Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe wyn in oude le'erzacken (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe wyn in oude le'erzacken

(2010)–Johan de Brune (de Oude)–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 187]
[p. 187]

Leughen. Bedrogh. Valscheyd.

EEn man, die niet bedrieghen can, / Die zoeck' het woud, en blijv' hier van
Het een bedrogh het ander baert.
Met gheld en met bedrogh verzien, / Magh vry gaen alle plaetssen zien.
Een leughen brenghter thiene mé.
Een man, die yemant streelt en stroopt, / En wieroock van het hof verkoopt.
De spieghel lieght, De schijn bedrieght.
Hy smeert wel heunigh by de mond, /Maer dreck daer in, en vuyle strond.
Hy can vry glatte vvoorden slijpen.
Een kramer, die stofféren kan, / En brillen veylt aen alle man.
Hy smeert ons zeem rond-om de mond.
Hy strickt hem 't net toe over 't hooft.
't Is quaed, een ouden vos bedrieghen.
Een sweert met heunigh vet ghesmeert.
Een Iudas zoen, Met valsch fatsoen.
De staeck bedrieght de Wijngaerd wel.
Een man, die komt van verre weghen, / Is met een leughen niet verleghen.
Komt ghy van een verre kust, / Lieght, en zeght al wat u lust.
Die niet een leughen can stofferen, / Moet zich met lieghen niet erneren.
Wijst my een rechte leughenaer, / Ick wijs' u stracx een dief daer naer.
[pagina 188]
[p. 188]
Die wilt een leugh'naer zijn ghewis, / Moet hebben een goed heughenis.
Yet zegghen datmen heeft ghehoort, / Het is een leughen, op mijn woord.
Yet verhalen uyt ghehoor, / Stellet als een leughen voor.
Dat op een leughen is ghegront, / En staet niet langh, maer valt terstond.
Die zulcken eenen prijzen wou, / Een zeker leughen lieghen zou.
Die zijn gheloof is quijt gheraeckt, / Wat ist, dat hy op d'aerde maeckt?
Als ons 't gheloof eens is vergaen, / Men raect niet licht daer weder aen.
Een leughenaer wert niet ghelooft, / Al sweert hy, by zijn ziel, of hooft.
Hy lieght en sweert ghelijck een schaker.
Hy lieght ghelijck een tanden-trecker.
Hy heeft dat uyt zijn duym ghezoghen.
Een blaes-balck, die vol leugens steeckt.
Een leughen-kramer van zijn stijl.
Hy slacht de spin, hy treckt en spint, / Wat dat hy in hem zelven vint.
Stoffeert uw leughen, Of 't zal niet deughen.
Leughens zijn maer enckel leuren, / Hebben zy gheen fraey couleuren.
Leughens moeten hebben schijn, / Zouden zy van weerde zijn.
Een hert op-recht en kan niet lieghen, / Noch yemand in het minst bedrieghen.
[pagina 189]
[p. 189]
Het moet vvel zijn een snoode dief, / Die van een dief steelt zijn gherief.
Die meent een ander uyt te strijcken, / Die zal hem zelven licht verkijcken.
Een man die verre reyzen placht, / Magh lieghen vry, met volle macht.
Die daer met een oogh lonct en wijnckt, / En ziet men d'ander, watter blijnckt:
Ick gaf hem gheen gheloof voorwaer, / Al waer 't dat hy mijn broeder waer.
Hy zoude, naer zijn valschen aerd, / Wel boomen lieghen uyt der aerd.
't Is quaed weerom te lieghen in, / Dat uyt gheloghen was met zin.
De leughen is heel dun van vel, / Men can-der deur-zien wonder wel.
Een laecken grof, en on-ghedaen, / Een schoone monster vooren aen.
Gheen exter oyt zoo loos van hert, / Diens nest niet vvelgherooft en vvert.
Die gheen bedrogh en dinckt, / Wert van bedrogh om-ringht.
Kinders, droncke lien, en zotten, / Lieghen nimmers, noch en spotten.
Die nimmermeer en denct op quaed, / Wert haest bedroghen, tot zijn schaed.
Bedrogh, en vorst in winter-tijd, / Altijds met een vuyl eynde slijt.
't Is quaed te hincken op de straet, / Voor een die zelve kreupel gaet.
[pagina 190]
[p. 190]
Gaet, vraeght dat aen zijn med-ghezel, / Die lieghen can, vry alzoo wel.
Blaes op, 't en zijn gheen vremde re'en: / De wind die zal-ze draghen heen.
Zoo spreectmen tot een, die dapper lieght.
Hy magh wel lieghen on-beschromt, / Die van een verre reyze comt.
Hy lieght ghelijck de helsche necker, / Of als een snoode tanden-trecker.
Gheen exter oyt zoo loos en fijn, / Die niet en kan bedroghen zijn.
Men can een wijs man eens bedrieghen, / Aen zotten can het nimmers liegen.
Als ghy twee hongher-malen doet. / De derde wel de schade boet.
Twee valsche boeven, Geen maeck'laer hoeven.
Die met bedrogh te wercke gaet, / Bedriegt m'hem oock, 'ten is geen schaed.
Van d'eene zijd' met zalf hy smeert, / Van d'ander zijd' hy steect en deert.
Goede woorden, quade daden, / Konnen wijze zelfs verraden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken