Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven van Rozeke van Dalen (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven van Rozeke van Dalen
Afbeelding van Het leven van Rozeke van DalenToon afbeelding van titelpagina van Het leven van Rozeke van Dalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.52 MB)

Scans (17.29 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven van Rozeke van Dalen

(1927)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 150]
[p. 150]

XXXIX.

Een der laatste dagen van December, toen al het graan der komende oogsten was gezaaid en reeds in fijne groene stengeltjes uit den grauwen, natvruchtbaren bodem begon op te kijken; toen 't wijde, doodsche veld onder mistig grijze schemerlucht in killen wintersluimer lag, met zwarte en bonte benden kraaien, die er in loom-tragen vleugelslag, als sombere boden van droefheid en rouw, schor-krassend overheen vlogen; toen al het vee weer in de stallen was en ook de kouwelijke menschen rustend na de zomerdrukte in hun dichtgesloten huisjes bij het haardvuur zaten, waarvan de schoorsteenen alom over het land den lichten grijzen rook ten grijzen hemel deden kronkelen;.... op een van die natte, ijzige, triestige winterdagen, greep het huwelijk: het droevig tweede huwelijk van Rozeke van Dalen met Smul plaats. Wat was het toch alles anders geworden dan zij vroeger had gedacht? Waar was de blijde zomeravond waarop zij van haar huwelijksreis met Alfons uit de stad terugkwam? Waar waren de bloemen? waar was

[pagina 151]
[p. 151]

het meisje dat haar een gedichtje voorlas? waar waren de vroolijk-joelende feestvierders om het rood-oplaaiend vuur? - Nu waren zij alleen, geheel en gansch alleen met hun vier vreemde, ergens uit de buurt gevraagde getuigen. Geen enkel familielid; geen enkele vriend! Haar ouders, broers en zusters waren allen onverzoenlijk boos op haar geworden; en ook de jonge barones had haar beschermende hand van haar afgewend. Op een middag was zij op het hoevetje gekomen en had aan Rozeke gevraagd: ‘het is niet waar toch, Rozeke, wat ik heb hooren zeggen, dat ge met zoo'n vent zult gaan hertrouwen!’ en toen Rozeke, in tranen, haar gezegd had dat het wèl gebeuren zou en haar verteld had hoe 't gekomen was, en waarom het nu niet anders kon meer; toen was de barones eerst in verontwaardiging uitgebarsten en had gezegd dat zoo'n schurk bij de politie diende aangeklaagd; maar eindelijk was haar toorn veranderd in medelijden, en vol teleurstelling en leed had ze zuchtend haar schouders opgehaald en was vertrokken. Zij zelve was nu niet gelukkig meer. In 't dorp werd er veel over gefluisterd en Rozeke had het ook gehoord: haar man liep openlijk met andere vrouwen; de oude baron en barones wilden hem op het kasteel niet meer ontvangen en er werd reeds over scheiding gesproken. Overal zag Rozeke rouw en droefheid om zich heen. Zij was zoo jong nog, pas zes en twintig geworden en al het lieve en frissche van haar leven was reeds uitgebloeid of doodgeknakt. Alfons gestorven, haar ouders boos, haar zachte, lieflijke beschermvriendin diep ongelukkig

[pagina 152]
[p. 152]

en van haar vervreemd; en nu dat somber tweede huwelijk van geweld en dwang, van woeste aanranding en van verkrachting, dat huwelijk waarvan zij walgde, maar dat zij aanging uit nood, uit broodnood, voor haar en voor 't bestaan van hare kinderen!

't Was haar te moede als woonde zij haar eigen lijkdienst en begrafenis bij. O, die wettelijke verbintenis op het stadhuis, in die stoffige kamer der secretarie, waar dezelfde mannen die haar liefdeshuwelijk met Alfons bezegeld hadden, nu met onaangename, zure gezichten van verveling en minachting ook haar tweede huwelijk met Smul voltrokken! Dat toonloos, onverschillig gezanik van woorden waar niemand naar luisterde, dat krassen van de pennen op 't papier, dat nauwelijks gebromd ‘proficiat’ van de getuigen; en dan die koude, akelige borrels jenever in de koude ongezellige herbergkamer van 't gemeentehuis, o, wat was het alles hard, en kil, en akelig, en wat voelde zij nijpend al die hardheid, al die nauwelijks bedwongen minachting en vijandigheid om zich heen! En dan in de kerk, de leege, ijzige, sombere kerk, den misprijzenden blik van den pastoor, het valsch gezang van den koster op 't oxaal, en de strenge, korte bevelen van den kerkbaljuw die hen rechts of links duwde, die hen deed opstaan of deed zitten, die hen beval hoe ze zich houden moesten: Het kropte in haar keel, zij had het hardop kunnen uitsnikken en huilen; en meteen knaagde de wroeging aan haar hart, de wroeging over haar geschondene, plechtige belofte op Alfons' sterfbed!

[pagina 153]
[p. 153]

En toen weer, na de kerkelijke plechtigheid, het slenteren in de herbergen, het drinken van borrels in den wrangen rook der pijpen, 't geraas der mannen onder elkaar en zij als vrouw alleen daarbij, gansch alleen, als verloren, zonder iemand die zich met haar bemoeide of naar haar omzag! Zij liep maar mee, als een die er niet bij behoorde en toen zij eindelijk naar de boerderij terugkeerden om te gaan eten, trok Smul voorop met de vier getuigen en kwam zij enkele passen achter, het hoofd gebukt en de oogen vol tranen, als hun slachtoffer.

Zij aten en dronken, Meleken, Vaprijsken en de kinderen mee aan tafel; en toen de maaltijd geëindigd was, trok zij weer haar gewone dagelijksche kleeren aan en waschte met het dienstmeisje de vaten om, terwijl Smul en de getuigen met koffie en borrels aan de kaarttafel zaten.

Toen ze naar hartelust gespeeld hadden gingen zij in de vroege schemering naar buiten en Smul liet hun de boerderij: de schuur, de stallen, de zwijnen, de koeien en de paarden zien. Hij haalde zelfs de merrie en het veulentje uit en liet ze aan den teugel door den boomgaard heen en weer draven, heel trotsch op de mooie beesten die voortaan de zijne zouden zijn.

Rozeke, door hun uitroepingen van bewondering gelokt, kwam even op den drempel kijken. Zij zag de schoone sterke merrie als 't ware hunkerendhinnekend door Smul in toom gehouden, met gespitste ooren en wild-blikkerende oogen, naar de dolle sprongen kijken van het veulentje, dat door Vaprijsken bij den breidel heen en weer tusschen

[pagina 154]
[p. 154]

de boomen werd geloodst. Telkens draaide het hoofd der moeder met de wentelingen van het jong mee en Rozeke dacht opnieuw met tranen in de oogen aan Alfons, die voor het jong en vroolijkhuppelend beestje zijn doodelijke ziekte had opgedaan. - O, grijze, kille, droeve tweede-huwelijksdag! Een heel klein, donker vogeltje, nauwelijks zichtbaar in het naakt-twijgen-gewirwar van een appelboom, zong kort en fijn een doodweemoedig deuntje. 't Was als de stil-trillende klacht van een zwak-lijdend zieltje in de wijde, winter-eenzame verlatenheid. Zij huiverde en met een diepen zucht ging zij weer Meleken helpen omwasschen....

De mannen liepen slenterend verder. Zij wandelden om de akkers heen en kwamen ergens voor een landelijk herbergje, waar zij binnen traden en weer aan 't drinken en kaartspelen gingen. - 't Werd avond, vroege, droeve winteravond; 't werd nacht, kille, nevelige winternacht. - Nog steeds was hij met de mannen uit. - Opnieuw kwam Rozeke huiverend op den drempel staan en keek en luisterde. Alles was stil en eenzaam in den omtrek. De mist sijpelde met zacht geruisch in trage dikke tranen, uit de boomentwijgen in het natte gras; en verder hoorde zij niets dan den langzamen, doffen kadansslag van een enkelen laten dorschvlegel, ergens in een schuur.

Zij ging weer binnen en legde zich te bed. De kinderen en Meleken waren reeds slapen gegaan....

 

Laat in den nacht kwam hij terug. Zij hoorde van verre zijn struikelende voetstappen en rilde van

[pagina 155]
[p. 155]

afkeer en angst. - Hij opende de deur en deed ze weer op 't nachtslot. Heel eventjes bromde daarbuiten de waakhond.

Toen kwam hij op de kamer waar zij lag en kleedde zich sprakeloos uit. - Zij rilde, rilde.... Zwaar zwoegde zijn adem in een benauwende lucht van tabak en drank die om hem heen walmde.

Toen kwam hij bij haar....

Dat was het einde van den eersten dag van Rozeke van Dalens tweede huwelijk....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken