Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Litterarische fantasien en kritieken. Deel 11 (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van Litterarische fantasien en kritieken. Deel 11
Afbeelding van Litterarische fantasien en kritieken. Deel 11Toon afbeelding van titelpagina van Litterarische fantasien en kritieken. Deel 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.09 MB)

Scans (8.50 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

kritiek(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Litterarische fantasien en kritieken. Deel 11

(1884)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Voorrede.

De schrijver der Litterarische Fantasien is niet ongevoelig voor het verwijt van sommigen die, uit vriendschap, het afkeuren dat hij als woonplaats het buitenland boven het moederland blijft verkiezen. Een enkel woord daarover vindt hier een goed onderkomen.

Van het oogenblik dat ik omstreeks 1860 mij op de studie der nieuwere vaderlandsche letteren ben gaan toeleggen, heb ik van de letterkundigen onder mijne tijdgenooten stelselmatig en met de beste bedoelingen mij afgezonderd; briefwisseling bijna volstrekt vermeden; vroegere betrekkingen niet aangehouden; nieuwe niet gezocht.

De verwachting, op die wijs mij een publiek van lezers te zullen vormen wier ontwikkeling mij schadeloos stellen kon voor het gemis van veel gezelligheid, is spoediger dan ik had durven hopen door de uitkomst geregtvaardigd.

Niemand heb ik door mijn isolement mij tot vijand gemaakt. De gevoelens, welke enkelen mij toedragen, zijn niet hun beter ik.

Vele vrienden heb ik gewonnen, vrienden die waarde hechten aan mijne meening, en in zoover te regt, als deze nooit, ook niet wanneer ik dwaal, door een geest van camaraderie bestuurd wordt, plaag der letteren.

Een oudgediende te Parijs, wien men vroeg waarom hij sedert een bepaalden tijd opgehouden had kritieken te schrijven, antwoordde, even menschkundig als gul, dat niemand na zijn dertigste jaar een goed beoordeelaar kan zijn, daar men passé cet âge met de geheele wereld gedineerd heeft.

Zoo mijne recensies eene beteekenis hebben, zij danken die aan zwaai noch zwier, maar aan mijne onafhankelijkheid ten aanzien van elke letterkundige coterie te onzent. Eerst na mijn dertigste jaar ben ik begonnen dus te schrijven, en sedert meer dan twintig heb ik met niemand

[pagina 2]
[p. 2]

in Nederland gedineerd, - zelfs niet, daar ik in tijds en onder beleefde voorwendselen de eer van het lid-zijn achtereenvolgens er aan gaf, zelfs niet te Utrecht, als deelgenoot van het onzijdig Historisch Genootschap zelfs niet te Leiden, als mede-opgenomene in de vreedzame diergaarde Letterkunde. Bij het publiek is dit mijne beste aanbeveling; en ik moet er prijs op stellen mijn door onthouding gewonnen krediet niet te verbeuren.

Of ik dan willens en voornemens ben tot mijn jongsten snik boekbeoordeelingen te schrijven? Neen; maar zoolang onder meer ook dit mij eene nuttige en dankbare bezigheid toeschijnt, verlaat ik mijne bomvrije kazemat niet.

Indien zelfs in eene wereldstad met meer dan twee millioen inwoners, waar niemand zijn buurman kent en de massa-zelf der schrijvers en der dichters volle vrijheid van oordeelen schijnt te waarborgen; indien zelfs dáár een recensent du crû ten slotte personen moet gaan ontzien, - welk lot ging ik in het kleine Nederland te gemoet, dat, buiten den ijver waarmede sommige letterkundigen er zichzelf aanbidden, anderen zich onderling bewierooken, de overblijvenden elkander verslinden, op dit oogenblik geen letterkundig leven kent dan een hetwelk volstaan kan met leiding uit de verte?

Een groot aantal personen worden er in Nederlands wetenschappelijke wereld gevonden wier hoogachting ik waardeer, en op wie ik alleen zou willen aanmerken dat zij te zeer toeschouwers blijven of in het openbaar te weinig hun licht laten schijnen.

Zal ik met die gaan zamenwonen? Hun omgang zoeken? Doch een uitstapje naar Parijs is zoo gezond, en de weg zoo bekend! Steeds zal hun bezoek mij eene aangename verrassing zijn. Al kwamen zij tusschen licht en donker, gelijk Nikodemus weleer, ik zal hun geen belet geven.

En ziedaar om welke reden het voorberigt van dit nieuwe bundeltje weder uit den vreemde gedagteekend is.

 

Parijs, 1 Februarij 1881.

Cd. B.H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken