Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoera voor het Leven (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoera voor het Leven
Afbeelding van Hoera voor het LevenToon afbeelding van titelpagina van Hoera voor het Leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.75 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoera voor het Leven

(1959)–J.J. Buskes–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kerkelijke vernieuwing

We wilden een kerk, die waarlijk gemeente van Jezus Christus is, een belijdende kerk midden in de wereld, zo nodig tegenover de wereld, maar altijd voor en terwille van de wereld, altijd solidair met de wereld vanwege de solidariteit van Christus met de wereld, geen maatschappij tot nut van het algemeen, geen hotelkerk met een kamer voor elke richting - van elkaar ontmoeten en samen leven is geen sprake - een kerk, die van Godswege luistert naar het woord van Hoedemaker: samen zijn we ziek geworden, samen willen we gezond worden, geen volkskerk, waarin al wat er leeft in het volk nagist, maar een kerk voor het volk, die aan het volk Gods beloften en geboden verkondigt.

We droomden onze droom, samen met Gravemeyer, Kraemer en Banning, het driemanschap, dat in de jaren na de bevrijding onze hoop en verwachting verbeeldde.

Elk van de drie vertegenwoordigde een bepaald aspect van Gemeente-Opbouw.

[pagina 207]
[p. 207]

Gravemeyer bond ons op het hart, dat de kerk het Woord van God en niets anders dan het Woord van God aan het volk heeft te verkondigen. In het driemanschap was Gravemeyer de man, die met kracht en klem wist te spreken van de dankbare gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en de gemeenschap met de belijdenis der vaderen, maar zo sprekende stond hij met zijn gezicht naar de toekomst en niet naar het verleden.

Kraemer als de zendingsman bond ons op het hart, dat de kerk alleen kerk van Jezus Christus is, wanneer zij luistert naar de opdracht van haar Heer: ‘Gaat dan heen in de gehele wereld’. Discipelschap en apostolaat behoren bij elkaar. De kerk in beweging.

Banning, die van links kwam en rood was, stond naast Gravemeyer en Kraemer in het verlangen alle positieve en vernieuwende krachten in de kerk samen te bundelen en de diepe klanken van het oude evangelie te laten horen aan de mensen van de moderne tijd, niet het minst aan de arbeiders.

Voor de Hervormde kerk, voor het hervormde kerkvolk vooral, is het zeker het moeilijkst geweest om Banning te aanvaarden. De Hervormde Kerk heeft het gedaan, toen zij in de prediking van Banning het evangelie van Jezus Christus herkende en verstond, dat Banning een pionier terwille van het evangelie was.

Deze drie: Gravemeyer, Kraemer en Banning, hebben na 1945 Nederland afgereisd in eenheid des geestes, verlangend Christus en zijn kerk te dienen door haar tot een nieuw inzicht en uitzicht te roepen. Toen deze drie schouder aan schouder stonden en elkaar aanvaardden als dienaars van één Heer en er samen in opdracht van de Hervormde Kerk op uittrokken, was er in ons hart een grote dankbaarheid en een niet minder grote verwachting.

Zou de droom, die we gedroomd hadden, daad worden?

Waar ging het in Gemeente-Opbouw om?

Wij waren ons bewust van de schuld der kerk wat betreft de haar toevertrouwde verkondiging van Jezus Christus als de Heer der wereld. De Hervormde Kerk was veel te veel een in zichzelf besloten kultusgemeenschap en een zakelijk georganiseerd genootschap. Gemeente-Opbouw wilde de kerk aanspreken op wat zij niet in zichzelf maar in Jezus Christus is en mag zijn: belijdende gemeente, die uitgaat tot

[pagina 208]
[p. 208]

de wereld. Wij geloofden dat wij, luisterend naar deze oproep, de afschuwelijke richtingenstrijd zouden overwinnen. Het kerkelijk gesprek werd een werkelijkheid en mensen van verschillende richting vonden en verstonden elkaar in het belijden en verkondigen van Jezus Christus als de Heer der wereld. De tegenstellingen tussen de richtingsblokken werden niet opgeheven, maar wel gerelativeerd. Wij wilden en konden ons niet meer op ons verleden vastleggen. Wij waren bereid, alles opnieuw in beweging te laten brengen door samen te luisteren naar de verontrustende en beschamende oproep van Gemeente-Opbouw: weest kerk van Jezus Christus, weest het nu, in een gedeelde en verscheurde wereld, in een verdeelde en verscheurde christenheid!

Wat dit alles voor de praktijk van het leven der Hervormde Kerk betekend heeft?

Boekencentrum heeft tien jaar na de bevrijding twee boeken uitgegeven, waarin heel het leven en al het werk van de Hervormde Kerk in die tien jaar is vastgelegd: Documenten Nederlandsche Hervormde Kerk en De kerk van het werk. Wie zich in deze beide boeken verdiept, gaat een ding verstaan: de Hervormde Kerk is van een genootschap weer een kerk geworden, een kerk met een synode, die niet meer uitsluitend een administratief lichaam is, maar ook en in de eerste plaats geestelijke leiding geeft.

Dat is het geheim van de Hervormde Kerk: dat zij op weg is waarlijk kerk te worden!

De stichting van Kerk en Wereld en het Seminarie in Driebergen en van het Sociologisch Instituut in Utrecht behoort zeker tot de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis der Hervormde Kerk sinds 1945.

Van de rapporten en herderlijke brieven, sinds 1945 verschenen, noem ik Fundamenten en Perspectieven van Belijden en Christen zijn in de Nederlandsche samenleving. Zonder aan de waarde van andere synodale getuigenissen tekort te doen, meen ik te mogen zeggen, dat deze beide geschriften voor het leven en de opbouw van de Hervormde Kerk van de allergrootste betekenis zijn geweest en nog zijn.

Wat Gemeente-Opbouw voor de verhouding van rechtzinnigen en vrijzinnigen in de Hervormde Kerk betekend heeft, is mij in Amsterdam duidelijk geworden.

[pagina 209]
[p. 209]

In Amsterdam bestond sinds jaren de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden. Zij had een eigen voorganger en eigen kerkdiensten, maar zij was geen onderdeel van de Hervormde Kerk. Haar leden waren belijdende leden van de Hervormde Kerk, maar hun voorganger, Ds Aris, was geen dominee van de Hervormde Kerk. In hun kerkdiensten mocht geen doop en avondmaal bediend worden. Voor doop en avondmaal trok men naar Zaandam, omdat de kerkeraad van Amsterdam geen doopen avondmaalsdienst wilde afstaan. In Zaandam deden de catechisanten van Ds Aris belijdenis. Natuurlijk werden zij dan in de registers van kerkelijk Amsterdam ingeschreven en even natuurlijk ontvingen ze een kerkelijk aanslagbiljet. Door een achterdeur kwamen zij in de kerk, die de voordeur voor hen gesloten hield. Een afschuwelijke situatie. De zaak zat hopeloos vast.

Toen ik in 1943 hervormd predikant van Amsterdam werd, was men goddank aan het overleggen. Na jaren van vervreemding kwam het eindelijk tot een kerkelijk gesprek. Met hart en ziel heb ik aan dat gesprek deelgenomen, in de hoop, dat aan de door mij geschetste situatie een einde zou kunnen worden gemaakt. Natuurlijk was het, wilden wij belijdende kerk zijn, onmogelijk te zeggen: theologische verschillen doen er niet toe, het maakt niets uit, of we rechtzinnig of vrijzinnig zijn, niet de leer maar de Heer! Voor een modus vivendi, die de kerk tot een hotel deformeert, voelden we niets. De bestaande situatie was echter der kerk onwaardig. Met grote voorzichtigheid hebben wij alle mogelijkheden afgetast en met elkaar over ons gemeenschappelijk geloof - niet alleen de fides qua maar ook de fides quae - gesproken. Langzaam maar zeker kwamen wij verder. Met eerbied denk ik terug aan de toewijding, waarmee Aris zich voor dit Gemeente-Opbouwwerk gegeven heeft, het betreurend, dat hij het uiteindelijk bereikte resultaat niet meer heeft mogen aanschouwen. Toen een voorstel tot integratie van de groep vrijzinnig hervormden in de Hervormde Kerk van Amsterdam op de kerkeraad aan de orde kwam, werd het, voorzover ik mij herinner, de eerste keer met een vrij grote meerderheid verworpen. Enkele jaren later staakten de stemmen. Nog een poosje later werd het voorstel met grote meerderheid aangenomen. We hadden elkaar gevonden. In het belijden van ons geloof bleken we zeer wezenlijk één ondanks theologische verschillen.

[pagina 210]
[p. 210]

De rechtzinnigen waren niet vrijzinnig en de vrijzinnigen waren niet rechtzinnig geworden. Ze waren echter wel dichter bij elkaar gekomen, naar elkaar toegeschoven, naar elkaar toe gedrongen. De rechtzinnigen waren vrij gekomen van heel wat fundamentalisme, dat hen verhinderde om in hun belijden waarlijk vrij te zijn. En de vrijzinnigen hadden nog al wat erfgoed uit de vorige eeuw prijsgegeven, dat hen in de weg stond om het rechte te belijden. Luisterend naar het getuigenis van de bijbel werden wij tesamen bevrijd van veel rechtzinnige en vrijzinnige krampachtigheden en vooroordelen, en beleefden we het wonder, samen Jezus Christus te mogen belijden. Het is niet gemakkelijk gegaan. Er is heel wat afgepraat en afgevochten. Veel weerstand moest overwonnen worden. Maar we zijn er gekomen. De jongste generatie van onze kerk in Amsterdam kan zich niet meer voorstellen, dat het eens was zoals het was.

Achter heel deze actie van Gemeente-Opbouw zat het verlangen het oude geloof naar zijn wezenlijke inhoud te bewaren en te beleven, en de overtuiging, dat de gemeente aan deze wezenlijke inhoud ontrouw zou worden, indien zij bleef zweren bij de oude paden en weigerde nieuwe wegen te gaan.

De vrijzinnigen van de negentiende en ook nog wel die van de twintigste eeuw verweten de rechtzinnigen, dat zij van nieuwe wegen niet wilden weten en daarom de resultaten van het historisch kritisch onderzoek, ja, dat onderzoek zelf, afwezen, dat zij bovendien weigerden zeer wezenlijk geconfronteerd te worden met de moderne wereld.

Op een analoge wijze verweten de rechtzinnigen van de vorige en ook nog wel van onze eeuw de vrijzinnigen, dat de confrontatie met de wereld hen de grenzen van kerk en wereld deed vergeten, zodat de kerk tenslotte in de wereld op en onder ging, en dat het historisch kritisch onderzoek bij hen te weinig kritisch tegenover zichzelf was, zodat het de grenzen, waarbinnen het zijn functie op een heilzame wijze zou kunnen vervullen, overschreed in een overschatting van zichzelf en een gebrek aan eerbied voor het bijbels getuigenis en daardoor het eigenlijke van de bijbelse boodschap en het bijbelse geloof deed verloren gaan.

De betekenis van Gemeente-Opbouw lag voor mijn besef hierin, dat in deze opbouw der gemeente rechtzinnigen en vrijzinnigen samenwerkten, in het gemeenschappelijk besef, dat aan de kerk van Godswege de op-

[pagina 211]
[p. 211]

dracht wordt toevertrouwd, in onze wereld en in onze tijd het geloof der eeuwen te belijden, het oude geloof in nieuwe vormen en op nieuwe wegen.

In de Kerkorde van de Hervormde Kerk, die door de Generale Synode op 7 december 1950 aanvaard en door de Algemene Synodale Commissie op 22 december 1950 uitgevaardigd werd, is de invloed van Gemeente-Opbouw voelbaar en tastbaar. Belijdenis en apostolaat worden met elkaar verbonden en op elkaar betrokken. De ordinantie over het apostolaat gaat zelfs vooraf aan die over het belijden. De Hervormde Kerk wordt in ordinantie 9 een Christusbelijdende geloofsgemeenschap genoemd, maar een geloofsgemeenschap, die in de wereld is gesteld om Gods beloften en geboden voor alle mensen en machten te betuigen. In ordinantie 10 wordt gezegd, dat de kerk, in dankbare gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift als de bron der prediking en enige regel des geloofs, in gemeenschap met de belijdenis der vaderen, in het besef van haar verantwoordelijkheid voor het heden en zich strekkende naar de toekomst van Jezus Christus, belijdenis doet van de zelfopenbaring van de drieënige God. Met nadruk wordt bovendien uitgesproken, dat in de kerk alles en een ieder zich heeft te bewegen in deze weg van het belijden der kerk en dat de kerk daarom weert al wat haar belijden weerspreekt.

Dit alles is Gemeente-Opbouw: niet een belijdeniskerk, maar een Christusbelijdende geloofsgemeenschap, niet een kerk die haar belijdenis gelooft, maar een kerk die haar geloof belijdt.

Uit de aard der zaak hebben allen, die door Karl Barth en zijn theologie gegrepen waren en gestimuleerd werden, aan deze kerkvernieuwing van harte en actief deelgenomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken