Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Davids psalmen (1656)

Informatie terzijde

Titelpagina van Davids psalmen
Afbeelding van Davids psalmenToon afbeelding van titelpagina van Davids psalmen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (95.40 MB)

ebook (110.66 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Davids psalmen

(1656)–Henrick Bruno–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm xviij.

 
ICk sal U minnen, Godt en Heer almachtig;
 
Gy zijt mijn stercke stut: Gy maeckt my krachtig.
 
Een rotz, borcht, hoorn des heyls, mijn hulp is Hy,
 
Hy is een schildt, een hoog vertreck by my.
Dese navolgende verskens werden alsoo gesongen:
 
1    Ick riep den Heere aen, die is te loven,
 
En wiert mijns vyants hant, door d'hant van boven,
 
Ontweldigt, en gemaeckt gerust en vry.
 
De stricken van de doodt omvingen my.
 
Ick ben verschrickt geweest, door Satans stroomen,
 
Door 't Belials gespuys, op my gekomen.
 
Ick wierdt door hellen-bandt omringt, door noodt,
 
Door stricken uyt-gestreckt tot mijne doodt.
[Folio C2v]
[fol. C2v]


illustratie

 
2    In dese bangheydt hebb' ick Godt gebeden.
 
Ick ben met mijn geroep tot Hem getreden.
 
Hy gaf uyt Sijn Palleys mijn' stem gehoor.
 
En mijn geroep voor Hem quam in Sijn oor.
 
Doe heeft het aerdtrijck stracks gedreun gekregen,
 
Doe sagmen bergen-grondt sich selfs bewegen,
 
Beroeren, daveren, aen aller oordt,
 
Om dat de Heere Godt doe was verstoort.
 
 
 
3    Roock ging uyt Sijnen neus'; uyt Sijnen monde
 
Ging een geweldig vyer, het welck verslonde;
 
Daer stackmen kolen door in lichten brandt,
 
Die vlogen om en om, door 't heele landt.
 
Hy boog den Hemel, en Hy daelde neder;
 
En onder Sijne voet was doncker weder.
 
Op eenen Cherub voer Hy seer geswindt,
 
Ia op de vleugels van de snelle windt.
[Folio C3r]
[fol. C3r]


illustratie

j. Pause.

 
4    Hy stelde duysternis, tot Sijn verschuylen;
 
Rondtom Hem was Sijn tent, wolck, water-kuylen.
 
Sijn wolck dreef van de glants die voor Hem was:
 
Sijn hagel, kolen vyers, die wierden asch.
 
De Heer sondt donder af, uyt 't Hemelrijcke.
 
De Allerhoogste deed' Sijn stemme blijcke'.
 
De hagel liet Hy op ons neder-gaen.
 
Met kolen vyers quam Hy het volck te slaen.
 
 
 
5    Hy sondt Sijn' pijlen uyt; Hy quam haer allen
 
Met vele blixems schrick heel overvallen.
 
Der diepe wat'ren kolck, soo verr' sy streckt,
 
En 's wereldts gronden zijn geheel ontdeckt,
 
Door Uwe schelding, Heer, en door de winden,
 
Die Uwe neuse blaest, en die verslinden.
 
Hy nam my; Hy was 't die sondt van om hoog,
[Folio C3v]
[fol. C3v]


illustratie

 
En uyt het groote meyr my trock op 't droog.
 
 
 
6    Sijn' handt heeft my verlost van vyandts scharen
 
Van haters, die voor my te machtig waren.
 
Sy overvielen my, in ongeval.
 
Maer mijn' beschutting was Godt over al.
 
Hy voerde my in 't ruym; Hy ging my dragen
 
Op 't veylig; want Hy had in my behagen.
 
Na mijn' gerechtigheydt gaf Hy my loon.
 
Hy gaf my weder; want mijn' handt was schoon.
 
 
 
7    Ick hieldt oprechtelick des Heeren wegen.
 
Ick weeck van Godt niet af, door boosheyts plegen.
 
Want 't was al recht voor my, 't geen Hy gebiedt,
 
En Sijne Wetten deed' ick van my niet.
 
Maer alle tijdt ben ick oprecht bevonden;
 
Van onrecht hield' ick my; en van de sonden.
 
Soo gaf de Heere my mijn rechte loon,
[Folio C4r]
[fol. C4r]


illustratie

 
Voor Sijne oogen; want mijn' handt was schoon.

ij. Pause.

 
8    By goedertier'ne zijt Gy goedertieren.
 
Recht zijt Gy by de man, oprecht van nieren.
 
By reyne zijt Gy reyn, ô Heere; maer
 
Gy toont by boose U een worstelaer.
 
Want Gy verlost het volck, in druck geseten,
 
Maer 't hoog oog werdt van U ter aerd' gesmeten;
 
Gy geeft mijn lampe licht; de Heer, mijn' Godt,
 
Geeft mijne duysternis het lichts genot.
 
 
 
9    Want met U wil ick door een bende dringen;
 
Met U wil ick een muer gaen over-springen.
 
Volmaeckt is Godes weg, en Godes woordt
 
Doorloutert, en een schildt aen die Hem hoort.
 
Het is een schildt aen die op Hem betrouwen,
 
En die op Sijn genaed' van herten bouwen.
[Folio C4v]
[fol. C4v]


illustratie

 
Want wie is meerder Godt, dan Godt, de Heer?
 
Wat rotz-steen hebben wy, dan Gode, meer?
 
 
 
10    De Heer ging my met kracht en sterckte gorden.
 
De Heer deed' mijne weg volkomen worden;
 
Hy maeckt mijn voet gelijck de voet van 't Hert.
 
Hy maeckt dat ick op 't hoogst verheven werdt.
 
Mijn' handen leert Hy strijdt, soo dat een boge
 
Van stael door mijnen arm brack voor mijn ooge.
 
Gy gaeft my 't schildt Uw's heyls, Uw' hant in noot
 
En Uw' sachtmoedigheydt heeft my vergroot.
 
 
 
11    Gy hebt mijn voet-stap oock de ruymt gegeven,
 
Ick wist in 't minste niet van eenig beven
 
Van mijne enckelen; dewijl geen ding
 
Haer bracht tot wanckeling of struyckeling.
 
Ick joeg mijn vyandt na, en in het jagen
 
Trof ick hem; 'k ging niet weer, eer hy verslagen,
[Folio C5r]
[fol. C5r]


illustratie

 
Verdaen was; ick door-stack hem, soo dat hy
 
Niet opstondt; maer sijn ziel viel onder my.

iij. Pause.

 
12    Gy maekte my door kracht ten strijt doorluchtig;
 
Die op-stondt tegen my, maeckt Gy veldt-vluchtig;
 
Mijn vyandts necke bracht Gy in de strick,
 
En die my haten, die vernielde ick.
 
Sy riepen wel om hulp, maer vonden geenen;
 
Ia tot de Heer, die 't oor niet wilde leenen:
 
Doe heb ick haer vergruyst, als stof voor windt;
 
Haer wech-geruymt, gelijck men 't slijck verslindt.
 
 
 
13    Van twisten van het volck hielpt Gy my, Heere;
 
De Heyd'nen gaeft Gy my tot hooft, tot eere;
 
Het volck het welcke my noyt heeft gekent,
 
Heeft my gedient, en sich na my gewendt.
 
Soo haest haer oor yets quam van my te blijcken,
[Folio C5v]
[fol. C5v]


illustratie

 
Sy onderwierpen sich geveynsdelijcken;
 
Men siet, dat vreemde macht vervallen leydt;
 
Sy beefden uyt haer slot, en vastigheydt.
 
 
 
14    De Heere leeft: mijn rotz is om te loven.
 
Verhoogt de Godt mijns heyls; de Godt daer boven.
 
Die my volkomelick de wraecke geeft,
 
En volcken onder my geworpen heeft.
 
Gy zijt het die my helpt van mijn' partijden,
 
En boven haer verheft, die my bestrijden.
 
Gy zijt het, Heere, die U voor my stelt;
 
Gy redt my van de man en sijn geweldt.
 
 
 
15    Ick sal U daerom, Heer, by Heydens prijsen;
 
Ick sal door mijn gesang U eer bewijsen:
 
Die het verlossen van Sijn Vorst verbreydt,
 
En Sijn' gesalfden doet barmhertigheydt.
 
Aen David, aen het zaedt, 't welck uyt sijn' leden
[Folio C6r]
[fol. C6r]


illustratie

 
Gesproten is, van nu tot eeuwigheden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken