Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoera voor het Leven (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoera voor het Leven
Afbeelding van Hoera voor het LevenToon afbeelding van titelpagina van Hoera voor het Leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.75 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoera voor het Leven

(1959)–J.J. Buskes–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 222]
[p. 222]

Politieke vernieuwing

In de bezettingsjaren hebben wij onze dromen gedroomd.

Wat hebben we in het gijzelaarskamp en in besloten bijeenkomsten fel en heftig gediscussieerd over de politiek en de politieke vormgeving in een bevrijd Nederland.

Natuurlijk stond het voor zeer velen onomstotelijk vast, dat ook op politiek gebied veel onveranderd, wijl onveranderlijk, terug zou keren. Tot dat vele behoorde voor hen ook de ‘christelijke politiek’ en de ‘christelijke politieke partij’.

Er waren er echter ook, die slechts met tegenzin denken konden aan de terugkeer van ons Nederlandse politieke verleden.

Een groep Amsterdamse predikanten kwam in 1944 en 1945 telkens bijeen, om zich op de vragen van het politieke leven in Nederland na de bevrijding te bezinnen. De antitesebelijdenis van Kuyper, die het politieke leven in Nederland in de vooroorlogse jaren geheel bepaald had, was voor hen onaanvaardbaar geworden. De antitesepolitiek, aangediend en gepropageerd als christelijke politiek, had naar hun overtuiging zowel de kerk als de wereld onnoemelijk veel schade gedaan. Onze theologische inzichten maakten het ons onmogelijk over christelijk politiek te spreken, laat staan christelijke politiek te propageren.

Bij mij thuis hebben na elkaar Drees en Schermerhorn met deze groep predikanten over de politiek na de bevrijding gesproken. Schermerhorn sprak ons meer toe dan Drees. Schermerhorn had meer visie. Drees was toch te veel op het verleden gericht, dan dat hij vat op ons kreeg. Schermerhorn had ons waarlijk iets te zeggen.

Tot onze grote ontsteltenis kwamen na de bevrijding zo ongeveer alle politieke partijen van het verleden terug. Wij hadden gehoopt op een nieuwe partijformatie, wil men op een geheel nieuwe partij. Zover was het echter nog niet. Er werd over een nieuwe partij geschreven, gesproken, nagedacht en gedebatteerd, maar intussen keerden de oude partijen terug: de S.D.A.P. evengoed als de A.R.P. en de C.H.U.

Wat moesten wij?

Op Pinksteren 1945 had de Synode een oproep tot het Nederlandse

[pagina 223]
[p. 223]

volk doen uitgaan. In die oproep herkent men de hand van Banning. In deze oproep zei de Synode tot heel het Nederlandse volk: ‘Bouw uw sociale leven op de grondslag van christelijke gerechtigheid en der onderlinge verantwoordelijkheid. Het evangelie dringt in dit uur van ons volksbestaan tot radicale verandering’. Verder stond in de Oproep: ‘In naam dezer christelijke gerechtigheid vraagt de Synode van heel het volk, in het bijzonder van werkgevers, kapitaalbezitters en arbeiders, dat zij niet zullen terugkeeren tot de schrijnende klassetegenstellingen en felle klassenstrijd van het verleden, maar alle krachten zullen inspannen tot een rechtsorde van de arbeid, waarin de arbeider als verantwoordelijk medewerker wordt erkend en zijn bestaanszekerheid is gewaarborgd’. Met nadruk werd door de Synode uitgesproken, dat de ‘vloek en de schande der werkloosheid’ voorkomen diende te worden.

Wij voor ons meenden, anders dan de anderen, dat wij aan deze Oproep niet wezenlijk zouden gehoor geven, indien wij zouden toetreden tot één van de oude christelijke politieke partijen. Toen kort na de bevrijding in Amsterdam een grote vergadering voor het christelijk volksdeel werd aangekondigd - waar door de A.R.P. en de C.H.U. verzamelen zou worden geblazen - meenden Miskotte en ik, dat wij niet langer konden en mochten wachten en afwachten. Samen met Ds M. Groenenberg, Ds. K.H. Kroon, Ds D. Tromp, Ds A. van Uchelen en Ds H.A. Visser - zeven orthodoxe predikanten uit Amsterdam - besloten wij tot de S.D.A.P. toe te treden en publiekelijk van ons toetreden rekenschap af te leggen in een verklaring.

In die verklaring zeiden wij o.m.: ‘Het is onze overtuiging, dat aan kerk en volk een groote dienst bewezen zou zijn, indien de antitesegedachte, die de kerk vervreemdt van de zakelijke verhoudingen der werkelijkheid en het volk ver houdt van het vertrouwen in de bovenpartijdige strekking van de evangelieprediking, in de politieke strijd werd prijsgegeven. Het is nu naar ons inzicht, het oogenblik om tot een eenvoudige ontmoeting te komen tussen de van elkaar vervreemde en de elkaar miskennende groepen. Het is nu de tijd, dat wij samenwerken op grond van een concreet plan, dat niet de pretentie heeft, eeuwige beginselen te realiseren en dat niet utopisch of idealistisch naar uiterste verten streeft. Wij erkennen het program van de S.D.A.P. van 1937

[pagina 224]
[p. 224]

als bruikbaar uitgangspunt voor zulk een zakelijk streven naar een waarachtige samenleving, waarin onze medemenschen een menschwaardig bestaan kan worden gewaarborgd, de nood van het leven met nieuwe ernst maar gemeenschappelijk kan worden gedragen en de heerlijkheid van het leven met een minder bezwaard geweten kan worden aanvaard in dankbaarheid’.

Gehoorzaamheid aan Gods gebod op politiek terrein zochten we hierin, dat wij daar gingen staan, waar het nuchter toeging, maar waar intussen de naaste werd gediend naar het gebod van het uur. Wij meenden bovendien door dit toetreden een concrete toepassing te geven aan wat de Synode in haar Oproep ons op het hart had gebonden.

In een vlugschrift met de titel Wat bezielt ze? gaven wij een toelichting op onze verklaring. Ik schreef een concept, dat door Miskotte bewerkt en aangevuld werd. In duizenden exemplaren is Wat bezielt ze? door Nederland gegaan.

Wij wezen de christelijke politiek af, maar waren evenzeer afkerig van een neutrale politiek. Ook op politiek terrein wilden wij God dienen, echter uitsluitend door te trachten op dat terrein het rechte te doen, dat wat op een bepaald ogenblik gedaan moet worden, zal er van een menselijke samenleving naar Gods gebod sprake zijn. Met de christelijke politiek wezen wij de antitesebelijdenis af, omdat deze het volk toesluit voor het verstaan van de bovenpartijdige strekking der evangelieprediking. De christelijke politiek annexeerde o.i. op een ontoelaatbare wijze het evangelie als rechtvaardiging van haar doelstellingen. Een zo gehanteerde antitese noemden wij vals en gevaarlijk. Zij wekt de schijn, dat kerk en christendom identiek zijn met reactie en conservatisme. Zij ontneemt aan duizenden de mogelijkheid om tot een zuivere beslissing ten opzichte van evangelie en kerk te komen.

Geen van ons verwachtte van onze stap onmiddellijk tastbaar succes. Wij verbeeldden ons helemaal niet, helden of pioniers te zijn. Wij waren er alleen maar van overtuigd, dat wij ergens moesten gaan staan tot een getuigenis. Wij wilden de oude politieke tegenstellingen, die naar onze overtuiging ziek, bedorven en leugenachtig waren, doorbreken, al wisten wij heel goed, dat wij door een berg van misverstanden en een zee van verdachtmakingen bedolven zouden worden.

[pagina 225]
[p. 225]

Wat medechristenen mij in die dagen geschreven hebben, grenst aan het ongelooflijke. Ik verloochende God en Christus. Ik was een volslagen materialist. Ik wilde natuurlijk kamerlid worden... en zo voort... en zo voort. De meest welwillende tegenstanders noemden ons toetreden tot de S.D.A.P. een symptoom van de verwarring der geesten: ‘Men zou verwachten, dat, indien orthodoxe predikanten achter een banier optrekken, dit niet de rode vlag maar de banier des kruises zou zijn’. Alsof wij de rode vlag beschouwden als een remplaçant voor het kruis. Maar zo moet men wel spreken, indien men van het kruis een banier maakt, waarachter men optrekt in de politieke strijd.

Er waren er ook, die zeiden: ‘U bent te laat en te vroeg! Te laat, want U had al lang voor de oorlog voor het socialisme en tegen de antitesepolitiek moeten kiezen! Te vroeg! U had moeten afwachten, hoe de S.D.A.P., waarin een sterk partijconservatisme leeft, op de Nederlandse Volksbeweging reageerde!’ Te laat! Inderdaad. Ik had deze stap twintig jaar vroeger moeten doen. Maar dat zag ik pas in 1945. In 1925 was ik nog niet zo ver. Het te vroeg wijs ik echter af. Voor een demonstratie als die van Kutter en Blumhardt was er geen plaats meer. Zelfs niet voor het getuigenis van Barth in 1919. Onze stap betekende, dat wij geen dag langer wilden wachten met ons verzet tegen het bestaande. Wij wisten, dat de S.D.A.P. voor grote beslissingen zou komen te staan. Dat was voor ons geen reden om te wachten. wij wilden aan de voorbereiding van deze beslissingen actief deelnemen en de medeverantwoordelijkheid voor de ontwikkeling der S.D.A.P. op ons nemen. Er is geen sprake van geweest, dat het partijconservatisme door onze stap de wind in de zeilen kreeg. En wat van grote betekenis was: in orthodoxe Hervormde kringen kon men niet meer gelijk vroeger met een zekere vlotheid zeggen, dat een christen geen socialist en geen lid van de S.D.A.P. kan zijn. Door onze stap werden voor het bewustzijn van velen noodlottige tegenstellingen doorbroken. Te laat helaas, maar in geen geval te vroeg.

Onze keuze voor de S.D.A.P. en onze brochure Wat bezielt ze? hebben voor velen een bevrijding betekend. Eén van die velen heeft mij verteld, hoe dat in zijn leven het geval is geweest.

Zijn ouders hadden tot de Hervormde Kerk behoord. Uit overtuiging. Aan tafel werd gelezen en gebeden. De kinderen gingen naar catechi-

[pagina 226]
[p. 226]

satie en elke zondag ging het hele gezin naar de kerk. Politiek was men A.R. Hij werkte zelf als jongen op een fabriek, waar hij nu nog een jaar hoopte te werken om dan met pensioen te gaan. Op de fabriek kwam hij met de S.D.A.P. in aanraking. Het was in de tijd van de spoorwegstaking in 1903. Hij hoorde Troelstra, Vliegen en Schaper en werd voor het socialisme gewonnen. Hij werd een overtuigd en vurig S.D.A.P.-er. De wijkdominee, over wie hij met veel waardering sprak, werd er bij gehaald. Die sprak enkel over ongeloof en revolutie. Het was het een of het ander: het kruis of de rode vaan! Vroegere vrienden begonnen hem te mijden. In de kerk werd hij scheef aangekeken. Zelf was hij ervan overtuigd, dat zijn socialisme geen verloochening van zijn geloof betekende. Het eind was toch, dat hij van de kerk vervreemdde. Van de kerk. Niet van het geloof. Zijn meisje voelde met hem mee. Zij trouwden. Er werden kinderen geboren. Aan tafel werd gelezen en gebeden. Vader en moeder geloofden. Maar de kinderen werden niet gedoopt en de kerk speelde geen rol meer. Zij werd beschouwd als de grote tegenstander van het socialisme. Hij kwam nooit meer in de kerk. Toch was er diep in zijn hart altijd het heimwee naar de kerk. Toen deze man op bijna zeventigjarige leeftijd Wat bezielt ze? gelezen had, ging hij de zondag daarop voor het eerst weer naar de kerk. Hij had het gevoel, dat een zwerver na vele jaren weer thuis kwam. Hij deed belijdenis en werd een trouw kerkganger.

Vergist u zich niet in deze man. Hij wil niet, dat de kerk het socialisme zal propageren. Hij kerkt ook niet alleen bij predikanten, die socialist zijn. Te goed weet hij, waar het in de kerk om gaat. De vervreemding was gekomen, omdat de kerk in haar geheel positie koos tegen een beweging, waaraan hij zich met zijn hartstocht voor sociale gerechtigheid gaf. De daad van de zeven Amsterdamse predikanten overtuigde hem ervan, dat er in de kerk iets veranderd was. Deze man had zijn geloof niet verloren. Men denke echter aan de duizenden, die zonder de kerk hun geloof wel verliezen en aan de tienduizenden die zonder de kerk nooit tot het geloofkomen. Toen ik zijn verhaal hoorde, had ik het gevoel, dat wij, ook al hadden wij Wat bezielt ze? alleen voor hem geschreven, het niet vergeefs geschreven hadden.

Toen ik in In de Waagschaal dit verhaal vertelde, schreef Dr. Noordmans

[pagina 227]
[p. 227]

mij: ‘Dat zijn momenten. Als men zoo iets leest, komen er eenige interjecties uit de mond van een lezer. Wel, wel, of zoo iets. Men staat even stil in het leven en geeft de moed nog niet op. De hand maakt een beweging in de lucht en slaat er een gat in. Althans zoo ging het mijn vrouw en mij’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken