefheyd die verborghen wert, / Valt uytter-mater zuer en hert.
[pagina 166]
[p. 166]
Of de reden, of de tijd, / Slijt de droefheyd, die-men lijdt.
Des erfgenames droef gheklagh, / is, onder mommery, ghelagh.
Met hondert pond melancoly, / Betaeltmen niet een once zy.
Een zoet ghezangh, een goed accoord, / Bindt droefheyd aen een vaste koord.
Zulck een die lacht des morghens wel, / Die 's avonds weent, met droef ghequel.
Hy heeft, als met een hert versteent, / Aen zijn stijf-moeders graf gheweent.
Hy heeft ajuyn, of loock van doen, / Op dat hy weene met fatsoen.
Die niet verwint, door goed gheduld, / Den rouwe, die zijn hert vervult;
Voorwaer hy zal, met groote pijn, / In langhe druck en droefheyd zijn.
Een hond die pist, een vrouwe schreyt, / Als elck maer wilt, ghelijck men zeyt.
Van droefheyt en van onghenucht, / En raeptmen voordeel, ofte vrucht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken