Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rekening (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rekening
Afbeelding van De rekeningToon afbeelding van titelpagina van De rekening

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rekening

(1990)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 118]
[p. 118]

5

Zo'n dertig jaar eerder verhuisden we van het grote huis in de duinen naar de kleine woning aan de straatweg.

Ik moest met een jongere broer een kamer delen. De kamer was niet al te klein, zonnig en zag uit op een bos. Beneden hoorden we mijn moeder de eerste weken af en toe jammeren. Ze sprak tegen zichzelf, maar we hoorden het door de planken heen omdat er nog geen geld voor vloerbedekking was: ‘Misschien had ik 'm niet uit het huis moeten laten zetten. Hij is en blijft mijn man. Hij heeft mij toch maar al die kinderen geschonken en die zijn me allemaal even dierbaar. Ik weet niet hoe ik het rooi, maar de jongens zullen er niks van merken.’

Mijn broers en ik merkten het wel.

Meyer zei: ‘Nou zijn we arm geworden.’

Brit, een andere broer, beweerde: ‘Ze kunnen ons in ieder geval niet failliet verklaren, want dat heeft geen zin. We hebben bijna geen spullen meer, die heeft pa allemaal uiteindelijk toch meegekregen.’

Meyer, met wie ik samen in een stapelbed lag, fluisterde op een nacht toen we beiden niet konden slapen: ‘Ik vind arm wel spannend, altijd rijk is ook niks.’

‘Wanneer gaan we onze kamer een beetje mooi maken?’ vroeg ik aan Meyer.

‘Morgen? Is dat goed?’

‘We hebben zo weinig spullen. Waarom heeft pa onze stoelen en bureautjes meegenomen. Wat moet hij daar nou mee?’

‘Ma zegt dat hij misschien weer een nieuw gezin wil beginnen.’

‘Heeft-ie dan een ander wijf?’

[pagina 119]
[p. 119]

‘Dat weet ik niet.’

‘Beginnen we morgen direct als we uit school komen?’

‘Ja, natuurlijk en dan maken we het gezellig,’ zei ik geeuwend.

 



illustratie

 

Voor de eerste keer richtte ik zelf een kamer in. Beneden verschoof mijn moeder ook de leegte. We hadden bijna geen roerend goed meer; niet eens genoeg stoelen rond de tafel en daarom kocht mijn moeder er twee goedkope, plastic stoelen bij.

Boven vroeg Meyer: ‘Hoe had je 't dan gewild? We hebben dit ouwe bureautje, die twee rotanstoeltjes en het stapelbed. We zijn eigenlijk al klaar.’

‘Ik kan van sinaasappelkistenhout laatjes timmeren. En van een omgekeerde aardappelkist kunnen we een bijzettafel maken. Leggen we er een kleedje over.’

‘Dat is zo armoedig.’

‘Als je maar rijk van binnen bent,’ zei mijn moeder nauwelijks van harte toen ik beneden kwam zeuren dat het zo leeg was op onze kamer.

‘Onze kamer lijkt net een echoput.’

Mijn moeder ging zitten op de nieuwe plastic stoel die kraakte en sprak bespiegelend: ‘Die negers in Nieuw-Guinea hebben bijna helemaal niets. Een elektriciteitspijp om hun mannelijkheid, een hutje onder de palmen en dat is het zo'n beetje. Toch schijnen ze blij te zijn. Ze dansen als gekken rond een kampvuur. Heb ik tenminste gelezen. Waarom zullen we klagen! Als je wat aan de muren hangt, klinkt 't niet meer zo hol op jullie kamer. Liggen er geen ouwe kalenders onder de trap? Of

[pagina 120]
[p. 120]

pak anders die worteldoek, die dempt volgens mij ook lekker. Niet klagen, Lothar, daar schiet niemand iets mee op.’

 



illustratie

 

De eerste maanden van onze armoede waren we solidair met elkaar. We deden de pindakaas heel dun op onze boterhammen, we plakten onze fietsbanden zelf en we zochten samen in folders naar extra-koopjes en ‘prijsknallers’.

Totdat uitgerekend mijn moeder de solidariteit verstoorde: ‘Dit gedoe is niets voor mij. Ik heb het niet zo op rekenen en beknibbelen. Weet je, Lothar,’ zei ze op een middag nadat ik uit school gekomen was, ‘ik ben er gewoon niet aan gewend. Elke cent omdraaien is niets voor mij. Je moet ervoor zorgen, jongen, dat je nooit arm wordt. Je moet geen domme dingen doen en goed met je geld omgaan. Beloof je dat? Het is in je eigen belang.’

Ik beloofde het.

 



illustratie

 

De laatste maanden van Sandors leven werden evenzeer door armoede bepaald. Ik prikte, Mieke dronk, Sandor huilde. Soms - door de verdoving heen - moest ik aan de scheiding van mijn ouders denken en de dingen die misschien nog kwamen. Ik wist eigenlijk zeker dat er verschrikkelijke dingen zouden gebeuren. Ik vermoedde met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een lang leven van financieel gedoe en getob. In de therapeutische jaren met Gortzak gingen de gesprekken daar zo nu en dan expliciet over.

[pagina 121]
[p. 121]

Gortzak meende: ‘Dat zijn de gemakkelijkste problemen. Die kunnen opgelost worden. Geld is tastbaar, wat er in je kop zit is een stuk lastiger.’

‘Het zit juist in mijn kop,’ weersprak ik Gortzak korzelig.

‘Dat kan niet,’ zei hij.

‘U weet blijkbaar alles!’

‘Over geld valt er niets te weten. Geld is betalen. Je slecht voelen, zit in je kop.’

‘Dat denkt u?’

‘Dat weet ik zeker.’

‘Gôh,’ zei ik om van alles af te zijn.

En op de achtergrond analyseerde Gortzak verder: ‘Als je problemen in dubbeltjes en kwartjes zou kunnen vertalen, waren wij niet nodig. Natuurlijk: er valt heel wat af te dingen op het kapitalistische systeem en hoe dat mensen gek maakt...’

‘Maar Freud heeft er zeker niets over gezegd,’ onderbrak ik, weer geheel bij de tijd, de zielsgeneeskundige.

‘Het gaat er niet altijd om wat Freud gezegd heeft. Wat zou Freud bedoeld kúnnen hebben - dat is de vraag waar wij als psychiaters mee bezig zijn.’

‘Ik niet.’

‘Dat hoef je niet steeds te zeggen. Mag ik je een eerlijke vraag stellen?’

Eindelijk, dacht ik. ‘Ja!’ riep ik zo enthousiast mogelijk.

‘Zie je eigenlijk zelf nog iets in die bezoeken hier?’

‘Geen kut.’

‘Dat is grof.’

‘En daarom houd ik ook op met het beklimmen van de trap naar uw praktijk.’

Weinig maanden later kwam het tot een definitieve

[pagina 122]
[p. 122]

breuk tussen Gortzak en mij. Hij onderhield het contact nog even door middel van aanmaningen. Later zou ik over hem schrijven en zodoende kreeg hij gelijk. ‘Ook als je later boosaardig over mij schrijft en mij nooit meer bezoekt, ben je toch nog steeds bezig met de therapie en dus is zij geslaagd,’ zei Gortzak wel eens.

Het gemak van de psychoanalyse: het kopen van een goede vriend. Eigenlijk niet eens een goede - welbeschouwd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken