Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het verbond (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het verbond
Afbeelding van Het verbondToon afbeelding van titelpagina van Het verbond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.24 MB)

Scans (34.02 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het verbond

(1931)–Henri Bruning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Alverna

 
Hij daalt omlaag: een stille baan glooit verder. Vèrder dan deze Berg
 
vèrder dan deze koele tuin waar zilvren licht milder
 
het zachte groene welven van den grond omtrilde.
 
hóór, hóór - de kleine vogeltjes
 
fluiten zo schoon;
 
hun strakke keeltjes zingen met zoet geweld
 
het Hooglied van hun stil
 
vervulde staren naar het Witte Lam.
 
o hóór, zij aarzelen, en zijn zo aarzlend stil
 
nu zij de grote lofzang van de honderd duizenden Vertroosten horen
 
wier droefheid de Getrouwe
 
zo diep heeft gestild.
 
 
 
hij ziet slechts Christus die het kruishout torst,
 
wéér kent hij nog alleen den Onvertrooste,
 
den Smarten-koning en het steeds vergeefse:
 
Zijn Leed en Liefde op deez donkre aarde,
 
het Lam, het Offerlam.
 
 
 
nu heengaan, nu niet zien
 
vanwaar 't hem medenam,
 
niet weten het waarheen, niets vragen, dalen
 
voorbij dit schoonste oord en delen
 
het hunkerend leven
 
met dit vergeefse, dit verworpen Lam....
 
 
 
Hier riep geen zee, - geen verre rimpelende zee
 
van teder-glanzend licht; een brandend zand, een al-verterend vuur,
 
een hete woestenij waaraan geen einde komt.
 
 
 
zijn voeten bloeden en zijn handen beven. Zijn ogen branden
 
en zijn tong verschrompelt droog; hij strompelt, tast, en vallend,
 
verschroeit een woeste zon dit teder en aanhanklik vlees
 
dat een steeds verder zingen weerloos moest behoren,
 
een altijd dieper, onvertrooster,
 
dwazer eenzaamheid. Een zwart blad was hij
 
wervelend neergeslingerd uit een heet samoen
 
in 'n onafzienbaar veld van al bedelvend zand en dood verloren,
 
werelden verder dan de laatste mens, werelden vóór
 
zijn schoonst visioen verloren.
[pagina 21]
[p. 21]
 
glimlacht verwezen omdat al zijn schóne liefden
 
ijdel ware', en deze dwaze
 
het enig schoon; en omdat al zijn vreugde-hongren
 
- na zoveel Vreugden -
 
hem toch ten laatst niet meer liet dan dit dolen
 
achter Uw smart.
 
Kòn toch niet keren.
 
Hoor! hij zingt!
 
zó zingt in 't hart van de woestijn hij zijn bedroefde Bruid
 
zijn troostend Hooglied voor:
 
 
 
‘Om U verlatenheid, om U smaad, hoon;
 
om U dorheid: om U ontberen
 
Die mijn énig Leven, mijn eenge Schoonheid en mijn eenge Vreugde zijt,
 
verliezen U om Wien te winne' ik al mijn vreugde' en al mijn liefden liet;
 
om U vertwijflen, moe zijn, hulploos hongeren, om U
 
schreeuwen van uit de diepten ‘Liefde o Liefde, kom, ik dorst’ en niet
 
worden verhoord, nooit diep genoeg verhoord;
 
laat al mijn liefden in Uw vuur vergaan,
 
versla al ijdle Hoop, al zoet Geloven,
 
versla mijn Liefde, zo Ge wilt, en laat me
 
naakter, naakter nog voor U staan.
 
En sla deez naaktheid, Gij
 
die zelf
 
zo wreed, meedogenloos geslagen zijt.
 
Slechts pijn, slechts pijn, pijn van Uw pijn, en in Uw pijnen sterven’.
[pagina 22]
[p. 22]
 
Toen heeft dit wondbaar, naar Uw lìchte hoogten hunkerende kind-hart
 
zó diep en roekeloos met het vermorzeld Christus-Lichaam saamgeleefd,
 
zo diep met deze hoon,
 
zo durend dorst dit hart zijn diepste schoon verlochenen
 
en altijd dieper tot Uw duister in te gaan,
 
dat eenmaal ook zìjn lichaam, huivrend en beschaamd, ontbloeide:
 
vijf rode wonden,
 
vijf donker-rode bloemen die al leven uit hem zogen,
 
vijf bronnen, eindlik, van het dièpst Geluk.
 
 
 
Toen greep - zijn schone ogen door Uw Licht verwoest,
 
zijn teedre handen, en zijn voeten die zo hoopvol snelden
 
naar Uwe verten, door Uw Bloed geschonden,
 
zijn hart met Uwen Dood doorboord -
 
zijn ziel de ziel van 't Zonnelied alom:
 
‘O! broeder Zon, o broeders Boom en Dood,
 
als gij slechts willoos in Zijn Handen leven,
 
beven in Zijne Winden, in Zijn Storm zich haavnen,
 
al leven in dit vuur verteren, gáán,
 
wanneer Hij zegt, ga nu, en doden wat Hij vraagt,
 
en even staamlend zingen mogen als Hij zegt: het worde licht en lente -
 
anders, anders niet’.
 
Toen is de tere huls van 't lichaam
 
snel gebroken; het kòn dit durend vuur
 
niet blijvend hoeden; het keerde weer tot stof
 
gelijk de schaamle hut - dit kort verblijf -
 
waarin hij boette en bad, en soms glimlachend staarde
 
naar 't lieve, vèrre land der hem vervreemde Aarde.
 
Hij was in samen-zijn een stil-bevangen knaap,
 
te téder, en te schuw; en snel
 
- gekweld, en kwellend meende hij - dwaalde hij heen,
 
dieper naar 't ongerepte zingen in hem ingekeerd -
 
dit ver en stil geluk, waarin hij veilig scheen....

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken