Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lexicon der poëzie (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lexicon der poëzie
Afbeelding van Lexicon der poëzieToon afbeelding van titelpagina van Lexicon der poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.73 MB)

Scans (6.38 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lexicon der poëzie

(1968)–C. Buddingh'–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 169]
[p. 169]

V

Vaganten rondtrekkende middeleeuwse studenten, ook wel goliarden genaamd. Voor hun poëzie, zie: Carmina Burana.

Val zie: Volta

Vates oorspronkelijk: waarzegger die zijn voorspellingen in verzen deed. Dichter of bard, in het bijzonder een goddelijk geïnspireerde, die in zijn poëzie in de toekomst zou schouwen. Vergilius werd eeuwenlang als een vates gezien, omdat hij in zijn Vierde Ecloge de geboorte van een kind had aangekondigd, dat de Gouden Eeuw op aarde terug zou brengen; hierin zag men later een heidense voorspelling van de geboorte van Christus.

Vergelijking de eenvoudigste metafoor in de poëzie, waarin het object en het erbij behorende beeld worden verbonden door ‘als’ of ‘zoals’:

 
De bus rijdt als een kamer door de nacht.
 
 
 
M. Vasalis
 
Op fietsen als voorwereldlijke herten
 
Trekken de badershorden grimmig voort.
 
 
 
L.Th. Lehmann

Verisme de Italiaanse term voor naturalisme: de opvatting dat de literatuur onopgesmukt realisme moet geven, ook de minst aantrekkelijke kanten van het bestaan.

Vers 1. gedicht. 2. versregel.

Vers de société gelegenheidsgedicht, van luchtige aard,

[pagina 170]
[p. 170]

waarin zaken die de hogere maatschappelijke kringen bezighielden op geestige wijze werden verwoord. Vooral in Engeland tijdens de ‘Restoration’, o.a. bij George Wither, John Wilmot; in Frankrijk o.a. bij zulke uiteenlopende dichters als Marot en Scarron.

Versificatie versbouw.

Vers libre zie: Vrije vers

Verspringend rijm hiervan spreekt men wanneer er binnen een strofe of strofenpaar meer dan twee rijmklanken zijn en de rijmende regels door meer dan één regel van elkaar zijn gescheiden, bijv. bij een rijmschema a b c a b c; dit verspringende rijm treft men voornamelijk aan in het sextet van een sonnet:

 
Je kinderhart, je blonde Rubens-vormen
 
zijn dan verlept: je bent een oude vrouw,
 
een oude en domme vrouw, die snottrend snikt -
 
 
 
Onhandig bij dit eind als bij de stormen
 
van vroeger, maar als vroeger blindlings trouw
 
aan 't krimpend lijf dat zwak mijn ziel uithikt.
 
 
 
E. du Perron ‘Voor S -’

Versvoet elk van de gelijke delen waarin een versregel metrisch kan worden verdeeld. Een regel als:



illustratie

M. Vasalis

bestaat dus uit vijf jamben; een regel als:



illustratie

C. Buddingh'

uit vier amfibrachen.

Verzetspoëzie in het bijzonder: de tijdens de jaren van de Duitse bezetting in handschrift, op pamfletten, als

[pagina 171]
[p. 171]

vliegende blaadjes en in ondergrondse kranten verspreide gedichten waarin tegen de vijand werd geageerd. In meer algemene zin: alle poëzie waarin een verdrukte minderheid zich tegen haar machthebbers te weer stelt.

Als voorbeeld van zo'n ‘algemeen verzetsgedicht’ het ‘Verzetsgedicht’ van Sybren Polet:

 
Knorknor. Huid, haarloos, van terlenka;
 
woord, knalpot open, door encyclopedisch landschap;
 
dagmerries, doodblauw, van georganiseerd geluid:
 
reklameboeren, literasten, handradioten.

Villanelle lyrische versvorm, speciaal voorkomend in de pastorale poëzie; bestaat uit vijf strofen van drie regels, die worden afgesloten door een kwatrijn. Er mogen slechts twee rijmklanken in worden gebruikt, terwijl de eerste en derde regel van de eerste strofe in de volgende coupletten afwisselend als refrein worden gebruikt en beide, in het kwatrijn herhaald, als afsluiting dienen.

Virelai term die wordt gebruikt voor twee, voornamelijk in de Franse poëzie voorkomende versvormen. 1. kort gedicht, dat slechts twee rijmklanken heeft en waarvan de eerste twee regels van het openingskwatrijn in de volgende coupletten afwisselend als refrein worden herhaald. 2. gedicht bestaande uit strofen van telkens twee lange, met elkaar rijmende regels en twee korte, met elkaar rijmende regels; de korte regels van de ene strofe rijmen weer op de lange regels van de volgende, terwijl in de laatste strofe de korte regels hetzelfde rijm hebben als de korte regels van de eerste strofe. Als voorbeeld een deel van het ‘Virelai de la belle damoiselle’ van de veertiende eeuwse dichter Eustache Deschamps:

 
Sui je, sui je, sui je belle?
 
Il me semble à mon avis,
 
Que j'ay beau front et doulz vis
[pagina 172]
[p. 172]
 
En la bouche vermeillette:
 
Dictes moy se je sui belle.
 
 
 
J'ay vers yeulx, petits sourcis,
 
Le chief blont, le nex traitis
 
Ront menton, blanche gorgette:
 
Sui je, sui je, sui je belle?
 
J'ay dur sein et hault assis,
 
Lons bras, grestes doys aussis
 
Et, par le faulx, sui gresette:
 
 
 
Dictes moy se je sui belle.
 
J'ay piez rondes et petiz
 
Bien chaussans et biaux habiz.
 
Je sui gaye et foliette:
 
Sui je, sui je, sui je belle?
 
etc.

Virgule verticaal of schuin streepje dat gebruikt wordt om de verdeling van een versregel in voeten aan te geven: | of /.

 
Soms ga | ik met | mijn Ko|dak er | op uit
 
 
 
Gaston Burssens

Visserszangen vorm van pastorale poëzie, waarin de idylle niet rond herders, doch rond vissers wordt opgebouwd; bij ons in het begin van de achttiende eeuw o.a. bij Wellekens, Langendijk en Lucas Schermer.

Vitalisme stroming in de Nederlandse poëzie tussen de beide wereldoorlogen, waarvan Marsman de woordvoerder en voornaamste vertegenwoordiger was: ‘De waarde van een kunstwerk zal worden bepaald door de mate waarin intens leven in intense poëzie is omgezet, maar de áárd van het leven, vóór en ná de kunstdaad, is indifferent. De intensiteit beslist, niet het morele gehalte.’ (Verzameld Proza). Een typisch voorbeeld van vitalistische poëzie is Marsmans ‘Lex Barbarorum’:

[pagina 173]
[p. 173]
 
Geef mij een mes.
 
ik wil deze zwarte zieke plek
 
uit mijn lichaam wegsnijden.
 
 
 
ik heb mij langzaam recht overeind gezet.
 
 
 
ik heb gehoord dat ik heb gezegd
 
in een huiverend, donker beven:
 
ik erken maar één wet:
 
léven.
 
 
 
allen, die wegkwijnen aan een verdriet,
 
verraden het en dat wil ik niet.

Volrijm hiervan spreekt men als niet alleen de beklemtoonde eindklinkers doch ook de daaropvolgende medeklinker(s) of klanken rijmen: rood - vloot; baard - paard; geven - leven; kinderen - vlinderen.

Volta ook wel: chute, of val: de wending in sfeer, gevoelsinhoud of gedachte in een sonnet, meestal voorkomend na de overgang van het octaaf (de beide kwatrijnen) naar het sextet (de beide terzinen). Als voorbeeld ‘Soldaat’ van Gerard den Brabander:

 
Zie: het geweld viert met zijn zwaard en kwasten
 
Zijn vrijen Zondag. Ach! zijn kleine meid
 
Pronkt in de stad graag met d'autoriteit
 
Van zijn sjako, zijn sabels en zijn kwasten.
 
 
 
Het is een wonder, hoe soms harten pasten:
 
O! die romans van strijd, heldhafigheid,
 
Waar z'in haar dienst, in scheemren avondtijd,
 
Haar smachtend hart zo kostlijk op vergastte!
 
 
 
Maar o! ontnuchtring! ééns komt aan den tijd
 
Van pracht en praal en aan de majesteit
 
Van d'uniform een kaal en mager einde:
[pagina 174]
[p. 174]
 
Hij vroeg met smart, waarom zóó plotsling kwijnde
 
De liefde van zijn enthousiaste meid
 
Nu hij als slagersknecht dit leven wilde einden.

Vrouwelijk rijm hiervan spreekt men als de beklemtoonde rijmende lettergreep door een onbeklemtoonde wordt gevolgd: haven - graven; spelen - kwelen.

Vrije verzen naar het Franse ‘vers libre’: al die poëzie waarin geen vaste strofische vormen en geen vaste metrische schema's worden gebruikt; in bijna alle gevallen ontbreekt ook het eindrijm. ‘Vrije verzen’ is eigenlijk een contradictio in terminis: zoals T.S. Eliot heeft gezegd, bestaat het vrije vers eigenlijk niet: in het strofisch en metrisch gebonden vers heeft de dichter de steun van de vorm, in het vrije vers moet hij zelf zijn eigen vorm bouwen. In Frankrijk bij de symbolisten in de tachtiger jaren van de vorige eeuw sterk naar voren gekomen, in Amerika bij Walt Whitman, hoewel het ook daarvoor incidenteel al door diverse dichters was gehanteerd. In de poëzie sedert de eerste wereldoorlog (in ons land: sedert de tweede) de meest gebruikte vorm, die een schier eindeloze mogelijkheid tot variatie openlaat. Als voorbeeld - één uit duizenden - Remco Camperts

Koud is alles
 
Koud is alles.
 
Kwaadaardige honden zwermen om de vijver -
 
niemand durft brood te werpen.
 
 
 
Wist ik nog maar
 
een zomerdag van vroeger,
 
de geuren en gebaren van de wulpse wind.
 
Ja, ik sprong over een kuil,
 
viel met mijn handen in een glasscherf -
 
bloed in het zand.
 
Oh, het wilde westen van mijn jeugd,
[pagina 175]
[p. 175]
 
kleine Indianen, gesteiger van fietsen
 
en heel de dag
 
knetterden de klappertjespistolen.
 
 
 
Koud is alles nu
 
voor de verdrietige koukleum.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken