Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rekening (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rekening
Afbeelding van De rekeningToon afbeelding van titelpagina van De rekening

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rekening

(1990)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

14

Met Peter zou ik een weekje naar Engeland gaan. We lagen samen, heel kuis, in zijn bed, want zijn vriendin was een paar dagen gaan zeilen. Peter las James Joyce.

‘Vind je daar wat aan?’

‘Muh, het is belangrijk, hè.’

‘Dat is waar, maar...’

‘Maar wat?’

‘Ik geloof dat ik zijn boeken vooral mooi vind, omdat je ze mooi moet vinden. Hij hoort in een soort rijtje: Shakespeare, Byron, Vestdijk.’

‘Zo kun je er ook over denken. Heb je al genoeg geld voor de reis?’ vroeg Peter terwijl hij enthousiast een bladzijde omsloeg.

‘De vlucht heb ik betaald en ik heb nog honderdvijfenzeventig gulden.’

‘Honderdvijfenzeventig gulden voor eten, drinken, slapen en ook nog eens boeken kopen?’

‘We zouden toch naar die jeugdherberg gaan? Wat kost die per nacht?’

‘Eén pond. Verder verplicht schrobben en afwassen.’

‘Het zal een beetje krap worden.’

‘Welterusten, jongen. Over precies een week banjeren we door Londen,’ zei Peter die, nog enthousiaster, Joyce dichtsloeg.

 



illustratie

[pagina 66]
[p. 66]

Ik was voor de eerste keer in Londen, maar Peter was er al eens eerder geweest. Hij kende de straten, een goedkope striptease-tent waar naakte meisjes op schommels boven het publiek zweefden en wist precies de dagen waarop in musea geen toegangsgeld werd geheven.

In de jeugdherberg was eigenlijk geen plaats meer, maar Peter was in staat ons, met zijn voortreffelijke Engels, binnen te praten. Onder de wasbakken werden voor ons twee veldbedden neergezet.

De eerste nacht kon ik de slaap nauwelijks vatten. Ondanks het feit dat de herberg duidelijk voor jeugdigen bedoeld was, lagen er op de slaapzaal vooral oudere heren die een kakofonie van gesnurk voortbrachten. Verder kwam de herbergvader om het uur met een zaklantaarn de zaal in schijnen om te zien of er geen meisjes uit een belendende zaal binnen waren geslopen.

Het ontwaken geschiedde met een schok. De herbergvader liep langs onze britsen terwijl hij op een grote, koperen bel sloeg. Beneden werd er in een morsige zaal ontbeten. ‘Je moet worstjes en wit brood nemen, dat is het goedkoopste. Geen eieren; als je daaraan begint in Engeland is je geld zo op.’

Voor het eerst van mijn leven at ik 's ochtends vette worst en brood dat uit kauwgom gemaakt leek. Na het ontbijt kreeg ik een bezem in de hand gedrukt en moest ik de vloer aanvegen. ‘Schiet op,’ zei Peter die klaar was met zijn taak: het zetten van borden in gietijzeren rekken.

Het schemerde nog toen we op weg gingen naar het British Museum. ‘Dat kost tot vanmiddag niets om daar in te komen en ze hebben er ook een speciale kast met

[pagina 67]
[p. 67]

beschadigde catalogi die je voor een habbekrats kunt meenemen. En daarna gaan we met de ondergrondse naar een straat waar je je suf aan ouwe boeken kunt kopen. Verleden jaar kocht ik er een tweede druk van Keats voor anderhalve pond, niet te geloven, jongen!’

Om halftwaalf arriveerden we in ‘de boekenstraat’ - zoals Peter haar noemde - en toen we de eerste winkel binnengingen zei Peter streng: ‘Je hebt het geld voor de jeugdherberg apart gehouden, hè; en ook een pond voor het eten iedere dag, ja toch?’

Ik knikte.

De tweede boekwinkel hoefde ik niet eens binnen te gaan. Buiten lag een rij boeken op planken die door schragen werden gestut. ‘Godverdomme, Peter, moet je kijken! De Complete works van Thomas de Quincey! Wat zou dat kosten?’

‘Het zal wel voorin staan.’

‘Zestig pond, dat is eigenlijk helemaal niet veel.’

‘Maar je hebt 't niet.’

‘Kun jij me niks lenen?’

‘Ik zou wel willen, maar ik heb 't ook niet.’

Gedurende de rest van ons verblijf tobde ik over de aanschaf van het verzameld werk van een schrijver die ik bewonderde. De jaren van een golden credit card en zelfs van bank- of girocheques lagen toen nog in een ver verschiet en daarom bleven de prachtige bandjes, in bruin gestempeld linnen, op hun planken liggen. Een bezoek aan Londen een jaar later geschiedde onder dezelfde omstandigheden. Peter moest erom lachen: ‘Ze liggen nog steeds op je te wachten, jongen, die deeltjes.’

Het geld was er echter nog steeds niet. Ik streelde liefdevol langs de ruggetjes en zag dat het jaar lange verblijf in

[pagina 68]
[p. 68]

de buitenlucht de boeken geen goed had gedaan. ‘Eén deeltje is al een beetje gaan rotten,’ zei ik verontwaardigd.

‘Ze snakken naar je!’

 



illustratie

 

Twintig jaar later zou ik nog geen Complete works van De Quincey bezitten. Weliswaar zag ik enkele keren een set op een veiling of in een catalogus aangeboden, maar daar was de prijs het tienvoudige en op momenten dat ik erop zou hebben kunnen bieden of haar had kunnen bestellen, liet mijn financiële situatie het niet toe. De Quincey's verzameld werk werd een monument van mijn onvermogen om met geld om te gaan of juist van mijn talent in vreselijke omstandigheden te raken.

Eén keer scheen het geluk mij toe te lachen. Ik was bij toeval in een wat ranzig veilinghuis terechtgekomen waar ik de veilingmeester hoorde roepen: ‘Pakkie Engels. Een volledig setje. Effe koekeloeren: De Kwinzie, als ik mij niet vergis.’

Ik voelde opwinding van bijna erotische aard in mij opwellen.

De veilingmeester zette op tien gulden in.

‘Vijftig gulden!’ schreeuwde ik.

‘Wat een enthousiasme,’ fluisterde een bezoeker achter mij.

‘Meneer laat het breed hangen,’ meende de veilingmeester. ‘Biedt iemand meer? Nee?’ Hij hamerde af en op een prachtige zomermiddag sjouwde ik een zware doos, vol De Quincey, over de grachten naar huis.

Tien maanden later werd het verzameld werk, samen met duizenden andere boeken, uit mijn huis gedragen. Een deurwaarder zette streepjes op een papiertje en een

[pagina 69]
[p. 69]

handelaar in een suède jas hield toezicht op het transport. Met gemaakt medelijden in zijn stem zei hij: ‘Sorry, Lothar, we maken allemaal wel eens een beroerde tijd mee. Je moet maar zo denken: met dit faillissement ben je in één klap van je schulden af. Het is eventjes doorbijten, maar je kunt met een schone lei beginnen. Ik weet 't zeker: jou zie ik over een tijdje gewoon weer als koper terugkomen. Je bent een financiële brekebeen, maar aan de andere kant ben je niet gemakkelijk stuk te krijgen. Hebben we alles, jongens? Ja? Kom op, weg wezen!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken