Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoera voor het Leven (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoera voor het Leven
Afbeelding van Hoera voor het LevenToon afbeelding van titelpagina van Hoera voor het Leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.75 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoera voor het Leven

(1959)–J.J. Buskes–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Gereformeerde Studenten Beweging

Naast de N.C.S.V. werd in mijn studententijd de G.S.B. - de Gereformeerde Studenten Beweging - opgericht. Er waren er, die dat ‘naast’ liefst door een ‘tegen’ hadden vervangen. Van het begin af - het eerste congres werd in 1918 te Zeist gehouden - is er dan ook strijd gevoerd om dat naast en tegen. Op het eerste congres was het ‘naast’ veel sterker dan het ‘tegen’. Geen wonder, daar tot de oprichters van de G.S.B. zeer overtuigde en actieve N.C.S.V.ërs behoorden. Op het eerste congres was trouwens Prof. Bavinck aanwezig. Het congres werd in zijn geest gehouden. Na enkele jaren werd dat anders. Het enthousiasme van de eerste jaren was weggeëbd. Velen waren het zoeken en vragen moe en spraken nog al hooghartig over probleemsjouwerij. Op het zesde congres van 1923 heb ik dan ook als voorzitter gezegd, dat wij met de G.S.B. op een keerpunt stonden. Enkele fragmenten uit mijn openingswoord geven duidelijk aan, waar het om ging. Het ging om precies dezelfde vragen, die bij de discussies over de gereformeerden en de N.C.S.V. aan de orde waren gekomen:

‘Wij hebben zoo spoedig de neiging eigen groep, eigen kerk voorop te stellen, scherp de grenzen af te bakenen om de zuiverheid te bewaren, alles te zien in het teeken van den strijd. Wanneer dat vrij blijft van onzuivere bijmengselen, openbaart zich in dit streven een heerlijke geestdrift voor de heiligheid der kerk tegenover een humanistisch opheffen

[pagina 74]
[p. 74]

van grenzen en tegenstellingen. Het gevaar dat dreigt is groot. De kerk heeft de roeping om algemeen te zijn en het geheele rijke leven van dezen tijd te omvatten. Een heiligheid, die de algemeenheid verwaarloost, ontaardt in sectarische bekrompenheid. Daarom hebben wij den strijd van het ogenblik te zien als overgangsmoment van verleden naar toekomst. Dat de eenheid ontbreekt en ook het verlangen naar deze eenheid moeten wij gevoelen als schuld tegenover God en een belemmering voor de komst van Zijn Rijk. Minder hebben wij te letten op kerkelijke verschillen, meer op wat waarlijk Christus belijdt. Want het gaat tenslotte niet om de Gereformeerde Kerken, maar om de kerk van Jezus Christus, om God en Zijn Rijk, dat komt. Wij hebben beslist te zijn, maar onbekrompen; gereformeerd, maar in ons gereformeerd-zijn christen eerder; ons verzettend tegen elke verminking van de alzijdigheid der christelijke religie, tegen iederen zondigen uitsluitingsgeest, die de wereld aan haar lot overlaat. Want wij gelooven dat Jezus Christus, die komt, het eenige antwoord is op de diepste behoeften van den modernen tijd. Wij zijn anti-modern, maar juist daarom hebben wij de moeilijke taak, met geduld de behoeften van dien modernen tijd aan te hooren, met nauwgezetheid te vervullen zooveel mogelijk is, omdat de moderne geest deze behoeften op zijn hoogst kan uitspreken, maar alleen Jezus Christus ze vervullen kan. Het beheerschen van het leven door de gedachte van het Godsrijk, maakt los van de gegeven werkelijkheid, maar niet zóó alsof wij daarin slechts ijdelheid der ijdelheden hebben te zien, en met een practische nuchterheid tegenover het leven hebben te staan, zonder eenig idealisme, omdat er toch niets nieuws onder de zon is. Wij willen gelooven met ons gansche hart, dat er wel iets nieuws is onder de zon. De toekomstverwachting van Jezus Christus doet de dingen van deze wereld aanzien en liefhebben, doorzoeken en begrijpen, omdat er een kern in schuilt, die in het Koninkrijk dat komt, meegenomen zal worden. Prof. Bavinck heeft ons altijd voorgehouden, dat wij niet antithetisch mogen staan tegenover de moderne wereld, terwille van die moderne wereld zelf en omdat de wil van onzen Vader ook in dien modernen tijd werkt en ons daar een plaats ter woning en ten arbeid aanwijst. Dit geeft perspectief aan het leven in deze wereld: in goedheid, in schoonheid, in kennis ligt ontplooiïng van eeuwigheids-

[pagina 75]
[p. 75]

waarden door de genade van onzen God. De toekomst van Jezus Christus zal niet een afbreken zijn, maar een voltooien, niet een ontbinden, maar een vervullen, al moet het dwars door het oordeel heen. Het land van onze vreemdelingschap is tevens het beloofde land. God worstelt zelf met de gevallen wereld om haar behoud. Wij mogen in de geschiedenis niet enkel willekeur en afval zien, maar leiding en plan Gods.

Wij zullen moeten leeren waar te zijn in alles, omdat Christus van ons vraagt een wegdoen van allen schijn. Historisch bestaande toestanden zullen wij eerbiedigen, den samenhang met het leven van onze geestelijke voorouders erkennen, tegenover de erfenis van het voorgeslacht staan ootmoedig en pieteitvol. Zonder traditie mist het leven stijl. De groote levensvragen, die allen gelden, kunnen slechts door allen gezamenlijk worden opgelost. Voor een overschatten van de competentie van het individu hebben wij ons te wachten. Maar in dit alles zullen wij waar hebben te zijn. Een eigen boodschap hebben wij te ontvangen, een eigen arbeid en een eigen taak in onzen eigen tijd. En nooit kunnen wij leven bij overname zonder meer van wat een vorig geslacht ons schonk. Het heden kunnen en mogen wij nooit alleen begrijpen en doorleven vanuit het verleden, maar voor alles vanuit de toekomst. Ons geloovig denken kunnen en mogen wij niet verteren in dorre machtelooze abstracties. In de beoordeeling van nieuw geestelijk leven moeten wij zuiver en teer zijn. In het spreken over realiteiten als genade en vergeving, wedergeboorte en bekeering, daden van God, waaraan de levende persoon van Christus ten grondslag ligt, mogen wij niet boven onzen stand leven. In oprechtheid en vertrouwen willen wij onder de oogen zien de vragen, waarvoor de Schrift en de religie, de kerk en cultuur ons stellen.

En dat alles in gebondenheid aan het Woord van God, maar niet een gebondenheid, waarbij de uitkomst vooraf bepaald is en waarbij degene, die door dat onderzoek van de Schrift van de gangbare meening afwijkt, onder verdenking komt. Onze G.S.B. heeft te breken met de oppervlakkigheid, waarmee men allerlei vragen van dezen tijd voor beslist verklaart en allerlei betwistbare relatieve meeningen doet deelen in de vastheid en absoluutheid, die alleen aan het beginsel toekomen.

Aan uitwendige ordeningen zullen wij waarde hechten, maar niet te veel. De Heilige Geest, die werkt naar de toekomst heen, heeft het sou-

[pagina 76]
[p. 76]

vereine recht, met zijn werking ter zijde te gaan, als de gewone kanalen verstopt zijn. Ook in onze beweging, zal zij waarlijk uit God zijn, moeten wij den Geest van God ruimte laten om, als het noodig is, historisch geworden ordeningen, waaraan wij waarde hechten, af te breken. Wij mogen ons niet met krampachtige inspanning, die toch vergeefs zal blijken, vastklemmen, aan afbrokkelende steenen’.

Heel wat kritiek op dit openingswoord heb ik moeten incasseren.

De G.S.B. heeft zich niet ontwikkeld in de richting, welke ons aan het begin voor ogen stond en zeker niet in die, welke ik in mijn toespraak bij de opening van zesde congres in 1923 aangaf. Met een zeker heimwee denk ik terug aan de eerste jaren van de G.S.B.... een voorbijgegane periode. De tegenkrachten waren te sterk.

De door mij gesproken woorden laten intussen duidelijk zien, waar ik een jaar voordat ik de pastorie introk stond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken