Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rekening (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rekening
Afbeelding van De rekeningToon afbeelding van titelpagina van De rekening

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rekening

(1990)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

18

Een failliet raakt in een onbegrijpelijk isolement.

Ik werd, zelfs door heel goede bekenden, met achterdocht behandeld en officiële financiële transacties konden niet meer plaatsvinden. Op zoek naar een huurwoning werd mij om een bankgarantie gevraagd (die ik natuurlijk niet kreeg) en naar mijn inkomen. Weliswaar had ik schaarse inkomsten, maar die kwamen voor het grootste gedeelte bij Liphorst op een bankrekening. Zelfs mijn contacten met de heren die mij morfine verstrekten verliepen. Eén liet mij niet eens meer binnen en zei:

[pagina 82]
[p. 82]

‘Falliet hè? Nee, je krijgt niks meer, ik heb liever geen gedonder met justitie.’

Het gebruik van allerlei pilletjes nam ook af. Enerzijds door de invloed van Gortzak, anderzijds doordat ik er mij steeds suffer door begon te voelen. Ik richtte mij op de fles en raakte in een fase van verdriet overdag en een eufore toestand 's avonds door bier of jenever.

Bij het warenhuis was ik al lang weggestuurd en een uitkering vanwege geestelijke instabiliteit was mij ook al ontnomen omdat de uitkeringsgemachtigde, niet geheel onterecht, meende dat ik de tent had opgelicht. Doelloos ging ik door de dagen waarin ik soms een zwart klusje aannam, maar meestal van de hand in de tand leefde. Ik woonde op kamers die bekenden voor korte tijd leeg hadden staan of logeerde bij oudere dames die mij een dichterlijke natuur vonden hebben.

‘Hoe krijg je dan je post?’ vroeg iemand.

‘Ik krijg geen post. Die gaat allemaal naar de curator.’

‘Maar stuurt hij je die dan niet door?’

‘Hij stuurt niks door. Hij zit in zijn rommelige kantoor links te wezen en zegt als ik hem bezoek vaak: “Nou, bedankt. Volgende week is je faillissement wegens gebrek aan middelen voorbij. Dan kun je je administratie komen halen en verder moet je maar zien. Je moet er rekening mee houden dat sommige schuldeisers je je hele leven blijven achtervolgen.”’

‘Dus je faillissement is eerdaags voorbij?’

‘Was dat maar waar! Mijn curator Liphorst heeft mij al tien keer beloofd dat het over is. Volgens mij blijf ik mijn hele leven failliet.’

‘Je moet naar die vent toe stappen, jôh. Of je moet ‘m aanklagen. Een advocaat nemen...’

‘Dat heb ik 'm al eens gevraagd, maar dat verbiedt hij.

[pagina 83]
[p. 83]

Hij zegt: “We hebben je geld nodig om je schulden af te betalen, we gebruiken het niet voor allerlei chicanes van jou!”’

‘Dan neem je toch een pro deo advocaat.’

‘Daar is Liphorst ook tegen. Hij moet dan een bewijsje schrijven waarin staat dat ik niet in staat ben om zelf een advocaat te betalen, maar ik verdien net genoeg geld.’

‘Dat is toch te gek! Je bent gewoon rechteloos!’

‘Zo is het.’

 



illustratie

 

Het faillissement duurde voort. Soms zag ik Liphorst een jaar lang niet en hoorde ik ook niets van hem. Ik nam baantjes en klusjes aan waarvan Liphorst niets wist, maar wanneer hij erachter kwam liet hij bij mijn (nieuwe) werkgever ook beslag leggen. Zo was ik voortdurend bezig met het verzinnen van nieuwe baantjes om Liphorst zijn beslagleggingen voor te zijn. Na een paar jaar kreeg ik een aangetekende brief van rechter-commissaris Bruin toe Sloetweegen. Of ik bij de rechtbank langs wilde komen; om negen uur 's ochtends, geen minuut later.

Bruin toe Sloetweegen was eigenlijk een aardige man. ‘Hoe moet dat nu verder? U komt hier nooit meer uit op die manier,’ zei hij.

‘Dat weet ik, maar meneer Liphorst zegt eens in de zoveel tijd dat ik word vrijgelaten.’

‘Een faillissement is geen detentie, meneer Mantoua,’ sprak Bruin toe Sloetweegen die vervolgens Liphorst - ambtshalve aanwezig - vragend aankeek. ‘Is het correct wat het failliet beweert, curator?’ vroeg hij.

Liphorst sliste: ‘Geheel onjuist, volkomen incorrect. Ik probeer juist zoveel en zo snel mogelijk geld bij elkaar

[pagina 84]
[p. 84]

te schrapen opdat ik het faillissement kan beëindigen. Helaas heeft het failliet telkens inkomsten verworven die het verzwijgt.’

Bruin toe Sloetweegen wendde zijn hoofd naar mij.

‘Klopt! Ik moet toch ergens van leven, van Liphorst krijg ik geen geld voor mijn levensonderhoud terwijl dat toch in de wet staat. Verder weet meneer Liphorst ervan; ik heb 'm dikwijls gezegd dat ik op die manier wel geld moet verdienen. Hij heeft daarover wel 'ns gezegd: je doet maar; officieel weet ik van niets.’

Liphorst begon weer te slissen, mompelend mij tegen te spreken, pakte vervolgens zijn tas in en betoogde dat hij nu weg moest om bijstand te verlenen aan een arme jongen, die een bom had gegooid naar een of andere ambassade en die al twee weken ‘als een rechteloze stakker in het cachot zat’.

‘Blijft u nog even zitten?’ vroeg Bruin toe Sloetweegen.

We spraken een uur over Franse romans uit de vorige eeuw en de rechter-commissaris besloot het gesprek met te zeggen dat mijn faillissement een onhoudbare en onmogelijke toestand was die zo niet langer voort kon duren. Bruin toe Sloetweegen drukte mij de hand en sprak stellig: ‘U hoort van mij, zo kan dat écht niet.’

 



illustratie

 

Ik hoorde nooit meer wat van de rechter-commissaris totdat ik een brief van een deurwaarder op straat kreeg aangereikt. ‘Eindelijk heb ik u,’ zei de deurwaarder grijnzend. ‘Geen vast adres, hè, maar we weten u te vinden. Een gijzelingetje, dat zult u wel zien wanneer u de brief heeft opengemaakt. Niet best.’

Ik maakte de brief nog op straat open. Rechter-com-

[pagina 85]
[p. 85]

missaris Zwartvuil verzocht mij dringend op die en die dag op de rechtbank aanwezig te zijn. Hij schreef dat ik op twee eerdere brieven niet had gereageerd en dat ik als ik op deze niet zou reageren ‘wij genoodzaakt zijn u als nalatig failliet in gijzeling te nemen’.

Wie was Zwartvuil en waar waren die twee eerdere brieven? Ik kende geen rechter-commissaris Zwartvuil en de genoemde brieven had ik nooit ontvangen.

Twee dagen later kwam aan mijn twijfel een einde. Bijna gegoten in een blazer en een flanel broek stond Zwartvuil, met onheilspellende wenkbrauwen, in de deuropening van kamer 4.03. Hij begon direct te tieren: ‘Dit moet afgelopen zijn, failliet! Dat de inmiddels gepensioneerde Bruin toe Sloetweegen 't allemaal toeliet, was zijn zaak, maar nu is het over. Elke cent gaat naar de curator...’

‘Waar moet ik dan van leven?’

‘Snuit toe! Zielig gedoe hebben we niets mee te maken. Zoontje dood, vader zich van kant gemaakt, heb ik gehoord. Niets mee te maken! Geen enkel leven gaat over rozen. Nog een druggebruiker ook, nietwaar? Er zou een wet moeten bestaan die types als jij levenslang in staat van faillissement moest kunnen houden. Wat zeg ik? Als ik je dossier zie, zal dat vanzelf wel lukken. Maatregelen, maatregelen, Liphorst!’

Ik keek de kamer binnen en zag Liphorst met een iets te nieuw diplomatenkoffertje op zijn knieën zitten. Zwartvuil duwde mij zijn kamer in en sprak op de toon van een militair dienstbevel: ‘Ga daar staan.’

‘Ik gebruik geen drugs meer...’

‘Snuit toe, zei ik. Pak de papieren, Liphorst. We nemen de maatregelen punt voor punt door. En als er ook maar iets misgaat: gijzeling, desnoods een jaar. Aan faillieten

[pagina 86]
[p. 86]

als Mantoua heb ik toevallig vreselijk de pest. De pin op de neus, Liphorst, dat werkt patent bij dit soort. De pin, Liphorst!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken