Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Litterarische fantasien en kritieken. Deel 11 (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van Litterarische fantasien en kritieken. Deel 11
Afbeelding van Litterarische fantasien en kritieken. Deel 11Toon afbeelding van titelpagina van Litterarische fantasien en kritieken. Deel 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.09 MB)

Scans (8.50 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

kritiek(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Litterarische fantasien en kritieken. Deel 11

(1884)–Cd. Busken Huet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 122]
[p. 122]

Mevrouw M.C. Frank.

Hoe zij oude vrijster werd. Een nederlandsch-indische roman door M.C. Frank, schrijfster van: ‘Oost-indische menschen en dingen geschetst’. Leiden, 1877. Twee Deelen.

Het zou niet beleefd zijn den trap van ontwikkeling te bepalen waarop de nederlandsch-indische schrijfster van dit verhaal hare lezers en lezeressen in Nederland stelt.

Ik spreek niet van de onnoozele maleische woordekens en zegswijsjes, wier beteekenis wordt voorgesteld tusschen haakjes; ofschoon een alfabetisch registertje aan het slot van elk deel dezelfde dienst bewezen, en den smaak minder gekwetst zou hebben. Ook laat ik sommige onfrissche plaats- en natuurbeschrijvingen ongemoeid. De indische stedebouw en de indische plantegroei wijken, evenals de kleine gewoonten van het indisch leven, zoozeer af van hetgeen daaraan beantwoordt in Europa, dat sommige herhalingen welligt onvermijdelijk zijn.

Doch dat telkens aanstippen van den gang der vertelling! Dat reden geven van eenmaal gekozen uitdrukkingen! Dat verklaren van de gevoelens en drijfveren der handelende personen! Inderdaad, zoo deze roman bestemd ware slechts bij de nederlandsche waschtobbe en in de nederlandsche keuken gelezen te worden, de auteur had niet nederbuigender kunnen zijn.

[pagina 123]
[p. 123]

Het uitwendig voorkomen van het boek is met dit afdalen in overeenstemming: twee ouderwetsch dikke deelen in ouderwetsch groot-oktavo, versierd met twee gesteendrukte titels, die aan het jaar 1840 en het ouderwetsch Leeskabinet herinneren. Het ééne lithografietje stelt voor: de misteekende slaapkamer eener bataviasche heerehuizing, waar een misteekend bataviaasch freuletje op den grond zit kaart te spelen met eene misteekende baboe. Het andere geeft van een zeilschip het misteekend dek te aanschouwen, waarop een misteekend manspersoon in nachtgewaad met een ponjaard loopt te dreigen, terwijl eene misteekende vrouw, óók in nachtgewaad, overboord springt, steunend met een misteekenden voet op een misteekend kanon. Indien uitgemaakt moest worden of het regterbeen dier dame al dan niet aan de linkerzijde zit, zouden in eene jury van anatomen de stemmen staken.

De bedoeling van den roman echter is geenszins zoo onschadelijk als toon en uitzigt doen wanen. De naam der schrijfster, - want ofschoon zij in den loop des verhaals somtijds den schijn aanneemt een man te zijn, noemt het titelblad haar eene schrijfster, - heeft in Indie een goeden klank. Eerst stil, daarna openlijk, leverde zij twee bundels aan het nederlandsch-indisch leven ontleende novellen; novellen waaronder merkwaardige proeven van karakterstudie en opmerkingsgaaf voorkwamen, gepaard met eene schrijfwijs die somtijds schijnen kon het platte te naderen, doch menigvuldiger zich door ongemeenheid onderscheidde. Kortom, proeven van een ongeoefend en in het wild gegroeid, maar oorspronkelijk en krachtig talent; van eene beurtelings warme en satirieke ader. Op die kleinere vertellingen, altegader doortrokken van denzelfden geest en gestoffeerd met dezelfde beelden, is thans, met uitbreiding van kader en eerzucht, doch zonder verandering van het overige, een groote roman in twee deelen gevolgd.

Hoe zij oude vrijster werd is half en half een anti-vrouwelijke-emancipatie-roman, maar niet in den gewonen zin. De heldin heeft bij zich zelf geen vooroordeelen tegen het huwlijk te overwinnen. Integendeel, zij staat al spoedig op het punt eene verbindtenis te sluiten overeenkomstig de inspraak van haar hart; en zij wordt daarin alleen verhinderd door een zamenloop van

[pagina 124]
[p. 124]

omstandigheden. Die zamenloop is in hooge mate onwaarschijnlijk; gelijk, in het gemeen, al wat tot het timmerwerk van het verhaal behoort uiterst zwak in elkander zit. Louise van Dam blijft singleblessed met haar eigen vrijen wil, omdat zij, den man van hare keus gemist hebbende, voortaan alle verdere aanzoeken afslaat. Geen moeder, geen gelukkige vrouw geworden, groeit er uit haar eene voortreffelijke onderwijzeres en opvoedster, eene lieve zuster, eene trouwe vriendin, eene ideale tante, en levert zij in haar persoon het bewijs dat ongehuwde dames van haar stand eene benijdenswaardige hoeveelheid geluk om zich heen kunnen verspreiden. Zij heeft een broeder, die van jongsaf schertsend tot haar plag te zeggen: ‘Louise, je bent voor oude vrijster in de wieg gelegd.’ En, hoewel onder veel strijd en zware beproevingen, zij maakt die stelling waar. Eene korte narede onderrigt het publiek dat Louise eenigzins een portret is, genomen naar de herinnering eener overledene die de schrijfster niet nader aanduidt.

De stof is daarmede echter geenszins uitgeput, en het voornaamste moet nog komen. Hoe zij oude vrijster werd heet niet te vergeefs ‘een nederlandsch-indische roman’. Niet alleen is de geheele inkleeding uit nederlandsch-indische toestanden getrokken, maar de schrijfster levert eene in beeld gebragte kritiek der nederlandsch-indische zamenleving van tien of vijftien jaren geleden; en die kritiek, dikwijls luimig, dikwijls scherp, is meestentijds hartstogtelijk. Uit den gebrekkigen, den mislukten roman spreekt eene getergde, gekrenkte, gekneusde menschelijke ziel. Men gevoelt dat, bij het dagvaarden der herinneringen, het gemoed der schrijfster in opstand komt; zij met de zamenleving van haar tijd daarginds eene oude rekening te vereffenen meent te hebben; en zij in hare nederlandsche afzondering te rade is geworden die schuld aan Indie te kwijten.

Naarmate de indo-europesche maatschappij in onze dagen meer en meer een europeesch karakter aanneemt, komt er ook scherper afscheiding tusschen de standen of kasten. De egalitaire paradijstoestand van de eerste vijftig jaren dezer eeuw is voorbij. Een eigenlijke adel kon zich niet vormen, maar wel zeker soort van patriciaat, en daarnevens eene suprematie van geld en eene van opvoeding. Met ieder jaar splitst de

[pagina 125]
[p. 125]

vroeger onverdeelde massa zich duidelijker in kringen, elk met een zelfstandig bestaan. Voor een tweeden en een derden stand is plaats; en hetgeen waar ruimte voor is, ontstaat van lieverlede. Op dit oogenblik is de splitsing voldongen. De twee standen zijn er, en leven in vrede nevens elkander. Gelijk in nederlandsche provinciesteden de fijne onderscheiding luidt: ‘Wij zien elkander niet, maar wij zijn wél.’

Niets natuurlijker, vind ik, dan dat sommigen dergenen, dames en heeren, wier indische herinneringen dagteekenen uit den tijd dien den tegenwoordigen onmiddellijk is voorafgegaan, bij dien overgang nu en dan in de klem geraakt zijn en er onder geleden hebben. Nergens kunnen nieuwe maatschappelijke toestanden geboren worden, of zeker aantal bijzondere personen worden kinderen der rekening.

Wanneer ik de schrijfster van Hoe zij oude vrijster werd de nederlandsch-indische zamenleving onder zulk een terugstootend licht zie brengen, dan stel ik mij haar onwillekeurig voor als eene die dat overgangstijdperk mede-doorleefd, en er welligt persoonlijk al het onaangename van ondervonden heeft. De door haar geteekende strijd, - waarin de heldin, alles wél bezien, óndergaat, ten minste slechts met lamgeschoten vleugelen ontkomt, - is de periode geweest toen indische bourgeoisie en indisch ancien-régime nog niet regt wisten wat zij aan elkander hadden; het ancien-régime nog vijandig en afstootend tegen de bourgeoisie overstond, en de bourgeoisie nog onder verdenking lag op slinksche wijs eene plaats te willen veroveren die haar niet toekwam.

Met andere woorden: indische lezeressen en indische lezers die zich boos zouden willen maken over hetgeen de schrijfster van Indieverhaalt, moeten in het ongelijk gesteld worden. Deze histoire contemporaine is op dit oogenblik reeds grootendeels de l'histoire ancienne, en men moet het boek lezen gelijk men de californische romans van Bret Harte leest: feiten van gisteren, heden verouderd.

Met de litterarische kunst van Hoe zij oude vrijster werd, zeide ik reeds, is het in sommige opzigten niet best gesteld. De ingenieur Van Elsen, de ware bewerker van al Louise's ongelukken, lijdt in zulke mate aan zedelijke bloedarmoede dat hij er on-

[pagina 126]
[p. 126]

waarschijnlijk, onmogelijk door wordt. De heldin zelf is voor eene heldin onuitstaanbaar lijdelijk; eene niet te dulden duldster. De auteur heeft haar eigen ander-ik de gal zoo afgetapt, dat Louise eene opgezette duif gelijkt. Haar persoon is niet het levend middenpunt van het boek, maar een kapstok waaraan de schrijfster episoden en incidenten ophangt.

Onder die episoden intusschen zijn er delicieuse, onbetaalbare, meesterlijke. Onbetaalbaar noem ik een aantal details van het lange verhaal dat Willem, in het eerste deel, aan zijne zuster doet. Delicieus de familie Verzijll en het maagdelijk weeuwtje Elize, met haar tweeden echtvriend Morsch. Meesterlijk de kleine inlandsche scènes hier en daar, en de groote in het tweede deel, waar de jonge mevrouw Morsch, als pleitbezorgster van Louise, de oude mevrouw Bergers het pistool op de borst komt zetten, en hetgeen daarvan het gevolg is. Dit alles is zóó fraai, dat men er vele zwakke punten, vele slordigheden, vele herhalingen, vele aanvulsels, schier om vergeeft.

Maar het mooiste of merkwaardigste van het boek is en blijft de gepassioneerde vrouw die er in ademhaalt. Bijna twijfel ik of men in Nederland voor dit bijzondere hart zal toonen. In Indie zal de schrijfster bij de eenen sympathie, bij de anderen vijandschap wekken. Dezen zullen er haar eene Nemesis, genen eene Furie noemen. Niemand echter zal hare betrekkelijke meerderheid loochenen.

 

1877.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Hoe zij oude vrijster werd: een Nederlandsch-Indische roman


auteurs

  • over Marie Caroline Frank