Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoera voor het Leven (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoera voor het Leven
Afbeelding van Hoera voor het LevenToon afbeelding van titelpagina van Hoera voor het Leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.75 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoera voor het Leven

(1959)–J.J. Buskes–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Andreas Latzko

In een van de oorlogsjaren kreeg ik Menschen in den oorlog van Andreas Latzko in handen. Het Vuur van Barbusse was al eerder verschenen, maar dat was toch niet het boek voor het volk. Menschen in den oorlog was dat wel. Een schreeuw uit de diepten. Het liet je niet los. De oorlog in al zijn verschrikking kwam op je af als een monster, benauwend, angstwekkend, adembenemend. Latzko zei - hij preekte niet, hij vertelde maar, maar zijn vertellen was getuigenis -: ‘Oorlog is geen noodlod, geen natuurramp, maar het werk van mensen. Dat mensen dit elkaar aandoen, dat is het krankzinnige’. In dit boek, dat helemaal geen christelijk boek is, zat meer christelijke waarheid dan in heel de oorlogstheologie, die gedurende 1914-1918 en daarna, ja tot op de dag van vandaag toe, als bijbelse theologie in boeken en preken gepropageerd is geworden.

Toen Latzko in 1936 zestig jaar werd, heb ik hem voor het eerst opgezocht en sinds dien zijn we vrienden gebleven. Vaak heeft hij mij verteld over het ontstaan van Menschen in den oorlog. Ik zie hem nog voor mij zitten, deze kleine, haast tengere figuur met dat ongelooflijk beweeglijk

[pagina 24]
[p. 24]

gelaat, dat elk van zijn woorden met een sprekende expressie begeleidde. De oorlog had hem geknauwd en hij was er nooit geheel bovenop gekomen. Zijn hand beefde en aan heel zijn doen en laten was te merken dat deze man fysiek een gebroken man was. Naar de geest was hij dat stellig niet. Toch had hij niet alleen naar het lichaam maar ook naar de geest vreselijke jaren doorgemaakt. In de oorlog streed hij als Hongaar aan het Italiaanse front. Ontzettende dingen doorleefde hij daar. Ze zetten zich vast in zijn hoofd en hart. Hij kon er zich niet van los maken. Hij werd er door bezeten als door een kwellende duivel, van welke hij tenslotte alleen en dat nog maar ten dele losgekomen is door alles wat in hem leefde af te reageren.

Denk u even in. Op een ‘rustige’ dag zitten twee mannen aan het front te schaken. Een van die twee is Latzko. Het schaakspel staat op een boomstronk, die even boven de grond uitsteekt. Het spel gaat beginnen. Latzko zit achter zwart, maar hij moet wit hebbén. De mannen verwisselen van plaats, Latzko zal de eerste zet doen... dan plotseling een granaatscherf en de man, met wie Latzko een paar seconden geleden van plaats verwisselde, is aan flarden... Zo gaan de dagen voorbij, een voortdurende hel. Als een gebroken man komt Latzko in Zwitserland terecht. In een sanatorium. Hij kan niet eten en niet slapen. Hij weegt 72 pond. Bezeten door dwanggedachten. Hij kan geen trein binnenstappen, of het staat voor hem vast, dat alle mensen weten waaraan hij denkt en hij denkt aan dat éne, hij ziet ze voor zich, die kameraad met zijn stuk geschoten gezicht, die andere met zijn uitpuilende darmen in zijn handen, die derde die ligt te schreeuwen van angst en woede en pijn... Het wordt kerstmis. Beneden wordt kerstmis gevierd op de meest ellendige manier: een kerstboom, muziek, dans, champagne. Latzko ligt boven. Door het grote open raam valt het maanlicht naar binnen. Latzko houdt het niet langer uit. De wereld is krankzinnig. Hij vraagt om papier en daar gaan over het papier de woorden, de zinnen, die tot uitdrukking brengen wat hem bezeten heeft. Om drie uur 's nachts is het af, het eerste verhaal: De Heldendood. Zo was het toch, zegt hij, wij hadden onze hoofden, die de goede God ons gegeven had, afgeschroefd en er grammofoonplaten voor in de plaats gekregen. Later kwamen er andere verhalen en na enige tijd verschenen deze verhalen gebundeld: Menschen in den oorlog.

[pagina t.o. 24]
[p. t.o. 24]


illustratie
Andreas Latzko naar een litho van Georg Rueter (1936)


[pagina t.o. 25]
[p. t.o. 25]


illustratie
Mevrouw Latzko gaf aan mij in 1945 Latzko's verhaal Mijn kameraad in handschrift ten geschenke. Het is één van de verhalen van Mensen in de oorlog. Het slot luidt: ‘Dus moet ik afwachten, achter mijn tralievenster, als ziende onder de blinden; - ik kan niets meer doen dan deze bladen aan de wind prijsgeven - dag aan dag opnieuw schrijven en ze altijd weer uitstrooien op de straat. Onvermoeid wil ik schrijven. De gehele wereld bezaaien! Tot in aller harten het zaad ontkiemt, tot in alle slaapvertrekken een lieve dode - spookachtig blauw - zijn wonden toont; en eindelijk... eindelijk, als heerlijk lied van de verlossing der wereld de millioenstemmige kreet van woede “Mensen-sa-la-de” onder mijn venster klinkt’.


[pagina 25]
[p. 25]

Het eerst in Zwitserland. Toen in Nederland. Daarna... ja in welk land niet? Er kwamen totaal vijf en twintig vertalingen, ook een Japanse en een Russische, nog in 1925 in Rusland gedrukt.

Op de eerste bladzij van zijn boek staat als motto een woord uit een treurspel van Freidrich Hebbel: ‘Ik weet, dat eens de tijd zal komen waarin ieder denkt als ik’.

‘Gelooft u nog, dat die tijd zal komen?’, vraag ik hem. Het is 1936. De dreiging van het nationaalsocialisme hangt als een donkere wolk boven Europa. ‘Ik weet het niet, wij zullen het in elk geval niet meemaken en het zal alleen gebeuren, als de zelfzucht overwonnen wordt en de mensen leren elkaar lief te hebben’.

In de jaren van het nationaalsocialisme heeft Latzko geleden. Hij wist met zijn anti-militarisme geen raad. Hij voelde het als een zware last en zelfs als een schuld, dat velen door het lezen van zijn boek antimilitarist waren geworden.

In 1937 schreef Latzko voor Vrijheid, Arbeid, Brood een somber en troosteloos kerstartikel. Dat zat mij dwars en ik vroeg hem, waarom zijn artikel zo negatief was, zo geheel zonder uitzicht. Hij schreef mij:

‘Ik weet maar al te goed, dat geen tuinierskunst een bloem uit de grond kan laten opbloeien, waar niet alreeds een zaadje lag. Ik zal ook de laatste zijn, om de invloed van een zoo vluchtige verschijning als een mensch of van enkele door menschen beschreven bladzijden te overschatten. Maar gij zijt niet de eenige, die mij verteld hebt van de beteekenis, die mijn boek een kleine twintig jaar geleden in uw jeugd voor u gehad heeft. En dat belast mij met de verantwoordelijkheid, in blind vertrouwen op een betere toekomst, de in de tegenwoordige en komende tijd zo onmisbare bewapening bestreden te hebben. Daarvoor moeten nu anderen boeten. Die last drukt zwaar op mij. Ik zal sterven voordat de harde jaren komen. Hoe zullen echter de door mij ontwapenden het met die jaren klaarspelen? Ook al is uw geloofsovertuiging een principieel andere dan die van mij, daar ik niet in staat ben, mij zelf vanuit het perspectief van het wereldgeheel en de eeuwigheid een haar belangrijker te achten dan een mier op een boschpad, zoo vinden wij elkaar toch in het getuigenis van Johannes: God is liefde. Wie kans ziet onder alle omstandigheden anderen meer lief te hebben dan zichzelf, die draagt gewis de goddelijke

[pagina 26]
[p. 26]

vonk in zich, die op een of andere wijze doorwerkt. Dat geloof ik ook. Tegenover al wat ik gebeuren en komen zag, kon ik het echter niet voor mijn geweten verantwoorden, met een verwijzing naar de uitwerking van Jezus' voorbeeld gedurende twee duizend jaar, verwachtingen te wekken en anderen tot offers aan te sporen, wier last ik niet meer zal meedragen. Daarom heb ik mij in mijn kerstartikel bepaald tot de fixatie van de toenmalige wereldsituatie’.

Op 11 september 1943 stierf Latzko. Op 14 september hebben wij hem op Zorgvlied in Amsterdam begraven. Gesproken mocht er niet worden. Dat was verboden, maar wij waren er allen van overtuigd, dat na al het onmenselijke rumoer van die jaren de menselijke stem van Latzko opnieuw zou spreken.

Op 22 mei 1948 stonden we weer bij zijn graf, om een gedenksteen te onthullen. Het bedrag dat nodig was, werd door vrienden bijeengebracht. Het waren meest kleine giften van eenvoudigen, gegeven in de gezindheid van de vuilnisman, die jaren geleden bij Latzko aanbelde, om hem alleen maar even de hand te drukken.

Op de gedenksteen staan deze woorden van Latzko - door de beeldhouwer Jan Haverman in overleg met mevrouw Latzko uitgekozen -: ‘Het eenige verbond, dat gesloten mag worden, is het verbond van de zwakken tegen de sterken’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken