Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Davids psalmen (1656)

Informatie terzijde

Titelpagina van Davids psalmen
Afbeelding van Davids psalmenToon afbeelding van titelpagina van Davids psalmen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (95.40 MB)

ebook (110.66 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Davids psalmen

(1656)–Henrick Bruno–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm Lxxiiij.

 
WAerom verstoot Gy, Heer, in eeuwigheydt?
 
Waerom soud' doch Uw' vloeck zijn uytgesproocken?
 
Waerom soud' Uwen toorn geduerig roocken
 
Op schapen, welcke zijn van Uwe weyd' ?
 
 
 
2    Denckt aen Uw' volck dat Gy van oudts besat,
 
De roede van Uw' erf, door U verkregen,
 
Die Gy verlost hebt, Heer; laet U bewegen
 
Door Zion, daer op Gy Uw' wooning hadt.
 
 
 
3    Heft Uwe voeten op, ô Godt, en wendt
 
Die tot verwoesting doch der eeuwigheden.
 
Den vyandtlicken hoop heeft 't all' vertreden,
 
En in Uw' heyligdom het all' geschendt.
[Folio N5v]
[fol. N5v]


illustratie

 
4    Die U partijdig zijn, die hebben, Heer,
 
In't midden van Uw' huys bestaen te tieren,
 
En hare teeckenen, haer' krijgs-lauwrieren
 
Tot teeckenen gestelt van hare eer.
 
 
 
5    Een yeder werdt bekent; sijn' lof verbreydt;
 
Als die de bijl om hoog brengt tot 't verderven,
 
Tot af te houwen, en van een te kerven
 
Het hout, en het geboomt' in dichtigheydt.
 
 
 
6    't Graveersel, 't welck men in Uw' Tempel sag,
 
Dat hebben sy alsoo, ô Godt, te samen,
 
Door hamer en houweel, daer met sy quamen,
 
Geslagen, tot dat 't gantsch aen stucken lag.
 
 
 
7    De heyligdom Uw's huys is, Heere Godt,
 
Van haer in't vyer geset, om af te branden;
 
Uw' huys is totter aerd', door hare handen,
 
Ontheyligt, en Uw' Naem van haer bespot.
[Folio N6r]
[fol. N6r]


illustratie

 
8    Sy hebben onder haer in't hert geseydt,
 
Laet ons haer plund'ren en geheel vergruysen;
 
Sy hebben alle Godts vergader-huysen
 
In't landt verbrandt, en in den asch geleydt.

j. Pause.

 
9    Ons' teeckenen en sien wy langer niet;
 
Propheten zijn niet meer, die ons ontbreecken;
 
En niemandt is by ons, die uyt kan spreecken,
 
Of weet, hoe lange duer' dit ziel-verdriet.
 
 
 
10    Hoe lange sult Gy noch verdragen, Heer,
 
Dat Uw' partijders ons met smaedt vertreden?
 
Sal onse vyandt dan in eeuwigheden
 
U lasteren, ô Godt, Uw's Namen eer?
 
 
 
11    Waerom hebt Gy Uw' handt doch afgekeert,
 
Ia Uwe rechter-handt? ach, wilt die trecken
 
Uyt Uwen boesem, om ons hulp te strecken:
[Folio N6v]
[fol. N6v]


illustratie

 
Ach, maeckt een eynd' daer van, ach Heer verteert.
 
 
 
12    Godt is nochtans mijn Godt, van ouden tijdt,
 
Die mijn' verlossing werckt in mijn beswaren;
 
Die, als my diepste noodt is weder-varen,
 
In't midden van de aerd' my heeft bevrijdt.
 
 
 
13    Gy hebt de roode zee, door Uwe kracht,
 
Door Uwe sterckte hebt Gy 't meyr gespleten;
 
Gy braeckt der draecken kop, de waters weten,
 
Dat Gy die t'eenemael hebt omgebracht.
 
 
 
14    Gy hebt Leviathan den kop met spot
 
Verplettert; Gy hebt hem tot spijs gegeven
 
Den volcken, die ter plaets van dorheydt leven;
 
Gy klooft een beeck, en een fonteyn, ô Godt.
 
 
 
15    Rivieren stercke stroom hebt Gy gedroogt;
 
De nachten, Heer, zijn Uw'; Uw' zijn de dagen;
 
Gy hebt de Maen bereydt, om licht te dragen;
[Folio N7r]
[fol. N7r]


illustratie

 
Gy hebt de Son bereydt, daer in de hoogt'.
 
 
 
16    Gy hebt, ô groote Godt, door all' der aerd'
 
Met Uwe handt gestelt der landen palen;
 
Gy maeckte somer-tijdt, liet winter dalen,
 
Gy deedt het, dat dit koud' en hitte baert.

ij. Pause.

 
17    Gedenckt hier aen, ô Heer, ô groote Godt,
 
De vyandt heeft gesmaedt, gehoont den Heere,
 
En een dwaesachtig volck dat heeft de eere
 
Gelastert van Uw' Naem, en die bespot.
 
 
 
18    Wilt aen dit wildt gediert, 't welck lagen leydt,
 
De ziel' Uw's tortel-duyfs niet geven t'eten;
 
Wilt Uwen armen hoop doch niet vergeten,
 
En Uw' ellendig volck, in eeuwigheydt.
 
 
 
19    Aenschouwt, ô Heer, 't verbondt, van U gestelt,
 
En opgerecht van oudts; want duysterheden
[Folio N7v]
[fol. N7v]


illustratie

 
Der plaetsen van het landt, zijn vol van steden,
 
En vol schuyl-wooningen van het geweldt.
 
 
 
20    Laet den verdruckten niet in schaemte gaen;
 
Laet hem met vyandts smaedt niet wederkeeren,
 
Laet, die in noodtdruft zijn, en in't ontbeeren,
 
Met 't prijsen van Uw' Naem zijn aengedaen.
 
 
 
21    Staet op, twist Uwe saeck des twists, ô Godt,
 
Gedenckt der smaedtheydt doch, die van den dwasen
 
U wedervaren is, die brullen, rasen,
 
En drijven all' den dag met U de spot.
 
 
 
22    Hoort aen, en weest doch niet vergetelijck
 
Van't vyandtlick geroep van Uw' partijden;
 
't Getier der gener, die U tegen-strijden,
 
Klimt op, tot U altijdt, na 't Hemelrijck.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken