Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het 'ezelken', wat niet vergeten was (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het 'ezelken', wat niet vergeten was
Afbeelding van Het 'ezelken', wat niet vergeten wasToon afbeelding van titelpagina van Het 'ezelken', wat niet vergeten was

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.40 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het 'ezelken', wat niet vergeten was

(1910)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XI.

Had ooit iemand aan juffrouw Constance moeten zeggen, dat er een dag komen zou, waarop zij met haar broer, haar eenigen lieveling, haar kind bijna, voor wien zij alles had geofferd, in onmin zou geraken en in onmin blijven, dan had ze die voorspelling als tè gek en tè onmogelijk beschouwd, om er ook maar een seconde ernstig over na te denken.

Reeds den volgenden ochtend, na een nacht van folterende vertwijfeling, wachtte zij een brief of een boodschap van hem, waardoor het misverstand zou worden opgehelderd en het geschil bijgelegd; maar uren verliepen, 't werd middag, 't werd avond, 't werd nog eens nacht, zonder dat hij eenig teeken van berouw of leven had gegeven.

[pagina 107]
[p. 107]

Het Ezelken was in een toestand om er krankzinnig onder te worden. Voor elke andere oorzaak van oneenigheid ware ze zelve smeekend naar hem toe gevlogen; maar voor diè reden, voor de gruwelijke scène om die meid: neen, nooit, liever sterven! Dat kon niet, dat mocht niet, haar gansche wezen kwam er tegen in opstand. ‘Ik of zij, een van beide!’ dreunde en trilde 't onophoudend in haar op, en al zocht zij ook naar duizend middelen om buiten dat dilemma de verzoening te bewerken, aldoor kwam dezelfde folterkeus haar als een nachtmerrie weer aangrijnzen: ‘Ik of zij, geen middenweg!’

- Zij! zij! zij! doar 'n moet-e gien seconde aan twijfelen!’ herhaalde tergend, als een ongeluksbode, juff er Toria. En van afschuw sloeg de oude kwezel haar handen in elkaar en richtte haar tragischverontwaardigde oogen ten hemel, als om God tot getuige van die wandaad op te roepen.

- Moar wa goan de meinschen doarvan zeggen! Wa veur 'n reputoassie goan z' hem geven! schreide wanhopig 't Ezelken.

- Den duvel hêt hem in zijn macht! Ghôôô! Ghôôô! Ge 'n kent het mannevolk nog niet! orakelde onheilspellend de oude dweepster. En op dien toon ging ze door, vage, schrikwekkende rampen voor-

[pagina 108]
[p. 108]

spellend, die het ongelukkig Ezelken van gruwel deden ijzen.

's Avonds van den derden dag had het Ezelken alle hoop verloren. Zij voelde dat het uit was en dat hij niet alleen de eerste stappen der verzoening weigerde te wagen, maar zelfs geen verzoening meer verlangde, ja, geen verzoening met haar wilde. Hij was en bleef onder den duivelschen invloed dier schandlijke meid; niets kon hem meer redden; en 't Ezelken, uitgeschreid en uitgejammerd, begreep dat zij haar verder leven zonder hem had in te richten.

Zij kwam bij juffer Toria en zei:

- Iefer Toria, 'k geleuve da ge gelijk hèt. Mijn broere die es deur 't kwoad bezeten en hij 'n kijkt noar mij nie mier omme. 'K hè ou wel duuzen kiers te bedanken veur ou goedheid, iefer Toria, da ge mij hier die doagen 'n toevlucht hèt gegeven, en 'k hoop uit de grond van mijn herte da 'k ou loater meschien euk ne kier van dienst zal kennen zijn.

Verwonderd keek de oude kwezel op.

- Wa mient-e wel? Wa goa-je doen? vroeg zij.

- Wel, vertrekken, iefer Toria, 'k ben ou al lank genoeg tot last geweest, antwoordde nederig het geknakte Ezelken.

[pagina 109]
[p. 109]

- Vertrekken! Woar noartoe? vroeg juffer Toria.

Ja, dat wist juffer Constance zelve niet. Daar had ze in haar radeloosheid nog niet eens over nagedacht. Zij voelde plotseling haar hopelooze ontreddering en weer kwamen er tranen in haar moegeweende oogen.

- Ala toe toe, zij-je nie wijs dan! bromde goedig juffer Toria. Hier zilt-e blijven, zeg ik ou, tot oneer en schande van die ou versteuten hèt, zeu lank of da ge wilt, zeu lank of da ge leeft, as 't neudig es.

Het Ezelken werd week van dankbaarheid....

- O, iefer Toria, iefer Toria, wa zij-je gij toch broave! Moar wa kan-e 'k ik hier doen! verweet ze zich. Ge 'n hèt gij mij nie neudig; 'k zal ik hier op den heup leupen!...

Juffer Toria werd bijna boos.

- Zwijg, zeg ik ou! knorde zij. Ge 'n peist toch zeker niet da 'k 'n fatsoenlijk, godvruchtig meisken zonder dak noch eten op stroate zal joagen, omdat er ginter 'n schandoal van 'n meissen zit die ou ploats inneemt en ou broere tegen ou opmoakt. Ala, tut tut tut, zwijgt er van, zeg ik ou; ge zil mij hier gezelschap houen en helpen in 't huishouen. Kijk, doar es pen en papier. Zet ou doar neere en schrijft aan ouë fijne menier de páster da g' hier

[pagina 110]
[p. 110]

blijft en dat hij ou al ou dijngen moe zenden.

Het Ezelken gehoorzaamde. Met een bevende stem van ontroering dankte zij nogmaals vurig juffer Toria; en toen ging zij voor 't lessenaartje zitten en schreef.

 

Geachte Broeder.

Met deze laat ik u weten dat ik bij juffrouw Toria Schouwbroeck ben en dat ik in al mijne droefheid nog het groot geluk gevonden heb van daar te mogen blijven. Aangezien het leven op die manier voor mij in de pastorij toch niet meer mogelijk is verzoek ik u van mij al mijne kleeren en alles wat mij toebehoort naar hier te zenden. Ik had nooit gedacht dat het alzoo tusschen ons zou moeten eindigen, maar ik heb ten minste den troost dat ik er hoegenaamd geene schuld aan heb en dat ik alles gedaan heb om het kwaad uit ons gezin te verbannen voor dat het te laat was. Intusschen bid ik den Heer dat hij uwe oogen opent en u toch nooit in zonde doet vervallen.

Ik verwacht dus zoo spoedig mogelijk al mijne kleeren en mijn dingen want ik heb ze noodig.

Uwe diep-bedroefde zuster

Constance Vervaecke.

[pagina 111]
[p. 111]

- Mag 'k 't lezen? vroeg nieuwsgierig juffer Toria, merkend dat het Ezelken den brief in het couvert ging sluiten. En 't Ezelken dorst niet te weigeren.

- Ik zoe 't hem anders op zijn moage gelapt hén; ge zijt er veel te zachte mee. 'K zoe hem verdriegd hén van bij monseigneur te goan, zei de wrokkige oude kwezel, den brief aan 't Ezelken teruggevend.

Juffrouw Constance zuchtte en zweeg. Zij kon haar broeder's handelwijs in geen enkel opzicht verdedigen, maar nogmaals zei haar 't instinktmatig solidariteitsgevoel, dat zij hem ook niet, vooral niet tegenover juffer Toria, bezwaren mocht.

Zij sloot den brief in het couvert, en Aamlie bracht hem naar de bus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken