Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De rekening (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van De rekening
Afbeelding van De rekeningToon afbeelding van titelpagina van De rekening

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (7.42 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De rekening

(1990)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

8

Sedert die avond waren er geen foto's van mijn vader meer. Heel af en toe keken mijn broers en ik nog in de gehavende albums.

Een paar jaar later, een zondagmiddag. Ik zei: ‘Er was nog een album. Dat heeft ma helemaal verbrand.’

Meyer zei: ‘Er zijn meer lege plekken dan foto's.’

We zaten in de tuin. Het was zomer. Mijn moeder stond te strijken in de kamer. De tuindeuren stonden open. We hoorden het sissen van de perslap en hoe ze zachtjes een liedje zong. We konden niet verstaan wat ze zong, maar we voelden op de een of andere manier dat het geen vrolijk liedje was. Pas veel later zou ik de meeste liedjes van mijn moeder terughoren op Italiaanse operaplaten.

‘Weet jij eigenlijk hoe pa er precies uitzag?’ vroeg Meyer. Hij gooide een steentje naar de kat.

‘Zit niet over dat verleden te konkelfoezen en hou op

[pagina 130]
[p. 130]

met die kat te pesten,’ riep mijn moeder uit de kamer.

‘Dat mens heeft poezeoren,’ zei Meyer.

‘Ik ben zijn gezicht al bijna helemaal vergeten,’ antwoordde ik.

‘Misschien is hij wel grijs geworden,’ meende Meyer.

‘Hou erover op, zei ik!’ Kwaad hing mijn moeder de perslap te drogen aan de waslijn.

‘Is hier soms censuur?’ vroeg ik.

‘Gebruik geen woorden die je niet begrijpt. Je doet er beter aan met je huiswerk te beginnen.’ Mijn moeder kwam van woede met een naaldhak tussen twee terrastegels vast te zitten. ‘Die verdomde rottegels kosten mij kapitalen,’ zei ze.

‘We hebben geen huiswerk in de vakantie.’

‘Dan begin je maar vast aan dat van volgend jaar.’

‘Ik ga fietsen,’ zei ik en liep naar de schuur.

 



illustratie

 

Ik fietste door het landschap dat voor mijn jeugd bepalend zou zijn. Eigenlijk wás dit landschap mijn jeugd zélf. Waarom wist ik niet precies, maar ik verlangde naar mijn vader. Echt aardig of lief was hij nooit geweest. Ik miste zijn raadselachtigheid, zijn spannende plannen en de fietstochten. Ik bleef over de duinpaden fietsen totdat het donker was.

‘Hadden we geen horloge bij ons?’ vroeg mijn moeder snibbig toen ik thuiskwam.

Ik liep direct naar mijn kamer. Meyer lag zich te vervelen op zijn bed.

‘Zullen we pa gaan zoeken?’ stelde ik voor.

‘Nu?’

‘Waarom niet.’

[pagina 131]
[p. 131]

‘Hij woont toch niet meer in Nederland? Hij zit toch ergens met een ander wijf?’

‘Zegt ma. Maar wat zou 't? Wil jij hem nooit meer zien?’

‘Het was toch een klootzak, jôh. Hij sloeg ons alleen maar bont en blauw. We mogen hem niet eens bezoeken. Hij is uit de kinderbescherming gezet.’

‘De kinderbescherming heeft hem uit de ouderlijke macht ontzet,’ corrigeerde ik Meyer wijsneuzerig.

‘Is dat dan niet hetzelfde?’

Ik ging op mijn eigen bed liggen. Het werd een heldere zomernacht. Lyrisch floot er een nachtegaal. Langzaam ontwikkelde zich in mijn hoofd een portretfoto van mijn vader. Hij keek vriendelijk. Totdat ik mijn moeder beneden de tuindeuren hoorde sluiten. Toen begon mijn vader bozer te kijken. Even later deed mijn moeder de slaapkamerdeur zachtjes open.

‘Slapen jullie al?’

We antwoordden beiden niet.

Mijn vaders gezicht was plotseling verdwenen.

‘Lig je te piekeren?’ vroeg Meyer.

‘Nee hoor.’

Ik probeerde de foto terug te halen.

 



illustratie

 

De enige herinnering aan mijn vader van enig formaat bleef zijn eiken bureau. Het zou na zijn vertrek in huis blijven staan (op de vraag waarom mijn vader het bij de boedelscheiding niet had meegenomen, had mijn moeder geen antwoord). Toen ik op mezelf ging wonen, mocht ik het van mijn moeder meenemen, maar na verloop van tijd leende ik het uit aan een vriend wiens inte-

[pagina 132]
[p. 132]

rieur semi-antiek was ingericht. In mijn eigen interieur misstond het enigszins. Daarnaast probeerde ik in die tijd mijn vader uit mijn gedachten te bannen.

Toen mijn vader aan zijn einde was gekomen, wilde ik het bureau terug. Het was echter inmiddels in Brabant terechtgekomen. Ik liet het verkassen van het meubelstuk daarom op zijn beloop en zodoende ging het niet mee in het faillissement. Nadat dit opgeheven was en mijn nieuwe grachtenappartement na de talrijke verwikkelingen, oplichtingen en bedrieglijke bankbreuk toch enigszins leefbaar was opgeleverd, bracht mijn vriend het op verzoek terug. Hij was huisarts en sprak met weinig spijt in zijn stem: ‘Ik heb het jarenlang als bureau in mijn praktijk gebruikt. Aan dit meubeltje is wat ellende verteld! Maar het werd toch te klein en te weinig representatief. Met veel plezier geef ik het je terug.’

Mijn vriend de dokter stond met een gehuurd vrachtwagentje voor de deur. We sjouwden het meubel naar binnen, mijn vriend gaf er een klap op en zei: ‘En nu heb ik zin in een biertje. Je moet het wel een beetje in de was zetten.’

 



illustratie

 

Ik besloot het bureau helemaal uit elkaar te halen, alle houtwormgaatjes dicht te maken en het opnieuw te politoeren. Het had nogal veel laatjes en deurtjes. Het viel bij de demontage als een moeilijke puzzel uit elkaar. Toen ik een van de middenladen uit zijn glijconstructie nam, dwarrelde er een papiertje uit. Het voelde glad aan. Ik draaide het om en keek naar een grijze, ten dele vergeelde foto.

Midden in een bos stond een vierkant tafeltje waarop een kleedje lag. Aan weerszijden stonden twee stoelen

[pagina 133]
[p. 133]

van gevlochten riet. Bij de ene stoel was dat duidelijk te zien. Op de andere stoel zat een elegante man die op dandyachtige wijze een sigaret leek te roken. Hij droeg een strak zittend, driedelig kostuum. Ik draaide de foto weer om en ontwaardde enkele tekentjes in vaag potloodschrift. Ik liep naar het raam en las in het volle licht: ‘D. - 1935.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken