Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lexicon der poëzie (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lexicon der poëzie
Afbeelding van Lexicon der poëzieToon afbeelding van titelpagina van Lexicon der poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.73 MB)

Scans (6.38 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lexicon der poëzie

(1968)–C. Buddingh'–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 162]
[p. 162]

T

Tanka Japanse versvorm, bestaande uit vijf regels, waarvan de eerste en derde 5 lettergrepen tellen en de andere 7, zodat het hele gedicht uit 31 lettergrepen bestaat. Als voorbeeld de vertaling, door Babette Deutsch, van een tanka van de Japanse dichter Okura:

 
Since he is too young
 
To know the way, I would plead:
 
‘Pray, accept this gift,
 
O Underworld Messenger,
 
And bear the child pick-a-back.’

Tautologie ook wel: synonomie: stijlfiguur waarbij een bepaald begrip twee maal in andere woorden wordt uitgedrukt, bijv.: enkel en alleen. In de poëzie vaak gebruikt om een bepaalde sfeer op te roepen of een bepaalde nadruk te leggen:

 
Ah de muis in haar hand de beminde
 
Die klautert en klimt
 
In haar adem
 
 
 
H.C. ten Berge ‘Dorp in lentestemming’
 
Hij denkt: ‘Ik ken deze alle, heel die schaar
 
van blikken die onlesbaar verder vragen
 
 
 
E. du Perron ‘De wachtende’

Telestichon kort gedicht waarin de laatste letters van de regels, van boven naar onderen gelezen, een woord of meerdere woorden vormen.

[pagina 163]
[p. 163]

Terpischore Muze van de reidans en het koorgezang, later ook van de danskunst in het algemeen; wordt afgebeeld met een lier.

Terza rima uit Italië stammende versvorm, waarin o.a. Dante zijn Divina Commedia schreef, opgebouwd uit telkens drie vijfvoetig-jambische regels met een extra onbetoonde eindlettergreep. Het rijmschema is a b a, terwijl de middelste regel van elk couplet met de eerste en derde van de volgende rijmt; voor drie coupletten wordt het rijmschema dus: a b a / b c b /c d c. In onze letterkunde o.a. in Potgieters Florence en in Van Eedens Lied van Schijn en Wezen.

Als voorbeeld, van Van Eeden:

 
Het was lang stil, - een jaar, - weer staan mijn dennen
 
in witten pronk van rijp, die hun gesuis
 
verstommen doet, de witte neevlen wennen
 
 
 
weer 't leven zachtjes aan zijn winterkluis,
 
blauw stralen d'astertjes nog en nog rooden
 
de rozebottels rond mijn kleine huis.
 
 
 
Maar schoon des zomers hooge lusten vloden
 
en 't al verwintren wil, gaat binnen-in
 
iets stadig stroom-op in des levens nooden,
 
 
 
en is nu jonger dan in jeugdbegin.
 
Al rijker word ik, en doe enkel schenken,
 
al jonger, tegen 't tij der jaren in,

Terzet zie: Terzine

Terzine drieregelige strofe, speciaal ook: de drieregelige strofen in een sonnet, die dan tezamen het sextet vormen.

Tetrameter een uit vier versvoeten bestaande dichtregel, bijv.:

 
De winter en mijn lief zijn heen.
 
Er zit een merel op het dak,
[pagina 164]
[p. 164]
 
zijn keel beweegt, zijn snavel beeft
 
alsof hij in zichzelve sprak.
 
 
 
M. Vasalis

Thalia de Muze van het blijspel en het herdersdicht, afgebeeld met klimopkrans, thyrsusstaf en komisch masker.

Thesis in een versvoet: de niet, of zwak beklemtoonde lettergreep.

Threnodie in de klassieke Griekse dichtkunst: klaagzang voor de doden. Klaaglied, rouwlied.

Tmesis het scheiden van een samengesteld woord door een ertussen geplaatst woord:

 
‘Schraap en droog mij op uw moederschoot en
 
spreid’ zo jammert hij, ‘mij voor
 
uw warme, spreid mij’ jammert hij,
 
‘spreid mij voor uw warme
 
haard’ jammert hij baarloos in je rode oor.
 
 
 
Leo Vroman ‘Publiek’

Topos vast cliché, denk- of uitdrukkingswijze, meestal uit de klassieke literatuur afkomstig en van de laat-latijnse literatuur overgenomen door de literatuur van Middeleeuwen, Renaissance en Barok. De term - afkomstig van de Romanist Ernst Robert Curtius - is vooral voor het onderzoek naar traditie en oorspronkelijkheid in de poëzie van groot belang gebleken. Zo was bijv. het poëtisch thema van het ‘lieflijke landschap’ met zijn coulisse-achtige enscenering van murmelende beekjes, gezang van vogels enz., eeuwenlang een vaststaand thema dat, in allerlei variaties, tot in de modernste poëzie wordt aangetroffen.

Toppenvers accentvers, zie aldaar.

Triad in de klassieke Griekse dichtkunst een groep van drie lyrische coupletten: de strofe, de antistrofe en de epode. O.a. bij Simonides en Pindarus.

[pagina 165]
[p. 165]

Tribrachys uit drie korte (klassieke prosodie) of onbeklemtoonde (Westerse prosodie) bestaande versvoet; komt alleen voor in combinatie met andere voeten.

Trimeter uit drie versvoeten bestaande dichtregel, bijv. in Jan Engelmans ‘Ik stond op hooge bergen’:



illustratie

Triolet gedicht van acht regels met slechts twee rijmklanken, waarbij de eerste regel herhaald wordt in de vierde en zevende en de tweede regel in de achtste; het rijmschema is: a b a a a b a b. Als voorbeeld dit triolet van Thomas Hardy:

 
How great my grief, my joys how few,
 
Since first it was my fate to know thee!
 
- Have the slow years not brought to view
 
How great my grief, my joys how few,
 
Nor memory shaped old times anew,
 
Nor loving-kindness helped to show thee
 
How great my grief, my joys how few,
 
Since first it was my fate to know thee?

Triplet drie opeenvolgende, een geheel vormende, rijmende versregels; door dit opeenvolgende rijm onderscheidt het triplet zich dus van terzine en terza rima.

 
Ik lijk op Harold Lloyd, maar in het leelijk dan,
 
Want Harold Lloyd is een begeerlijk man
 
Hetgeen ik van mezelf niet zeggen kan.
 
 
 
J. Greshoff ‘Cinema militans’

Tristichon strofe van drie regels.

[pagina 166]
[p. 166]

Trochee uit twee lettergrepen bestaande versvoet, waarvan de eerste de klemtoon heeft. Ligt evenals de jambe sterk in onze spreektaal verankerd, zo zijn gewone zinnen als: ‘Kunt u mij ook aan een vuurtje helpen?’ en ‘Zal ik u eens zeggen wat u doen moet?’ vijfvoetige trocheeën. In onze poëzie veelvuldig gebruikt:



illustratie

A.E.M. Pareau ‘Zondag’


illustratie

Rutger Kopland ‘Weggaan’

Troop (ook: Trope) figuurlijke uitdrukking, overdrachtelijke zegswijze; de term wordt tegenwoordig meestal vervangen door: stijlfiguur.

Troubadours Zuid-Franse (Provençaalse) dichters uit de elfde en twaalfde eeuw, die aan de hoven der vorsten leefden en de hoofse liefde in hun werk bezongen en verheerlijkten. In tegenstelling tot de jongleurs schreven zij hun verzen zelf en componeerden er ook zelf de muziek bij; K. Vossler noemt hen: ‘die ersten Träger des europäisch-modernen Bewusstseins vom Persönlichkeitswerte des Stiles.’ Hun kunst breidde zich later zowel naar het zuiden (Spanje, Italië) als naar het noorden uit, waar zij zeer grote invloed uitoefenden op de Duitse minnezangers. Hun voornaamste versvorm was de canzone, doch daarnaast beoefenden zij ook andere genres, w.o. de sirvente, die een politiek karakter droeg en soms tegen de kerk was gericht. Hun poëzie was voor een groot deel een cultus van de vorm, maar doordat elk vers bestemd was om ge-

[pagina 167]
[p. 167]

zongen te worden bereikten zij in hun beste werk een onovertroffen combinatie van muzikaliteit, concisie van uitdrukking en oorspronkelijkheid van strofenbouw. Hun invloed op de Franse en Italiaanse poëzie was aanzienlijk. Dat zij nog steeds een levende inspiratiebron vormen blijkt o.a. uit de verzen en kritische geschriften van Ezra Pound. Enkele van de beroemdste troubadours, die in het noorden van Frankrijk trouvères werden genoemd, waren: Bertran de Born, Peire Vidal, Joufré Rudel, Bernard de Ventadorn, Guillem Figuiera en Arnaut Daniel.

Trouvère zie: Troubadour

Tijdvers zie: Chronogram


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken