Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rock 'n' roll (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rock 'n' roll
Afbeelding van Rock 'n' rollToon afbeelding van titelpagina van Rock 'n' roll

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (17.79 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rock 'n' roll

(1991)–Boudewijn Büch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 236]
[p. 236]

XXVI Sedaka via Wassenaar naar Sodom en Gomorra
Het verlangen naar de wortels

Ik had dus heel graag als vijftienjarige in 1956 willen wonen in Memphis, Tennessee. Door de ruitjes willen kijken bij Sam C. Phillips' onvolprezen Sun-studio op 760 Union Avenue. Door Beale Street willen scharrelen en luisteren naar wdia, waar de dertienjarige Elvis ook naar luisterde. Maar ook de beklemming willen meemaken zoals Peter Bogdanovitch deze zo prachtig toonde in zijn The last picture show (1971). Ofschoon deze film in de literatuur zelden tot het genre rockfilms wordt gerekend - met enig recht; hij speelt omstreeks 1951 en kent veel Hank Williams' country and western in plaats van èchte rock -, heb ik zelden een rolprent gezien die zo overtuigend het klimaat neerzette dat de jaren vijftig kenmerkte. Weliswaar hadden wij in Nederland andere en vooral verlate jaren vijftig, maar we hadden toch iets gemeen met de u.s.a., dat de baas was van de Noordatlantische Verdragsorganisatie en de Marshall-hulp. Muzikaal zouden we zelfs van deze machtige staat een tot op het bot geknechte kolonie worden.

Onze vaderlandse literatuurbeoefenaars hebben nauwelijks oog gehad voor de rockse aspecten van de twee decennia na de oorlog. De gereformeerde bekentenisliteratuur munt bepaald niet uit door pikante beschrijvingen van dancings, jukeboxen en radiostations. Maarten 't Hart deelde mij desgevraagd ooit mee dat aan een stomend harmonium géén r&r viel te ontlokken. 't Hart's en alle andere gereformeerde annex hervormde jeugden werden niet overgoten met een vette rocksaus. De rock and rollp-salm bestaat niet. Elk land krijgt de literatuur en de muziek waaruit het bestaat. Boven de rivieren wil dat zeggen innig vro-

[pagina 237]
[p. 237]

me mannenkoren, beneden de rivieren half schalkse, gezongen roomse pikanterie. Op de kleigrond werden gereformeerde boerenromans geschreven, op de zandgronden en in het Peelse land bloeide de pastoor op in roomse novellen. De neerslag van r&r in de Nederlandse literatuur is gering. Reve had een boek van niveau kunnen schrijven, maar zijn De avonden speelt in het jazztijdperk. Daar waar een immense rijkdom aan rockse tijdsbeelden werd gegeven in Amerika, in Engeland, ja zelfs in Australië (bij voorbeeld Ken Taylor's Rock generation), daar bleef Nederland achter.

Bert Jansen is eigenlijk de enige Nederlandse schrijver die pogingen heeft gedaan. Zijn verslag over een r&r-jeugd in Apeldoorn (Nozzing but ze bloes; later verschenen onder de titel En nog steeds vlekken in de lakens) is in zijn soort een unicum en een meesterwerk. En dan is er uiteraard nog die zinderende, zielsbeklemmende documentaire die Dick Slootweg samenstelde: Ach ja... de jaren vijftig. In dit boek wordt de onsterfelijke zin van H.J. Oolbekkink, filmcriticus van Het Parool, geciteerd: ‘Ik weet zeker dat Elvis Presley geen kwaad kan. Dat gaat allemaal weer over. Vast wel’ (maart 1957). De slogan ‘50000000 Elvis Presley fans can't be wrong’, die afgedrukt stond op een elpee uit 1959, zal Oolbekkink als een zweepslag hebben getroffen.

Welaan! Hoe ervoer ik in dat droeve dorpje aan de Noordzee, Wassenaar, de rock and roll?

In snackbar V. (thans B.) hoorde ik voor het eerst Neil Sedaka zingen. Hij werd door een armpje dat kunstig zijn werk deed in de jukebox van het eethuis op de draaitafel gelegd. Het was maart 1960. Een maand eerder was de plaat die ik bedoel ‘Oh, Garot!’, de hitparade binnengekomen en zou er een half jaar op blijven staan. Ik ging kapot van verdriet, daar aan de Wassenaarse platenautomaat, die met uitgespuwde kauwgom overdekt was en besmeurd met fritessaus. In maart 1990 vierde ik mijn dertigjarig Neil Sedaka-jubileum. Ik draaide ‘Oh Carol’ dertig keer en droeg het hoofdstuk ‘Oh Carol’ uit Sedaka's goudeerlijke gedenkschriften Laughter in the rain, my own story aan een select gezelschap voor.

[pagina 238]
[p. 238]

Neem de tekst van dit lied. Een jongen van twaalf jaar die het genoegen smaakt van een ongelukkige jeugd hoort de tekst die hij later in een maandblad over populaire muziek afgedrukt zal zien. Met behulp van zijn Prisma Engels woordenboek vertaalt hij zo'n beetje:

 
Oh Carol, I am but a fool
 
darling I love you, so you treat me cruel

Dat sublieme slagwerk achter Sedaka's aangeschroefde, opgewonden stemmetje; eigenlijk praat Sedaka op de plaat meer dan hij zingt. Over het ritmische getrappel hoort de luisteraar het prachtige waaah-oehoe!-koortje en niet in de laatste plaats de vondst van de tokkelende violen. De orkestratie was van Chuck Sagle. Het oorspronkelijk ingehuurde, drie meisjes tellende koortje werd vervangen door drie andere meisjes die toevallig in de opnamestudio op bezoek waren. De nieuwe meisjes konden niet zo best zingen. Sedaka vertelde later dat ze een beetje grof en ordinair waren. En juist daarom is ‘Oh Carol!’ zo'n schitterend nummer geworden. Het middendeel, waarin Sedaka een geïmproviseerde tekst zegt, werd tot een klassiek stukje harmony-rock, omdat de meiden zo lekker bleken te kunnen loeien. Co-auteur Howard Greenfield schaamde zich diep voor de opname. Sedaka schreef de melodie in tweeëneenhalf uur.

Hij was op een originele wijze aan zijn unieke sound gekomen, die sedertdien de Sedaka-sound heet. Hij kocht in een platenwinkel de drie nummers die eind 1959 in Europa en Amerika aan de top stonden, bestudeerde deze hits en kwam tot de conclusie: ‘I discovered they had many similar elements; harmonie rhythm, placement of the chord changes, choice of harmonie progressions, similar instrumentation, vocal phrases, drum fills, content, even the timbre of the lead solo voice. I decided to write a song that incorporated all these elements in one record.’

De moeder van Neil Sedaka meende - zo schrijft zoonlief - dat hij er beter aan deed de b-side van het plaatje, ‘One way ticket to the blues’, als hit te promoten. Mam had ongelijk. ‘Oh Carol!’

[pagina 239]
[p. 239]

werd een wereldhit. Neil kocht van blijdschap een Thunderbird met open dak, en na een paar maanden ontdekten wij in dat verre Wassenaar pas dat er op de achterkant van ‘Oh Carol’ een ander nummer stond.

Het moet mei of juni 1960 zijn geweest toen een dorpsgenoot in snackbar V. een kwartje in de jukebox stopte en waarschijnlijk uit pure verveling annex gekkigheid de b-side, ‘One way ticket’ opzette. Wij ervoeren het nummer als een schok; sommigen riepen: ‘Heeft Sedaka een nieuwe hit?’ We renden met onze zakjes frites met mayonaise (pindasaus had nog geen ingang gevonden) naar de jukebox en een jongen zei: ‘Wat is dat een goed nummer, zeg; je kunt de trein echt horen rijden!’ ‘Oh Carol/One way ticket’ is inderdaad een van die zeldzame plaatjes geworden uit de historie van de rock and roll waar de achterkant zich niet voor de voorkant hoeft te schamen.

Neil Sedaka zal tot het einde der tijd vastgespijkerd blijven op zijn lofzang op het meisje Carol. Het meisje heeft bestaan; Neil was verliefd op haar in zijn middelbare-schooljaren. Zij werd geboren op 9 februari 1942 als Carole Klein. In de jaren zeventig zou zij beroemd worden als de zangeres-songschrijfster Carole King. Haar antwoordnummer ‘Oh Neil’, dat vlak na het hitsucces van haar amant verscheen, deed echter niets.

Sedaka's grote succes duurde ongeveer van 1959 tot en met een stukje 1963. Na 1963 ging hij door een diep dal - een diepte die hij nauwkeurig boekstaaft in zijn memoires - om er weer een beetje uit te klimmen in het midden van de jaren zeventig. Sedertdien is hij veel van zijn eigen geluid kwijt. Hij werd een soort Las Vegasartiest met veel koper en met trucjes als het zingen van een duet met Bette Midler (1976). Kortom: de weg van Frank Sinatra, Ray Charles (toch ook niet meer helemaal die oude Ray van vroeger) en Fats Domino (een van de allerbeperktste talenten uit de r & r, maar met een paar mooie goldies). Sedaka is een groot song-writer voor anderen gebleven, maar zijn live-elpees zijn ronduit vreselijk. Ingebed in een Sodom en Gomorra van jakkerend koperwerk verkoopt hij nog slechts misselijke praatjes. De titels van zijn latere elpees getuigen ook niet ècht van de goede smaak: The hungry years (1975) en een jaar eerder Sedaka's back.

[pagina 240]
[p. 240]

Wat blijft er van de op 13 maart 1939 te Brooklyn geboren zanger over indien men zijn oeuvre kritisch beschouwt? Allereerst zijn romantische afkomst. Moeder was een jodin van Russisch-Poolse origine, vader een jood wiens ouders uit Turkije geëmigreerd waren. Voorwaar geen jongen die opgevoed werd tussen koeien en Texaanse cowboyliedjes. Zijn afkomst, en de naar het schijnt daaruit voortkomende melancholie, heeft Sedaka onder andere aan die vreemde ‘sfeer’ geholpen. Vreemd op twee manieren: een grotendeels braakverwekkend oeuvre van na 1963 en zijn tien à twintig absolute toppers. Zelden heeft een Amerikaanse zanger uit de rockperiode zo gevaarlijk tegen het brass-band- en het bigband-geluid aan gehangen als Sedaka. Wat dat betreft is hij, met uiteraard Roy Orbison, uniek. Maar de muziekvriend hoorde het aankomen: Sedaka zou vroeg of laat zwichten voor ronddraaiende spiegelbollen, cheer-leaders met poemen en pluimen op het podium en meer onrockse droefenis.

Een verzamelelpee, met behalve het genoemde goud: ‘Calender girl’, ‘Little devil’, ‘Happy birthday, sweet sixteen’ en het fenomenale ‘Stairway to heaven’ - allemaal, op het laatste nummer na, uitgevoerd met Stan Appelbaum and Orchestra -, is een monument van goede smaak. En met het fenomeen verzamelelpee kan men de rock and roll-liefhebber gek maken. Er bestaan immers van welke grote artiest ook tientallen verzamelelpees die soms onderling maar één nummertje verschillen. De verzamelaar wenst echter ieder nummer van zijn held te bezitten; zelfs zijn meest treurige, kitscherige of totaal mislukte. Een voorbeeld: er bestaan van Sedaka twee dubbelelpee-sets met de titel The Neil Sedaka collection. Beide uit 1974. De sets verschillen hevig van elkaar. De ene is een in Duitsland uitgebrachte verzameling, de andere komt uit Engeland. In zijn eigen discografie noemt Sedaka deze niet, maar wel een in België uitgebrachte elpee of set met de titel... The Neil Sedaka collection. Waarschijnlijk heeft Sedaka het Belgische exemplaar nimmer gezien, want hij vermeldt geen catalogusnummer.

Sedaka heeft nooit een advertentie in grote muziekbladen laten zetten waarin hij protesteerde tegen deze half criminele han-

[pagina 241]
[p. 241]

del, die de oprechte fan met twintig elpees opzadelt waarop bij elkaar twintig keer ‘Oh Carol!’ staat. Wat waren de Rolling Stones toch heerlijke jongens! Die waarschuwden de fans tegen de windhandel van hun voormalige platenmaatschappij Decca. We mochten die platen van Mick Jagger niet meer kopen. We deden het stiekem toch, omdat we niets wilden missen.

Het enige voordeel van de stapel elpees met talloze doublures is dat men kennis kan nemen van Sedaka's onvermogen om hits van anderen op ook maar enigszins draaglijke wijze (na) te zingen. Het is bij voorbeeld vreselijk om te horen hoe hij Paul Simon's ‘Bridge over troubled water’ verkracht, dat hij in 1974 aan de zwarte groeven toevertrouwde. Men kan uit Sedaka's onvermogen tot recoveren concluderen dat hij werkelijk een eigen geluid had. Bijna al zijn beroemde songs schreef hij, steeds in samenwerking met Greenfield, zèlf. Een uitzondering was ‘One way ticket’, dat door het duo Hunter/Keller werd geschreven, maar zeldzaam goed paste in het idioom van Sedaka.

Ofschoon aan ‘Oh Carol’ - dat, maar dit voor de preciezen, gespeld wordt als ‘Oh! Carol’, ‘Oh Carol!’ of ‘Oh Carol’ - twee hits voorafgingen, valt de gehele essentie van Sedaka op dit plaatje en de bewonderenswaardige achterkant ervan te beluisteren. Toch wordt er in de literatuur verschillend over Sedaka geoordeeld. De originele scribent Peter E. Berry negeert hem bijna in zijn ...And the hits just keep on comin'. Savile en Jasper zien hem als een klassieke rocker, en Ian Whitcomb doet een beetje zuur over hem in Rock odyssey en noemt hem een ‘songsmith’, maar Dick Clark schrijft waarschijnlijk het dichtst bij de waarheid. Clark betoogt dat Sedaka buitengewoon veel talent had, maar dat zijn eigenzinnige sound de luisteraars op een gegeven moment ging vervelen. Sedaka zou deze opvatting later delen: ‘I blew it!’

En hoe is de wereld nu gekomen aan dat prachtige, hypomane gejammer van Neil? Uslan/Solomon/Clark in The first 25 years of rock & roll: ‘In 1955 luisterde de vijftienjarige Neil in een pizzatent naar de jukebox. Hij hoorde “Heart angel” van de Penguins en rende naar huis om zijn songschrijversvriendje Howard Greenfield het nieuws te vertellen: “Howie! Ik heb iets fantastisch gehoord. Ze noemen het rock and roll!!”’

[pagina 242]
[p. 242]

Vijf jaar later rende ik naar huis om mijn moeder te vertellen dat ik iets schitterends had gehoord: rock and roll van Neil Sedaka. Toen ik de keuken binnenkwam, zag ik mijn moeder stamppot stampen. Het had geen zin om van mijn geestdrift te verhalen. Ik klom naar mijn kamertje en sloot Sedaka in mijn hartje. Twee weken later had ik genoeg geld verdiend met autowassen en kocht ‘Oh Carol’ met aan de andere kant ‘One way ticket to the blues’. ‘Lonesome town, Heartbreak hotel’. Dat zong het achtergrondkoortje minstens vijftigmaal per dag op mijn kille kamertje onder de dakspanten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken