Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jet (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jet
Afbeelding van JetToon afbeelding van titelpagina van Jet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

Scans (61.39 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

G. Westermann



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jet

(1916)–Lize Bührs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 60]
[p. 60]

VII

‘Nog één maand, dan zing 'k mijn hoogste vrijheidslied! Stel je voor: niet meer naar school, geen lessen leeren, niet onder-de-plak zitten, geen strafwerk maken,’

Jets oogen tintelden van voorpret en ze nam woest de kat op, die doezelig van 'n dutje op 'r zachte pootjes kwam aangetippeld uit één der eetkamer-ramen, welke zich openden op den tuin.

‘Dolletjes, hè Miet? Net zoo'n vrij leventje als jij, klein kattekoppie!’ Ze zette spartelende, zwarte Miet op haar schouder, liet 'r springen op 't tuintafeltje, toen over haar arm op den grond.

‘Begrijp jij Truus, dat er kinderen zijn, die huilen, heusch, tranen-met-tuiten huilen, als ze van school gaan?’

Truus vond 't niet erg onbegrijpelijk. ‘Ze denken er allemaal niet zoo onverschillig over als jij. 't Schoolleven heeft toch ook veel prettigs.’

‘Wat je maar prettig noemt; jij bent gauw tevreden...’ Jet schommelde met haar tuinstoel, die sporen droeg van 'n tamelijk onzachte behandeling.

Het algemeen-geschiedenisboek, dat, opengeslagen bij 't hoofdstuk der Fransche revolutie, op haar schoot lag, patste op den grond. Jet liet 't liggen; 't ‘vrijheidstijdperk’, dat aanstaande was, intresseerde haar op 't oogenblik héél wat meer.

Truus bracht 't theeblad buiten, zette 't op de rieten tafel, met hei-rood kleedje, dat Jet in 'n vlaag van handwerkijver met witte sterren had bewerkt.

'n Vroeg-zomersche avond was 't; geen blaadje ritselde in de stille schemering.

‘Heerlijk in den tuin, hè?’ genoot Truus.

‘Ja; straks halen we de schemerlamp en dan blijven

[pagina 61]
[p. 61]

we den heelen avond hier zitten,’ voorspelde Jet, die niet minder dan Truus van huislijke gezelligheid hield.

Ze zaten op 't plaveisel vóór de eetkamer, waar Jo was achtergebleven, om harmoniewerk te maken. Zus, achter 'n poppenwagen kuierend door den tuin, hield lange gesprekken met de poppekinders. Onder den breedgetakten noteboom zat Tientje haar les te leeren. Ze had ‘Miet’, die Jets hardhandigheden angstig ontvlucht was, op schoot genomen.

Mevrouw Vermeulen, die had geholpen met tafelafnemen, kwam ook buiten.

‘Zeg Vader,’ richtte zich Jet ineens tot Dokter Vermeulen, die de zooeven gebrachte krant ontvouwde, ‘wat gaat u eigenlijk met me uitvoeren, als 'k voor goed thuis kom?’

‘Met jou? Je gaat net als Truus 'n jaar buitenslands... Of wil je studeeren; zooals Jo?’ vroeg Dokter Vermeulen, terwijl z'n blik gleed over de advertenties en dan even plagend opkeek naar Jet.

‘Maar Vader, 'k wou liever!’

‘Gaat zij óók naar Honnef?’ vroeg Truus.

‘Daar beviel 't jou immers zoo goed?’

‘O, 't was er éénig; ik denk 'r nog zoo dikwijls aan terug.’

‘'k Zou duizendmaal liever naar Engeland willen dan naar 't moffenland,’ beweerde Jet. ‘Engelschen zijn zulke leuke typen. Als ik vreemdelingen in stad zie en 'k veronderstel maar dat 't Engelschen zijn, ga 'k vlak bij ze loopen, om 't gesprek af te luisteren.’

‘Toppunt van beleefdheid!’ riep Jo van uit de eetkamer.

‘Kind, bemoei jij je met je notenrommel,’ gaf Jet terug... ‘Maar heusch,’ zette ze haar beweringen voort, ‘ze doen zoo komiek; ze vinden alles ‘awfully nice’ of ‘so quite

[pagina 62]
[p. 62]

Dutch’, alsof dat iets vreeselijk wonderlijks is. En dan gluren ze door zoo'n halven bril.’

‘“Monocle” bedoel je,’ hielp Truus, zonder op te zien van haar houtsnijwerk, 'n presenteerblaadje, waaruit ze kleine hoekjes kerfde, die wipten op 't tafeltje. En Jet schwärmde door over de Engelschen. ‘Ze kleeden zich heel anders dan wij, lang niet zoo opgeprikt, veel onverschilliger: groote, wijë geruite mantels, kleine onooglijke hoedjes, voiles met dikke moezen. 't Zijn wezenlijk komiekelingen...’

‘Kindlief,’ bracht Dokter Vermeulen kalmeerend tusschenbeide, ‘me dunkt, je bent komiek genoeg.’ En toen met 'n knipoogje: ‘Als we je onder Engelschen stuurden, zou er later misschien totaal geen huis met je te houden zijn!... Trouwens, 'k heb al met Moeder besproken, dat ze naar Honnef zou schrijven.’

‘Hè... Gòs...,’ was al wat Jet zei en ze bukte naar haar geschiedenisboek, neuriënd 'n weemoedig Engelsch wijsje:

 
....‘Nothing is faithful, nothing true
 
In Heav'n or earth, but God and You!’

Met 'n overdreven uithaal ineens van: ‘You!’

‘Zeg, wie is die “you”?’ klonk 't quasi-belangstellend van Jo's kant.

‘Jij!’ snibde Jet in de richting van de eetkamer, en ze raapte haar boek op.

... O die reis over zee naar 'n wereldstad als Londen, was zóó'n illusie en illusies-offeren was eigenlijk nog erger dan 't verloop bestudeeren van de Fransche revolutie!

‘Hoor die Zus...’ Truus stootte stilletjes Jet aan en beiden luisterden 'n geducht standje af, dat Zus uitdeelde aan 'n pop, slap afhangend aan haar hand.

‘... Ondeugend nest, om op 't gras te loopen! Hoe

[pagina 63]
[p. 63]

dikwijls heb 'k je dat al verboden? Hier, je verdient 'n tik om je ooren!...’

‘Au!!!’ riep Jet pijnlijk, om 't effect te verhoogen.

Zus, uit haar rol gevallen, keek verbaasd om.

 

'n Paar dagen later kwem Jet van school gestormd.

‘Moeder, hebt u al naar Honnef geschreven?’

‘D'r is werkelijk nog geen oogenblik tijd voor geweest,’ verontschuldigde Mevrouw Vermeulen.

‘Goddank!’ Jet liet zich op den divan vallen. De ijlbode kwam niet te laat! Ze haalde diep adem en begon te vertellen, waarom ze zich zoo ‘dóódelijk had gerept’. Alle redenaarstalent mocht wel aangewend; om de maan was 't geen kleinigheid, Vader en Moeder van 'n eenmaal genomen besluit af te brengen; bij zooiets moest je je woorden wikken en wegen.

‘Ja... weet u... 'k heb 'n ander plan, 'n pràchtig plan... Ik ga niet naar Honnef.’

‘Hè Jet, waarom ben je toch altijd in de contramine? 'n Ander zou dankbaar zijn, en jij...’

‘Kom, nee Moeder, laat me nu uitpraten.’

Jet gooide haar mantel, waarin ze beweerde ‘weg te smelten’ af, waaide met 't geel-zijden divan-kussen vóór haar hooggekleurde wangen.

Ach, al die inleidingen en voorredenen hielpen geen centimeter verder! Dan maar meteen met den aap uit de mouw!

‘Jenny Hooydonk gaat naar Londen, ziet u; 't zou prachtig zijn, wanneer ik...’

‘Als 'k niet dacht, dat 't over Londen zou gaan.’

‘En,’ deed Jet druk, alsof ze niet in de rede was gevallen, ‘als u nu aan Vader vroeg, of 'k mee mocht. Wat kan 't u schelen, of ik goed Duitsch of goed

[pagina 64]
[p. 64]

Engelsch spreek en of 'n Engelsche of 'n Duitsche madame me 't huishouden leert. 't Zou dòl zijn, Moeder; denk er u eens in!’

Jet sloeg met beide handen op haar knieën. ‘Met Jenny sámen!’ En toen kalmer: ‘'t Is ook heel geruststellend voor u, hè?... 'k Mocht eens ziek worden.’

‘Kijk ze haar Moeder om den vinger winden!’

‘Bent u dan niet altijd gruwelijk bezorgd voor ons?’

‘En ik dacht, dat je dat juist overdreven vond?’

‘Nou ja... Nu vind ik 't eens niet overdreven. Dat moet u pleizier doen.’

‘'k Zal 'r eens over nadenken,’ zei Mevrouw Vermeulen.

Jet begon meer hoop te koesteren.

De eerste dagen hoorde ze er niets van, tot op 'n Donderdagmorgen Jenny op school heel gewoon en lakoniek vroeg: ‘Zeg, weet je, dat gisteren je Pa bij ons is geweest?’

‘Ben je gèk?’

‘Ja heusch; 't is waar; bij Pa op 't kantoor.’

‘Dan komt 't er van! Kind, dan komt 't er van!’ Jet kneep in Jenny's arm.

‘Waarom? Wat doe je idioot!’

‘Dat 'k met jou naar Londen mag!!...

En Jenny èn Jet moesten dien dag 'n uur schoolblijven, wegens wanordelijkheid in de klas. Jet deed 't met graagte! Als ze maar even opkeek en zag Jenny's rug en dacht: ‘de kansen stijgen, dat wij samen naar Londen gaan,’ dan pende ze met plezier neer 't werkwoord: ‘faire attention’, goot 't vlot in alle denkbare vormen, had alleen maar éven bekoring op dien gebogen wit-geblousden rug te springen en haar blijheid uit te vieren!

Mevrouw Vermeulen zou, indien ze had geweten, dat

[pagina 65]
[p. 65]

Jet moest nablijven, en niet aan den wandel was geweest, of repetitie had gehad, den gunstigen uitslag van haar man's bezoek bij mijnheer Hooydonk, zoo gauw niet hebben verteld. Nu werd Jet met de heuglijke tijding ontvangen.

‘Je moogt Vader wel dankbaar zijn,’ vond Moeder.

Jet was 't er gloeiend mee eens; ze liep de huiskamer uit naar 't kantoortje, waar Dokter Vermeulen voor z'n bureau in heel andere zaken dan Jets illusie's over Londen verdiept zat. Ze sloeg haar armen om z'n hals: ‘U bent 'n schattebout van 'n Vader, hoor!’ En achter z'n hoofd om, klapte ze 'n zoen eerst op de ééne wang, toen op de andere.

Verbaasd keek Dokter Vermeulen òp van zijn werk en vóór hij iets kon vragen, praatte Jet: ‘Ja ziet u, dat 'k naar Londen mag, is zoo zevende-hemelig!’

 

Lang bleef in 't kantoortje hangen die wervelwind van jong, opbruisend leven, 't Was Dokter Vermeulen 'n verademing bij het zware hoofdwerk.

Zóó binnenstuiven kon alleen z'n jongen!

 

‘Vin' je 't niet vervelend, 'n heel jaar weg te moeten?’ vroeg Tientje, toen Jet allen huisgenooten, meiden incluis, 't groote nieuws ging rondvertellen.

‘Als je flink wilt worden, moet je niet altijd om Moeders pappot blijven hangen,’ gaf Jet wat bruusk terug.

Tientje kleurde; Jet zou haar flauw vinden, denken, dat zij later niet ferm en verstandig wilde worden...

‘Nare Jet,’ pruilde Zus en ze begon op haar manier Jet te slaan. ‘Je mag niet weg, hoor; ik zal 't portier van de coupé wel dichthouden, dat je er niet in kunt.’

Jet kon zoo robbedoezen; Zus stelde zich de toekomst

[pagina 66]
[p. 66]

heel ‘somber’ voor zonder die stoeipartijen, ze was er bepaald kwaad om.

‘'k Dacht in de verste verte niet, zoo'n onmisbare personage te zijn,’ kwam Jet tot de conclusie; ‘'t valt werkelijk mee.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken