Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoera voor het Leven (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoera voor het Leven
Afbeelding van Hoera voor het LevenToon afbeelding van titelpagina van Hoera voor het Leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.75 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoera voor het Leven

(1959)–J.J. Buskes–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De N.C.S.V.

De N.C.S.V. - de Nederlandsche Christen Studenten Vereeniging - stond in mijn studiejaren in het middelpunt van de belangstelling, dat wil zeggen: de N.C.S.V. was in die jaren een permanent voorwerp van bestrijding. Gedurende enkele jaren was zij het wekelijkse thema in alle mogelijke kerkbodes, waarin gereformeerde dominees de meest felle

[pagina 60]
[p. 60]

en heftige aanvallen op haar deden. In de N.C.S.V. zou een totaal ander klimaat van gedachten gevonden worden dan in de Gereformeerde Kerken. Zij zou, wat Schrift- en Christusbeschouwing betreft, meer ethisch dan gereformeerd zijn. Wat de gereformeerden heilig is, zou in en door de N.C.S.V. worden aangerand. Het kerkelijk besef zou bij degenen, die lid van haar werden, ondermijnd worden. Zei de in de Gereformeerde Kerken zo bekende kerkhistoricus Dr. Rullmann niet, dat hij inderdaad vreesde, dat in de N.C.S.V. vele kleinen, die in Jezus Christus geloven, geërgerd werden?

Het N.C.S.V.-probleem had voor de gereformeerden twee aspecten. In de eerste plaats vond men het levensgevaarlijk, dat studenten van gereformeerde huize lid werden.

In de tweede plaats vond men het onjuist, dat er gereformeerde professoren en predikanten waren, die de N.C.S.V. steunden en voor haar optraden. Tot die professoren behoorde voor allen Prof. Bavinck, tot die predikanten onder meer Ds Brussaard.

Het probleem kwam op een hoger niveau dan dat van de kerkbodes aan de orde, toen Ds J.C. Brussaard in 1919 op de jaarvergadering van de Vereniging voor Hoger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - de bekende V.U.dagen - sprak over de religieuze opwaking onder de jongeren. Hij verdedigde de N.C.S.V. en werd in die verdediging krachtig gesteund door Prof. Bavinck. De laatste waardeerde het werk van de N.C.S.V. vooral tegen de achtergrond van de geestelijke situatie van de studentenwereld. De kerkbodes hadden naar zijn overtuiging daar veel te weinig oog voor. De N.C.S.V. had er wel oog voor en deed ontzaggelijk veel goed. Prof. Bavinck wees er op, dat velen met twijfel rondliepen en de zekerheid des heils misten. Dat was vooral in de wereld der studenten het geval. Ook waren er velen, die nog wel in de belijdenis geloofden, maar hun geloof niet meer beleden. Voor deze allen deed de N.C.S.V. prachtig werk. Van een kwade invloed op de gereformeerde studenten had Prof. Bavinck weinig gemerkt. Kritiek kan heilzaam zijn, maar de waardering mag niet ontbreken. Tot allen, die zo bezorgd zijn en zovele bezwaren hebben, zou Prof. Bavinck willen zeggen: hebt vertrouwen! Enkele maanden later kwam de kwestie van het deelnemen aan de N.C.S.V. door de gereformeerden op de Gereformeerde Predikanten Ver-

[pagina 61]
[p. 61]

gadering aan de orde. Prof. Grosheide bepleitte het contra, Ds Brussaard het pro. In de discussie werd de N.C.S.V. door een hele serie predikanten heftig becritiseerd: zij kon geen positief evangelie brengen; de invloed van de gereformeerden in de N.C.S.V. was zwak, die van de ethischen sterk; de ethischen ondermijnden Gods Woord en daardoor gingen gereformeerde jongeren verloren voor de Gereformeerde Kerken. Slechts door enkelen werd een goed woord voor de N.C.S.V. gesproken, o.a. door Dr. Herman Rutgers, de gereformeerde dominee, die penningmeester van de N.C.S.V. was, en door Ds C. Vermaat van Makkum, die later in het Hersteld Verband terecht zou komen. Tot verontwaardiging van velen zei de laatste: ‘Ik heb geen behoefte aan een systeem, aan een iets, maar wel aan een persoon, die mij leidt en troost. Daarom heb ik sympathie voor de door Prof. Grosheide veroordeelde terminologie der N.C.S.V. Die terminologie is opgekomen uit reactie op het formalisme in onze kringen. Men steekt het confessioneele standpunt boven dat van het geloof en het resultaat is, dat wij dienaren van de kerk en niet van Christus worden’.

Eind 1919 verscheen van de hand van Ds O. Boersma een geschrift De Nederlandsche Christen Studenten Vereeniging en onze Gereformeerde Studenten. Ds Boersma noemde de doelstelling van de N.C.S.V. vaag en onbelijnd. Zij doet de gereformeerde beginselen schade en ‘brengt onze gereformeerde studenten meermalen in aanraking met leeringen, vooral omtrent de godheid en het verlossingswerk van Christus, het gezag en de noodzakelijkheid der Heilige Schrift, alsmede aangaande de Kerk, die een groot gevaar opleveren voor hun toekomstigen invloed als Dienaren des Woords, ambtsdragers of leden onzer Gereformeerde Kerken’. Zijn conclusie gaf Ds Boersma in stelling 4:

‘De Ouderlingen dezer Kerken hebben dus van Godswege de ambtelijke roeping:

a)De leden-studenten der betrokken Kerken, waarover zij als Opzieners zijn gesteld, tegen dit gevaar te waarschuwen.
b)Bij de kerkelijke examina mede toe te zien, dat aangaande de genoemde en andere hoofdpunten onzer Gereformeerde loor een ernstig en nauwkeurig onderzoek worde ingesteld naar de persoonlijke overtuiging van de examinandi.
[pagina 62]
[p. 62]
c)In den Dienst des Woords, ook en vooral op de Catechisaties, acht te geven dat geen leeringen, strijdig met Gods Woord en onze Belijdenis, worden verkondigd of onderwezen.
d)In het belang onzer Gereformeerde Kerken naar vermogen mede te werken, dat al onze Gereformeerde Studenten vereenigd worden in ééne Gereformeerde Studentenvereeniging, tot welker oprichting reeds pogingen worden aangewend.’

Intussen kwam de kwestie ook op verschillende kerkelijke vergaderingen aan de orde. De curatoren van de Theologische School te Kampen hadden reeds in 1918 uitgesproken, dat zij er prijs op stelden, dat het lidmaatschap der N.C.S.V. door de professoren aan de studenten zou worden ontraden.

Er kwamen voorstellen voor de Generale Synode der Gereformeerde Kerken, die in 1920 te Leeuwarden gehouden zou worden. En dus werd de discussie over de gereformeerde studenten en de N.C.S.V. tot op de Generale Synode toe voortgezet.

De felste discussiant was de oude Professor Lucas Lindeboom, een vroom en voortreffelijk man, die ontzaggelijk veel voor evangelisatie gedaan heeft. Prof. Lindeboom zei, dat een vereniging, die toelaat, dat Christus' persoon en werk wordt gesmaad, en met moderne studenten in goede relatie staat, niet gewaardeerd mag worden. Het lidmaatschap van zo'n vereniging moet worden verboden.

Dit extreme standpunt vond bij de Synode geen instemming. Zij was echter wel overtuigd van de grote gevaren, die het lidmaatschap van de N.C.S.V. voor de gereformeerde studenten met zich meebracht.

Het voorstel, dat de Synode aannam, luidde aldus:

‘De Synode besluit: a) op grond van de in het rapport genoemde overwegingen te verklaren, dat, bij alle waardeering van het goede, door de N.C.S.V. bedoeld en gewerkt, voor Gereformeerde studenten aan het lidmaatschap groote bezwaren verbonden zijn; b) er bij allen, die geroepen zijn aan onze Gereformeerde studenten leiding te geven, op aan te dringen, dat zij den studenten deze bezwaren onder het oog brengen. en hun dit lidmaatschap ten zeerste ontraden.’

Dit besluit van de Generale Synode der Gereformeerde Kerken te Leeuwarden in 1920 is nooit herroepen. Het is dus nog altijd van kracht.

[pagina 63]
[p. 63]

Wezenlijke kracht heeft het intussen nooit gehad. Het was meer een einde dan een begin. In dit besluit kwamen de bewogen discussies van enkele jaren tot rust. Daarom bleven een aantal kerkbodes nasputteren, maar de strijd om de N.C.S.V. behoorde tot het verleden.

Negen jaar later verzwakte een man als Prof. Grosheide het Synodale besluit, door te schrijven, dat de Synode het lidmaatschap niet verboden, maar alleen uitgesproken had, dat er aan het lidmaatschap bezwaren verbonden waren, dat daarom de actie tegen de N.C.S.V. moest ophouden en dat een gereformeerd student, die lid van de N.C.S.V. werd, niet verdacht mocht worden gemaakt.

In 1917 was ik student geworden. Van af 1917 tot 1924 ben ik lid van de N.C.S.V. geweest en al spoedig zat ik in het hoofdbestuur als afgevaardigde van de N.C.S.V.-afdeling aan de Vrije Universiteit. Uit de aard der zaak werd ik met hart en ziel in de discussies betrokken. Ook onder de studenten waren er felle bestrijders van de N.C.S.V. Het besluit van de Generale Synode heeft echter in de feitelijke situatie geen verandering gebracht. De afdeling van de N.C.S.V. aan de V.U. bleef bestaan en geen enkele professor aan de V.U. heeft mij ooit het lidmaatschap ontraden. Mannen als Prof. Bavinck en Prof. C. van Gelderen zijn de N.C.S.V. blijven steunen. Na korte tijd behoorde de gehele geschiedenis tot het verleden. Toen werd de strijd, door de kerkbodes tegen de N.C.S.V. gestreden, door hen met een zelfde heftigheid voortgezet op andere fronten.

Zat er in de bezwaren, tegen de N.C.S.V. een stuk waarheid?

Het hangt er maar van af, hoe men de zaken beschouwt.

In de discussie beweerde een dominee, dat hij een student kende, die door de N.C.S.V. zijn geloof in de Schrift was kwijt geraakt. Dat is best mogelijk. Ik heb gereformeerde studenten gekend, die met de Schriftbeschouwing van de gereformeerden - de fundamentalistische - tegelijkertijd de Schrift zelf prijs gaven. De schuld van de N.C.S.V.? Met evenveel en misschien met meer recht zou men kunnen zeggen: de schuld van het fundamentalisme. Ik zeg noch het een noch het ander. Ieder moet zijn weg vinden en niemand ontkomt er aan, dat het geloof van zijn kinderjaren, verbonden met de voorstellingen en de inzichten van het eigen milieu, door de beproeving heen moet, wanneer die voorstellingen

[pagina 64]
[p. 64]

en inzichten van het eigen milieu onhoudbaar blijken te zijn. Christenen worden niet in het loophek gevormd, zelfs niet in het gereformeerde loophek. Natuurlijk, in de N.C.S.V. werd achter veel, dat in de gereformeerde kring vanzelfsprekend was, een vraagteken gezet en Prof. Obbink had gelijk, toen hij, de brochure van Ds Boersma besprekende, zei, dat deze van zijn standpunt gelijk had: ‘Het gereformeerdendom naar de opvatting van Ds Boersma heeft inderdaad van de N.C.S.V. niets te hopen en alles te vreezen’.

In mijn leven en in dat van velen heeft de N.C.S.V. heel wat gerelatieveerd, dat in de eigen gereformeerde kring als absoluut gold. Ik kan er de N.C.S.V. slechts dankbaar voor zijn. Mijn geloof, het geloof van mijn kinderjaren, het oude geloof, ben ik er niet door kwijt geraakt. En zonder enig ressentiment moet ik eerlijkheidshalve uitspreken, dat het geloof van mijn kinderjaren in de N.C.S.V. meer gesterkt is geworden dan aan de V.U. Behalve op de eerste congressen van de Gereformeerde Studenten Beweging heb ik in de N.C.S.V., op de conferenties op de Nunspeetse hei en op Hardenbroek - het Woudschoten van onze studententijd - en op de hoofdbestuursvergaderingen meer waarachtige en sterkende geloofsgemeenschap gevonden dan in Amsterdam aan de V.U. Ik zou zelfs voorbeelden kunnen noemen van medestudenten, die het geloof van hun kinderjaren aan de V.U. verloren en het in de N.C.S.V. terug vonden. Ik zou ook voorbeelden van medestudenten kunnen noemen, die het geloof van hun kinderjaren in hun studententijd aan de V.U. verloren en voor wie ik voor een lief ding gewild zou hebben, dat ze in de N.C.S.V. terecht waren gekomen.

Mij hebben de discussies over de N.C.S.V. en ook het Synodale besluit van 1920 er in elk geval van overtuigd, dat de Gereformeerde kerken, als het er op aan kwam, kozen voor het isolement en de antithese.

Aan de N.C.S.V. heb ik onnoemelijk veel te danken. Lid werd ik in de tijd, waarin Herman Rutgers, Maarten van Rhijn en Nico Stufkens de leiding hadden. Herman was de stille dragende kracht op de achtergrond. Slechts één keer heb ik hem op een conferentie horen spreken, over het gebed, onvergetelijk. Maarten liet ons de gouden tientjes zien, die om ons heen opgestapeld lagen en die wij ongebruikt lieten liggen. Hij liet op een onnavolgbare wijze de bijbel voor ons spreken, vooral

[pagina 65]
[p. 65]

de gelijkenissen, en leidde ons in in de geestelijke stromingen van onze tijd. Zijn boek Taak en Arbeid der N.C.S.V. (persoonlijke indrukken betreffende het werk der N.C.S.V. in verband met christendom, kerk, orthodoxie en studentenwereld), een boek van ruim twee honderd bladzijden, verschenen in 1920, en zijn Geschiedenis van het jeugdwerk der N.C.S.V. 1899-1923, een bijdrage in het Jubileumboek ter gelegenheid van het vijf en twintigste kampjaar in 1923, zijn nog altijd de moeite van het lezen waard. Echt Maarten van Rhijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken